Referentieraming: Aantal leerlingen en studenten daalt

copyright Toon Rekkers

Dat volgt uit  de ‘Referentieraming onderwijs 2024: Minder leerlingen en studenten in telling en raming’ van OCW van 25 april 2024. Het totaal daalt, maar het wo geeft tot 2030 geeft nog steeds een lichte groei te zien.

Zo volgden op 1 oktober 2023, 3.694.200 leerlingen en studenten in Nederland onderwijs. Dat zijn  38.800 (-1,0%) minder leerlingen en studenten in 2023 dan in de vorige raming werd verwacht. In alle sectoren waren er minder leerlingen en studenten dan verwacht, met uitzondering van voortgezet algemeen volwasseneducatie (vavo).

De omvang van het onderwijs was in 2023 kleiner dan in 2022, toen er 3.724.600 leerlingen en studenten onderwijs volgden. In deze raming verwacht OCW dat het aantal leerlingen en studenten de komende jaren blijft dalen. Nu volgen  3.694.200 leerlingen en studenten onderwijs. In 2030 zal dit aantal naar verwachting zijn gedaald tot 3.549.200 leerlingen en studenten.

In het primair onderwijs daalt het aantal leerlingen omdat er minder kinderen worden geboren. Nu  zijn er 1.467.200 leerlingen geteld, 12.900 (-0,9%) minder leerlingen dan verwacht. Er zal waarschijnlijk in het po als geheel een daling plaatsvinden van 1.467.200 leerlingen nu, naar 1.434.100 in 2030.

Het vo zal naar verwachting vanaf volgend jaar verder in omvang afnemen van 940.800 leerlingen nu, naar 890.100 in 2030. Belangrijkste reden is de demografische krimp, die in het po ook al een daling van het aantal leerlingen veroorzaakt.

In het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) zijn er op sectorniveau in 2023 1.300 (-0,3%) studenten minder ingeschreven dan er in de raming van vorig jaar verwacht werden.  Het aantal bbl-studenten komt dit jaar op 139.900. In de bol zijn 329.500 studenten geteld, waarmee de bol met 10.200 (-3,0%) studenten kleiner is dan verwacht. Waar er nu 469.400 studenten in het mbo geteld zijn, wordt de populatie in 2030 op 454.500 studenten geraamd.

In het hoger onderwijs (ho) zijn fors minder studenten dan vorig jaar was geraamd. In het hoger beroepsonderwijs (hbo) gaat het om 11.600 (-2,5%) minder studenten (in totaal zijn er 459.700 hbo-studenten) en in het wetenschappelijk onderwijs (wo) gaat het om 9.700 (-2,8%) minder studenten (in totaal zijn er 341.800 wo-studenten). Dat komt omdat het aantal gediplomeerden dat zonder tussenjaar van havo, vwo en mbo (niveau 4) doorstroomt naar hbo en wo lager was dan vorig jaar. Daarnaast is ook de instroom van het aantal internationale studenten lager dan vorig jaar was geraamd.

In het hbo wordt een forse daling van het aantal studenten verwacht, van 459.700 studenten nu naar 409.500 in 2030. Vooral het aantal voltijd-bachelorstudenten daalt. Bij de associate-degree-opleidingen en hbo-masters wordt wel een toename van het aantal studenten verwacht. Het wo groeit nog licht de komende jaren, van 341.800 studenten nu naar 347.300 in 2030.

De Referentieraming presenteert de verwachte ontwikkeling van het aantal leerlingen en studenten voor het bekostigd onderwijs voor de komende jaren. De raming dient o.a. als onderbouwing voor de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). De Referentieraming 2024 (RR2024) van leerlingen en studenten in het Nederlandse bekostigde onderwijs is op 24 april 2024 gepubliceerd.

Bron: Referentieraming onderwijs 2024: ‘Minder leerlingen en studenten in telling en raming’, van OCW van 25 april 2024.

Prognoses voor de afzonderlijke sectoren:

Primair Onderwijs

Voortgezet Onderwijs

Middelbaar Beroepsonderwijs

Hoger Onderwijs

Wetenschappelijk Onderwijs

Algemeen:

Prognoses en Cijfers algemeen

 

 

Geef als eerste een reactie

Laat een reactie achter