Over de doodgezwegen roman van een ziener
Verstegen als voorloper van Hermans
Door het smaadproces tegen A.F.Th. van der Heijden, het gekrakeel over de biografie van W.F. Hermans en de huidige academische fraude, is de in 1969 uit de handel genomen academische sleutelroman De koekoek in de klok van Judicus Verstegen plots weer uiterst actueel. In dit artikel belicht ik de achtergronden en de hoofdpersonages van deze geruchtmakende roman, waarbij het er alle schijn van heeft dat het boek van Verstegen als ‘legger’ heeft gediend voor Hermans’ roman Onder professoren (1975).
“Het geweten van de intellectueel moet zuiver zijn”. Zes jaar voor de publicatie van Hermans’ geruchtmakende roman Onder professo ren verscheen van de hand van Judicus Verstegen De koekoek en de klok (1969). Deze roman handelt in bedekte termen over de conflicten tussen de hoogleraren Ketelaar-Van Dranen en Colpa-Hoijtink van de subfaculteit scheikunde van de Amsterdamse Universiteit. Het boek is, evenals Onder professoren van Hermans, een zogenaamde sleutelroman. De sleutel bij deze roman verscheen in het blad Student, maar niet van de hand van Verstegen. In die sleutel beweerden anonieme ingewijden dat het waarheidsgehalte van de roman 70 procent bedroeg en dat het heel gek moest lopen als het boek niet zou uitdraaien op een smaadproces. Zij kregen gelijk. Te veel personen herkenden zich in het boek en dreigden met een proces. Vooral prof. dr. W. van Tongeren, volgens de sleutel stond hij in de roman model voor Duivenis, trok fel van leer tegen ‘de asfalten asvaaltliteratuur van geile aap Verstegen’. De aanklacht van verscheidene hoogleraren zou volgens de Amsterdamse rechter-commissaris mr. Verkade worden geseponeerd als de oplage uit de handel werd genomen. Verstegen koos eieren voor zijn geld. Hij wenste geen proces à la de zaak Wiener. Die kreeg in 1967 van de Haarlemse rechtbank een dwangsom van honderd gulden per dag opgelegd als hij niet zou stoppen met de verkoop van zijn boek Seizoenarbeid. Een Scheveningse restauranthouder had die zaak aangespannen omdat hij zich meende te herkennen in een verhaal. In alle stilte haalde uitgeverij Querido alle exemplaren van De koekoek in de klok uit de handel en tevens werd de gehele oplage vernietigd. Verstegen reageerde gelaten op het proces: ‘mijn boodschap is weliswaar in de kiem gesmoord, maar ik ben niet de missionaris waarop men zit te wachten. Anderen zullen doorgaan’. In de korte tijd dat De koekoek in de klok in omloop was, tussen april en juli 1969, kreeg het boek veel aandacht in de dagen weekbladkritiek. Het beleefde zelfs een tweede druk en werd dertien keer gerecenseerd. Kees Fens bijvoorbeeld had de indruk dat er een rapport onder het boek lag. Vanaf 1970 wordt het boek doodgezwegen. Nu fraude in het academisch milieu aan de orde van de dag is, wordt het tijd om de stof der vergetelheid die op deze roman is neergedaald er eens vanaf te blazen.
Tijdsbeeld
“De hoogleraar heeft onbeperkte macht. Hij
is de paus en God tegelijk.” Verstegen heeft te weinig gedaan om de waarheid te maskeren. Amsterdam noemt hij de stad Z, maar de Oudemanhuispoort noemt hij letterlijk en beschrijft hij werkelijkheidsgetrouw. Bovendien valt het gezag van de universiteit in deze roman onder de gemeente en Nederland kent maar één gemeentelijke universiteit, namelijk die van Amsterdam. Verstegen kende het wereldje daar. Hij was er als chemicus opgeleid en was jarenlang redacteur van Propria Cures, het studentenblad van de Amsterdamse Gemeentelijke Universiteit. Propria Cures
was de kweekplaats van artistiek intellect, stelt literair criticus Anne Wadman: ‘de literaire producten van deze Amsterdamse school hebben wel het een en ander gemeen: een scherp analyserende intelligentie, een uiterst kritische beleving van de maatschappij, een spitse, met tamelijk veel cynisme gemengde geest’. De kritiek op de Amsterdamse universiteit in De koekoek en de klok is volgens Wadman geen toevallige coïncidentie en ‘vormt een voortreffelijke achtergrondmuziek bij het Maagdenhuiskabaal’. Het recente studentenverzet ten bate van de democratisering maakt de roman De koekoek in de klok actueel, schreef ook De Nieuwe Linie in mei 1969. Het is de tijd van de democratisering van ons totale onderwijs. Op universitair niveau komt dat onder andere tot uiting door de omdoping van de Tilburgse Universiteit tot Karl Marx Universiteit en de bezetting van het Maagdenhuis. In het voortgezet onderwijs verschijnt in een oplage van 400.000 exemplaren de onderwijskrant Ha die meester…, ook wel de thermometer voor de verhoudingen op onze scholen genoemd. De Landelijke Werkgroep Kritiese Leraren wordt opgericht en het boekje over het schoolse schoolsysteem van Helge Bonset, Nooit met je rug naar de klas, wordt een bestseller.
Dr. Kommer Ezemer
“Afgunst is de meest voorkomende beroepsneurose bij de hoogleraar. Niets schijnt pijnlijker dan het succes van de ander…”
Dat met ‘de rug naar de klas’ was overigens de lesmethode van het hoofdpersonage Dr. Kommer Ezemer. Om zijn leerlingen niet aan te hoeven kijken, schrijft hij de leerstof op het bord uit. Ondertussen is hij bang dat hij met proppen wordt bekogeld. Als zijn angst te groot wordt, draait hij zich met een ruk om: ‘u blijft toch rustig nietwaar?’ Het was een bede, meer dan een bevel, die men verhoorde uit medelijden”. Dr. Kommer Ezemer, volgens
de sleutel ‘ de briljante door de subfaculteitskuiperijen dolgedraaide doctor Van Dranen’, is als fysisch geoloog verbonden aan de universiteit van Z. Ezemer, van Joodse afkomst,
is cum laude gepromoveerd en woont nog bij zijn moeder. Het is zijn ambitie om hoogleraar te worden. Het hoogleraarschap wordt hem echter niet gegund en uiteindelijk verwordt hij tot een drieste aanklager van wantoestanden in het hoger onderwijs. Gevoed door scrupules ontpopt Ezemer zich als een monomaan die blind en nietsontziend zijn gelijk zal halen. Zijn roeping heeft hij duidelijk voor ogen: “Ik ben geroepen om het kwaad te bestrijden.
Ik moet de corrupten ten val brengen en
de vertrapten opheffen uit het stof “. Brain drain is volgens Ezemer het grote gevaar dat het wetenschappelijk onderwijs bedreigt.
Het weglekken van kennis en intellect werkt nivellerend op het niveau van het universitair onderwijs. Omdat het bedrijfsleven veel lucratiever is, kiezen veel wetenschappers niet voor een carrière op academisch niveau. Doen ze dat wel, dan kiezen ze voor het beloofde land Amerika. Daardoor ontstaat de gevreesde technology gap. Ezemer ziet Amerika overigens als een vijandige natie: ‘Dat land laadt zoveel schuld op zich door overal oorlog te voeren’.
Dr. Gordijn
“Hoogleraren worden pas op hun zeventigste afgedankt, omdat in dat beroep seniliteit niet snel opvalt”. Uitgerekend zijn promotor, professor Gordijn, spant wat corruptie betreft de kroon en wordt zijn grootste tegenstrever. Gordijn, volgens de sleutel professor Ketelaar, is een bedrieger zonder morele principes en wars van democratisering. Vooral omdat Gordijn fout geweest is in de oorlog, richt voormalig Joods onderduiker Konrad Ezemer zijn pijlen op Gordijn. Maar die heeft nog veel meer op zijn kerfstok. Hij is een despoot voor studenten, een geniale graaier die valse declaraties indient, een hoogleraar die studenten voor zich laat werken in het bedrijfsleven en het geld in zijn eigen zak steekt, een promotor die academische titels verkoopt, een wetenschapper die in belangwekkende publicaties enkele woorden en de naam van de auteur schrapt, er enkele woorden aan toevoegt en er dan zijn eigen naam onder plaatst, een professor die zijn colleges niet voorbereidt, een voorzitter van de faculteitsraad die wetenschappelijk medewerkers chanteert, een machtswellusteling, een man die zijn eigen vrouw en kinderen haat vanwege hun inertie en bovenal is hij een seksistische vrouwengek. Om zijn vrouwen te kunnen onderhouden, heeft hij meerdere salarissen nodig. Hij werkt tegen forse betaling als adviseur voor meerdere bedrijven. Tot overmaat van ramp komt Ezemer erachter dat Gordijns belangrijkste minnares, de voormalige moffenhoer Debbie, de maîtresse was van Rauter.
Hoewel met het klimmen der jaren zijn vitaliteit afneemt, constateert Gordijn met genoegen dat zijn machtspositie onverminderd sterk is gebleven. Dat wordt op kolderieke en slapstickachtige wijze verwoordals Gordijn zich op de ‘WC voor den hoogleraar’ bevindt: “Waar was de onbezorgde kracht waarmee hij vroeger in het Delftsblauwe bloemhart spoot? Hij druppelde als een kraan met een versleten leertje. Werd hij oud ? Onzin. Hij had de hele faculteit nog in de palm van zijn hand, wachtend op zijn inblazingen. Hij was de onbetwiste meester, de grote tovenaar. Hij slingerde droog en trok door. Schepen braken los van hun kettingen en watervallen stortten zich tomeloos in de diepte. Van het plafond daalde kalk op zijn hoofd neer als poedersuiker op een oliebol.”
Concentrische bollen
“Wij moeten ons conformeren, steeds maar weer conformeren, eventueel naar de corruptie…” Ten overstaan van advocaat Bertels van de commissie voor verzoekschriften van de gemeente Amsterdam verklaart Ezemer: ” het universitair benoemingsbeleid volgt de tradities uit de tijd van de Republiek: het is een onderling gekonkel en gemarchandeer, waar niets van naar buiten doordringt. Het geschiedt achter gesloten deuren en wordt vastgelegd in gesloten boeken. Het Nederlandse volk investeert miljarden in het onderwijs, maar krijgt nooit inzage. Men zegt mij steeds hetzelfde: de universiteit is autonoom, daarbinnen is de faculteit weer autonoom en binnen de faculteit is de hoogleraar weer autonoom. Het is een systeem van concentrische bollen. Niemand is aan iemand rekenschap schuldig…”
Ezemers blinde strijd voor rechtvaardigheid komt hem duur te staan. Gordijn snijdt hem op alle academische wegen de pas af. Desolaat en berooid zet hij zijn strijd voort op een bovenwoning met het snurkend geluid van een vroegtijdig seniele moeder als achtergrondmuziek. Ezemer gaat over op telefoonterreur. Op de meest vreemde momenten, bij voorkeur ’s nachts, belt hij Gordijn. Hij confronteert hem met zijn wandaden en scheldt hem de huid vol. Het eind van deel één doet sterk denken aan Multatuli, die eenzaam op een armoedige zolderkamer in Brussel zijn Max Havelaar schreef: ” Hij ging de trap op. Het was na middernacht, maar hij had geen slaap. Hij deed een vel papier in de schrijfmachine en begon: ‘Adres aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Hoogedelachtbaar college, Geeft met verschuldigde eerbied te kennen: Kommer Ezemer, geoloog, wonende…”.
Als twee druppels water
Bij het uit de handel nemen en het vernietigen van de oplage van De koekoek en de klok, stelde Verstegen gelaten dat hij niet de missionaris was waarop men zat te wachten. Anderen, die het universitair milieu in hun romans een belangrijke rol lieten spelen, waren hem al voorgegaan. Maar dergelijke romans waren geen sleutelromans en zeker niet controversieel. Twee minuten stilte van Karel van het Reve (1959) is een naar eigen zeggen van de auteur een detectivestory. In De vervalsers van Theo Kars (1967), Het kwartet van Henk Romijn Meijer (1960) en Bij nader inzien van J.J. Voskuil (1963) speelt veel eerder het studentenleven een rol. Studenten-typen en Studenten-leven van Klikspaan (1844) is de absolute voorloper van dit genre. Geen van deze werken had ten doel de handel en wandel van de hoogleraren aan de kaak te stellen. Verstegens boodschap werd dus in de kiem gesmoord, maar hij was er zeker van dat anderen de draad wel weer op zouden pakken. Wie waren die anderen? En zijn er duidelijke sporen van De koekoek in de klok bij hen terug te vinden? Heeft de academische romanliteratuur nog meer ‘klokkenluiders avant la lettre’, zoals Ezemer opgeleverd?
Natuurlijk heeft W.F. Hermans uit hoofde van zijn beroep met meer dan bovenmatige interesse kennisgenomen van de schanddaden van zijn Amsterdamse collega’s. Handenwringend moet hij De koekoek in de klok hebben gelezen en met argusogen het smaadproces tegen Verstegen hebben gevolgd. Daarvan getuigt de waarschuwing die Hermans bij monde van prof. dr. B.J.O. Zomerplaag in het nawoord van Onder professoren (1975) plaatste: “geen probleem in de literatuurgeschiedenis is zo hachelijk als dat van de sleutelroman. Er moet uitdrukkelijk tegen worden gewaarschuwd ONDER PROFESSOREN te lezen als een sleutelroman, d.w.z. een geschiedenis die nagenoeg echt zo gebeurd is, met personages die echt bestaan onder andere namen. Daarvan is in dit geval geen sprake.” Gezien de opvallende gelijkenissen tussen beide romans, kan men stellen dat Hermans degene is geweest die het missionariswerk van Verstegen heeft voortgezet. Evenals Verstegen stelt Hermans duidelijk het kleinburgerlijke
en besloten elitair karakter van het hooglerarenkorps aan de kaak. Zo is in Onder professoren criminoloog en ex-SS’er Goudewolf eveneens fout geweest in de oorlog en heeft hij nog steeds anti-joodse gevoelens. De al op leeftijd zijnde professor Gurrie, die vooral interesse heeft in de potentieverhogende bijwerking van Dingelams ontdekking en die verloofd is met een 22-jarige schoonheid, is een kopie van de oversekste Gordijn. Net zoals Gordijn dat deed in De koekoek in de klok, wordt er in Onder professoren indirect geklaagd over het magere salaris van de hoogleraar. In dit geval door mevrouw Dingelam, die schampere opmerkingen maakt over het bedrag verbonden aan de Nobelprijs. De truc met het co-auteurschap en het pronken met andermans veren leest men eveneens bij Hermans: “andere professoren geven hun studenten probleempjes op, welzeker, onbelangrijke probleempjes die ze zelf niet de moeite waard vinden, maar als die dan zijn opgelost, zijn ze niet te beroerd er zelf een artikel over te schrijven. De student die het vuile werk gedaan heeft, mag blij wezen als hij als coauteur wordt vermeld.”
De opmerking van Kaeckebeke over hoogleraren, ‘er zijn erbij die niet eens hun eigen vergeelde dictaat jaar in jaar voorlezen, maar het dictaat van hun leermeester’, lazen we ook in De koekoek en de klok als er gesproken wordt over de manier waarop Gordijn zijn colleges voorbereidt en professor Gerding zijn colleges voorleest. Als in De koekoek in de klok Duivenis spreekt over de hoogte van het salaris en Ezemer vervolgens dat bedrog aan de kaak stelt, wordt dat ‘nagekoekoekt’ in Onder professoren door mr. Taets: ‘de universiteit bestaat voor een belangrijk deel uit bedriegers die, niet langer dan zes maanden per jaar, hoogstens vier uur in de week werken en zich daarvoor een van de hoogste salarissen laten betalen die er in ons land kunnen worden verdiend’. En net als Gordijn heeft ook Roef Dingelam een gruwelijke hekel aan zijn studenten. Dat wordt hem door zijn vrouw nog eens fijntjes onder de neus gewreven: ‘jij moet mij niet zo afblaffen, begrijp je dat? Het zijn ten slotte mijn studenten niet. Het zijn jouw studenten, maar jij weet zelf niet hoe ze eruitzien. En waarom weet je dat niet? Omdat je ’t nooit de moeite waard gevonden hebt ze aan te kijken, daarom’. Sterk herkenbaar in Onder professoren is Ezemers telefoonterreur. Om de drie minuten wordt Dingelam gebeld: “tot diep in de nacht ging de telefoon en zeiden anonieme stemmen hem dat hij een schoft was, een smeerlap, een viezerik, een vuilak, een dief, een politiespion en een moordenaar”.
Het ‘vervolg’ op Onder professoren, het in 1981 verschenen Uit talloos veel miljoenen, biedt eveneens nog wat aanknopingspunten met De koekoek in de klok. Opvallend is wel het motto, een citaat van Jacob Winkler Prins, dat Hermans aan zijn boek meegaf: ‘Niets, wordt er, niets, uit talloos veel miljoenen’.
Het doet sterk denken aan het adagium van Konrad Ezemer: ‘de universiteit is spilziek met talent als de natuur met vissekuit’. Voorts herkenbaar zijn de verwoede pogingen van dr. Clemens van de Wissel om, net als dr. Kommer Ezemer, het hoogleraarschap te verwerven. De sfeer op zijn afdeling ervaart hij hetzelfde als Ezemer ‘bij die afdeling van ons, daar heerst een sfeer van achterbaksheid en intriges, van gekonkel achter elkaars rug, waar je doodziek van wordt’. Zoals bekend stoorde Ezemer zich aan Gordijn die zijn colleges niet voorbereidde. Hermans valt hierover bijna letterlijk in herhaling als hij het heeft over de colleges van Clemens van de Wissel. De oversekste Gordijn krijgt navolging in de personages Zeerijp en Soeteman. Doctor Klaas van Zeerijp loopt achter alle vrouwen aan en moet eveneens er wat bijklussen om meerdere gezinnen te onderhouden. En ook van hem zegt men: ‘dat zal Klaas nog niet meevallen, met zijn lectorsalarisje’.
In navolging van Verstegen en Hermans speelt het academisch milieu in negatieve zin een belangrijke rol in Allemaal projectie van Gerrit Jan Zwier (1980). Hierin neemt de hoofdpersoon, de ongehuwde tweeëndertig jarige antiheld Aart Oldekerk, een loopje met het wetenschappelijk bedrijf door het vervalsen van onderzoeksgegevens. Ook zijn verhaal ‘Nummer 220: De noordkromp’ uit de bundel De noordkromp en andere verhalen (1978) handelt over het gesjoemel aan de Groningse Universiteit, waar publicatiedwang en machtsstrijd hoogtij vieren.
Vooral vanwege zijn seksuele escapades lijkt Bernt Brakhoven, hoofdpersonage in de roman De profielschets van Joke J. Hermsen (2004), als twee druppels water op professor Gordijn uit De koekoek in de klok. Hij draait wat colleges af, ‘een ver beneden gemiddelde inspanning’. De afgelopen twintig jaar heeft zijn vakgroep geen vermaarde publicaties afgeleverd. Er is sprake van ‘recycling science’. Voorts zijn de zwendel bij de benoeming van de hoogleraar en de ondergang van de wetenschapper thema’s die we al kennen uit De koekoek en de klok.
Brakhoven bedriegt zijn vrouw met talloze minnaressen. Knappe studentes matst hij bij het afstuderen en helpt hij aan beurzen: ‘niet de publicatielijst, maar het balboekje van Bernt Brakhoven is de afgelopen jaren doorslaggevend geweest bij het aanstellingsbeleid’. Een manier om de vrouw van je dromen in bed te krijgen, is om haar naam in jouw publicaties te vermelden. Brakhoven noemt dat academisch flirten. Laura, de vrouw van zijn dromen, heeft hij tijdens een symposium in Italië het hof gemaakt. Een soortgelijke echtbreukscene in Italië staat eveneens in De koekoek en de klok. Aan het eind van het boek wordt Brakhoven vanwege seksueel misbruik aangeklaagd. Die klacht leidt tot de gevreesde brain drain van Konrad Ezemer. Brakhoven : ‘Amerika, denkt hij, Amerika. Ik moet als de sodemieter ervoor zorgen dat ik een baan in Amerika krijg’.
Actualiteit
“De universiteit is een slangenkuil waar je
bijt of gebeten wordt.” Trokken Wiener en Verstegen in de literaire smaadprocessen
nog aan het kortste eind, Hermans en Reve speelden het slimmer. Hermans gaf in Ik
heb altijd gelijk de katholieken ervan langs: “De katholieken! Dat is het meest schunnige, belazerde, onderkruiperige, besodemieterde deel van ons volk! Maar die naaien er
op los! Die planten zich voort als konijnen, ratten, vlooien, luizen! Die emigreren niet! Die blijven wel zitten in Brabant en Limburg met puisten op hun wangen en rotte kiezen van het ouwels vreten!” Reve voerde God als een ezel die ‘genomen’ werd ten tonele. Zij moesten zich voor het gerecht verantwoorden. Zij beriepen zich op het feit dat die uitlatingen niet van hen, maar van hun romanpersonages afkomstig waren. Overigens beledigde Hermans niet alleen bevolkingsgroepen. De koningin en Soekarno moesten het eveneens ontgelden. Het hoofdpersonage Lodewijk uit Ik heb altijd gelijk komt terug uit Indonesië en onthult zijn toekomstplannen: “Wou je weten wat ik ga doen? Ik ga helemaal niets doen! Ik spuw op de hele boel, op jullie, op Soekarno, op de Koningin, op alles. Ik schijt erop, ik schijt.” Van het Reve had het trouwens al eerder aan de stok gehad met de overheid. De hem in 1951 reeds toegekende cultuurprijs van 2000 gulden, werd alsnog ingetrokken nadat staatssecretaris Cals was geattendeerd op een masturbatiescène in Reves novelle Melancolia.
En nu, anno 2013, speelt er weer zo’n kwestie als zanger Peter Koelewijn schrijver A.F.Th. van der Heijden voor het gerecht sleept omdat die in zijn roman De Helleveeg schrijft dat boven de viswinkel van Koelewijns ouders in Eindhoven illegale abortuspraktijken zouden hebben plaatsgevonden. Ook Van der Heijden kreeg van de rechter gelijk omdat het hier fictie betrof. Voor wat het fenomeen brain drain betreft, had Ezemer een vooruitziende blik. De rector magnificus van de Radboud Universiteit Nijmegen, Bas Kortman, zegt immers in zijn rede bij de opening van het academisch jaar 2012-2013: “Soms schrik ik ’s nachts wakker, klam van het zweet. Ik heb dan gedroomd dat onze beste mensen en masse naar China verkassen, omdat ze genoeg hebben van krimpende budgetten, topsectoren en de aantasting van hun wetenschappelijke autonomie.”
En natuurlijk maakt ook de biografie over W.F. Hermans De koekoek in de klok weer actueel. Het is genoegzaam bekend dat Hermans het hooglerarengilde verafschuwde. Dat was overigens geheel wederzijds. Professor Tamsma van de Groningse universiteit verklaarde in 1971 dat Hermans ‘een nagel aan onze doodskist is en dat we hem liever kwijt dan rijk zijn’. Dat was dus nog voor het verschijnen van Onder professoren. Uitgerekend een hoogleraar in de universiteitsgeschiedenis, Willem Otterspeer, schrijft nu de biografie over Hermans met als titel De mislukkingskunstenaar. Hermans zal zich vloekend en tierend in zijn graf omdraaien. En we zijn natuurlijk benieuwd wat biograaf Otterspeer te melden heeft over De koekoek in de klok. Of zwijgt hij het boek ook dood?
Rest ten slotte de vraag waarom Verstegen bij het verschijnen van Onder professoren zweeg als het graf. Waarschijnlijk had hij het schaamrood nog op de kaken over zijn debuutroman Legt uw hart daarop (1967). De grote gelijkenis van die roman met Nooit meer slapen (1966) van Hermans was Fons Sarneel al opgevallen. Die sprak in dit verband niet van plagiaat, maar van close imitation. Verstegen zelf zei dat hij zich rot geschrokken was toen hij Nooit meer slapen van Hermans las. Hij verdedigde zich door te wijzen op louter toeval: “De gelijkenis tussen beide romans is louter toevallig. Mijn roman is overigens opgebouwd aan de hand van authentieke gegevens, terwijl Nooit meer slapen fictief is.” De werkwijze van Verstegen, het zich bedienen van authentieke gegevens voor een roman, is hem duur komen te staan. Het leidde tot het uit de handel nemen van De koekoek en de klok.
Conclusie
“Minstens zo indrukwekkend en onvergetelijk als, ieder half uur, het roepen van de koekoek, waren de geluiden die daaraan voorafgingen en de andere, die erop volgden.” (W.F. Hermans, Door gevaarlijke gekken omringd).
Wat de navolging betreft, is het duidelijk dat de verboden academische grieven van Ezemer in andere romans zijn teruggekeerd. Thema’s zoals fraude en corruptie, slechte colleges, de hiërarchische cultuur, salariëring, brain drain en seksuele obsessies van hoogleraren worden in latere universitaire romans onverbloemd aan de kaak gesteld. Het lijkt erop dat Hermans in het gat gesprongen is dat Verstegen heeft achtergelaten. Op zijn zachtst gezegd, is ook hier sprake van close imitation. Mogelijke aanklagers heeft Hermans de wind uit de zeilen genomen door het begrip sleutelroman te neutraliseren. Zoals Verstegen geen zaak à la Wiener wenste, zo wenste Hermans geen zaak à la Verstegen. Het belang van De koekoek in de klok is in onze literatuur zwaar onderschat. Het is de eerste echte academische sleutelroman in onze letterkunde. Door de kritische stellingname en het hoog waarheidsgehalte kan men het boek met recht ‘een academische Bint’ noemen. In 1991 verschijnt van de hand van Annie van de Oever, De universiteit in opspraak, een studie over Amerikaanse en Europese universiteitsromans. Verstegen speelt daarin een marginale rol. Hermans’ schatplichtigheid aan Verstegen komt daarin helemaal niet aan de orde. Waarschijnlijk had Van de Oever alleen beschikking over de recensies. Het boek was immers uit de handel genomen!
De prangende vraag rest waarom er in Nederland aan deze buitengewoon belangwekkende roman na 1969 totaal geen aandacht meer is besteed. Juist vooral het feit dat het boek uit de handel is genomen, rechtvaardigt hernieuwd onderzoek. Het zou helemaal recht doen aan de actualiteit, én aan de academische waarheid, als het boek opnieuw werd uitgebracht!
Laat een reactie achter