29 juli 2008
Denk ich an Deutschland in der Nacht,/Dann bin ich um den Schlaf gebracht,
Ich kann nicht mehr die Augen schließen,/Und meine heißen Tränen fließen.
Gottlob! Durch meine Fenster bricht/Französisch heitres Tageslicht;
Es kommt mein Weib, schön wie der Morgen/Und lächelt für die deutschen Sorgen
Voer voor intellectuelen? Voor betweters? Of gewoon gezeur. U mag zelf een oordeel vellen…
Het schooljaar is nu afgesloten, de leerlingen van de ‘classes préparatoires’ moeten relaxen en toch hun vacantie nuttig besteden. Dochterlief is nu in Berlijn voor een Duitse onderdompeling, er zijn daar heel wat Fransen van haar soort. En Spanjaarden. En Italianen. En vooral Oost Europeanen en zelfs Zuid Amerikanen. Geen enkele Nederlander, daar zijn we toch te goed voor? Ze is al bij de Siegessäule (le mal nommé…) geweest, toen Obama er ook was, haar broers moesten het indertijd met de Loveparade doen… Ze heeft het Duits en het Engels 7 jaar als hoofdtalen gehad + 1 intensief jaar op het Collège Stanislas. De theoretische kennis zal best goed zijn, maar haar lees- en spreekvaardigheid zijn in mijn oren en ogen echt niet best. Berlijn! Berlijn! We hopen maar dat haar verblijf haar openstelt voor datgene waar de Duitsers zo goed in zijn. We verwachten niet dat ze ‘schwärmerisch’ opgaat in ‘Seligkeit und Schmerz’ al zou het misschien een verrijkende afwisseling zijn van de Amerikaanse feuilletons die ze uit het Internet haalt. Helaas is het eeuwigheidgehalte van het Duitse ‘Empfinden’ alleen te doorgronden als men de taal goed beheerst. De meeste (oudere) Franse filosofen, waar er nog zoveel van zijn, hadden dat ook in de gaten en daarom staan bij hun de ‘Dichter und Denker’ )* niet alleen in hoog aanzien, maar ze worden ook nog in de oorspronkelijke taal gelezen. Hopelijk bezoekt zij de musea, ook de kleine zoals die gewijd aan Käthe Kollwitz (1867-1945), niet alleen omdat ze een tijdgenoot was van Camille Claudel (1864-1943) )** , maar ook omdat ze aan haar politieke gevoeligheid op zo’n oer-Duitse manier inhoud heeft gegeven. Jammer dat de Duitse litteratuur zo zwaar op de hand is en moeizaam te assimileren is voor de Franse jeugd die aan Molière, Balzac, Stendhal, Maupassant gewend is, maar ze vindt wel wat bij Böll en Thomas Mann. Initiëring dus. Als het lukt komt ze uiteindelijk wel bij Joachim Fest, Döhnhoff, Viktor Klemperer en Bayreuth terecht, of bij zo’n griezelboek als ‘So fiel Königsberg’, om maar wat te noemen en uiteraard bij Werther. Het Franse systeem heeft grote nadelen (kom daar tzt op terug), maar hoe goed is het hier allemaal nog: maximale kennisoverdracht, parate algemene kennis, leescultuur, ouverture d’esprit, curiosité et goût pour l’effort; des jeunes brillants et volontaires, qui se trouvent ensemble avec une très forte motivation pour réussir une bonne carrière… En een toon die men uiterst zelden in Nederlandse teksten aantreft. Door de algemene kennis te verwaarlozen, door die te vervangen door ‘weten te vinden’ ontzegt men als het ware de volle ontplooiing van het geheugen en overzichtsvermogen. Is er dan nog een conversatie mogelijk over verschillende onderwerpen, als men niet meer in staat is de juiste vragen te stellen en de goede antwoorden te geven? Moeten we allemaal salonunfähige ‘experts’ worden? ‘Une bonne conversation nourrit l’inspiration’, zegt men hier. Allemaal illusies en positieve (?) vooroordelen zou men zeggen, de jongeren geven sowieso de voorkeur aan ‘night clubbing and binge drinking’ boven museumbezoek. Alsof dat niet te combineren valt. Ik weet ook wel dat van al die intellectuele bagage misschien meer dan 80% braak blijft liggen, maar het lijkt mij dat men uit zo’n zeer gedegen kennisbasis moet putten om met de resterende 20% door te gaan en er inhoud aan te geven. Met mijn HBS Frans kon ik één van mijn eerste Franse boeken redelijk goed lezen (Mémoires d’une Jeune fille rangée/Beauvoir, heb er jaren overgedaan te doorgronden wat een ‘jeune fille rangée’ precies inhield en wat voor pleizier men met zoiets vrouwelijks kon beleven), de goede inspirerende lerares was een Leidse academica, ze deed meer dan pure kennisoverdracht. We waren niet rijk, het was geen leuke school en geen leuke stad, eigenlijk één groot zwart gat, ook voor de ongehuwde leraren, maar men kreeg wel een begin kapitaal aan kennis mee en een verankering waar je iets op kon bouwen. Nu zal het wel een oergezellige plek zijn waar de sociale vaardigheid welig tiert en waar de leraren zich laten tutoyeren en populair zijn omdat ze uitjes organiseren, althans zo stel ik me dat voor. Dat men op 18-jarige leeftijd weinig weet en ook niet over talenkennis beschikt is een soort vrijwillige armoede die men met zijn allen deelt. Vriendelijke ‘barbaren’ in de terminologie van Simone de Beauvoir ‘qui ‘ne comprennent pas et brutalisent ce qui les dépasse : le contentement de soi’, er is geen plaats voor ‘les élégances de la pensée’, dan zijn we allen weer gelijk. De maatschappij moet dat dan moeizaam corrigeren. Met pijn in het hart constateer ik dat er weinig intellectuele tegenspraak is, als de Onderwijs Raad weer eens door komt met iets dat meer met afbraak te maken heeft dan met opbouw. Heb het zelfde gevoel wanneer een rector magnificus de ‘internationalisering’ en de noodzaak van verengelsing als geloofsartikelen naar voren schuift, het is het glamour speeltje in de universitaire wereld, vooral als de VS er aan te pas komen en dat terwijl de perverse effecten van het ‘tenure system’ beginnen door te sijpelen… En ook wanneer in een lang artikel in het NRC blijkt dat lezend Nederland de intelligente turpituden van Sartre en Beauvoir door Amerikaanse ogen moet zien, terwijl er juist zo’n goede biografie in het Frans verschenen is (Castor de Guerre/Sallenave). En wanneer ik zie hoe in Nederland het University College van Utrecht als iets goeds door de bocht gaat, die grabbelton van parcelaire kennis, waar men alles door Amerikaanse ogen moet zien, waar men zich een status toe-eigent die evenredig is met de opgewekte manier waarop men zijn eigen identiteit te grabbel gooit. Het enige Duitse boek ‘Der Tod in Venedig’)*** dat in hun boekenkast staat, moeten ze in het Engels lezen, wat blijft er van de emotie over die 2 keer cultureel vervormd wordt en dat zo tegen de Nederlandse traditie van talenkennis indruist… Ja, één dun en zo eenvoudig boek (84 bldz) voor het hele Duitse cultuurgebied, ons buurland, laat dat eens tot U doordringen. Hadden ze maar ‘Die Leiden des Jungen Werthers’ gekozen (Zu altmodisch en dus te moeilijk? Te intellectueel?) dan hadden ze dit in Engelse vertaling moeten lezen: ‘Wenn wir uns selbst fehlen, fehlt uns doch alles…’ en kunnen mediteren dat er nog iets hogers bestaat dan ‘een meisje versieren’, dat niet alles materiële behoeftebevrediging is en dat iets subliems op de meeste gebieden nog kan bestaan, al is het meestal tijdelijk. Lees ook dit, nee luister hier naar: ‘… Ich habe so viel, und die Empfindung an ihr verschlingt alles; ich habe so viel, und ohne sie wird mir alles zu nichts…’, het staat er zo ritmisch eenvoudig, tijdloos, het hoort bij het jong zijn, ook de ouderen kunnen zich daar met weemoed in vinden, het lijkt mij dat in vertaling de essentie verloren gaat. Simone de Beauvoir drukt dat zo uit: ‘J’ai l’air d’une jeune fille qui fait telle ou telle chose, mais je promène un Dieu en moi…’)**** Ik vraag me af hoe zulke dingen ‘up to date’ overkomen, daar bent U, BON-activisten, toch ook voor om niet alles te kwantificeren, in draaiboeken op te nemen, en minimaal over te brengen? En dat U er zich van bewust bent dat er een verband bestaat tussen cultuur, identiteit, taal, ja nationaliteit en de economie? Een Duitser die ‘Die Leiden des Jungen Werthers’ had herlezen formuleerde dat zo: ‘Jungs warten auf den Film. Mädchen lesen das Buch. Deswegen werden nach und nach die deutschen Chefpositionen mit Frauen besetzt’.
Deze week vinden de reetransmissies uit Bayreuth plaats die men op het Internet (br-online.de) kan volgen, dat is ook zoiets waar men van jongs af naar toe moet groeien. Wie daar weleens heeft rondgelopen zal verbaasd zijn geweest over het grote aantal Fransen en de zeldzame Nederlander. Ondanks de Frans-Pruisische Oorlog zijn de Fransen ‘en masse’ er naar toe gegaan, meteen al in 1876. Voor de tetralogie en Parsifal van 1897 zijn het 450! ‘On va à Bayreuth comme on veut, à pied, à cheval, en voiture, à bicyclette, en chemin de fer, et le vrai pèlerin devrait y aller à genoux’ schrijft Lavignac in zijn ‘Voyage Artistique à Bayreuth’ , de ‘Bijbel’ voor de Franse Wagnerianen die in 1919 (!) aan zijn 11e editie toe was. Anders dan de Nederlanders prikken de Fransen de overdrevenheid en rijmelarij door en hebben alleen oog voor wat in de muzikale inspiratie geniaal is. ‘On ne comprend réellement Wagner qu’en allant à Bayreuth, comme on ne comprend Raphaël qu’en visitant les musées d’Italie’, schreef Lavignac in 1897. Ik meen me van vroegere aankondigingen te herinneren dat ook Hilversum mee deed. Dat is inmiddels voltooid verleden tijd. Gelukkig is er nog AVRO-klassiek (dankzij het Internet te volgen), ‘classic’ en vooral ‘light’, iets beters zou als ‘elitair’ worden afgestraft.
‘What concerns me is that in our desperate attempts, as a nation, to be non-elitist, non-judgmental and supremely tolerant. We disavow any structure of learning that might foster the ability to discriminate; that impart the facility to formulate criteria on which to make individual rather than mass judgments. In our commendable fear of certainty, we abandon all attempts to confront issues of religion, morality, the acceptable limits of cultural boundaries and the æsthetics of sight and sound… Only by being provided with the choice and the concomitant ability to choose through the cultivation of the art of discrimination will our young people gain the freedom to select their ‘good’ and reject their ‘bad’ and be in a position to resist the grosser blandishment of commerce and the media’. Daar zitten we collectief midden in, de Fransen voelen dat duidelijk beter aan. Gelukkig is het kapitalisme taai en op termijn aanpasbaar. De zondvloed komt misschien wel, maar niet meteen. De tekst dateert uit 1998….
)* Krijg soms het gevoel dat Nederlanders er ‘Richter und Henker’ er van maken, dus weg ermee.
)** De ongelukkige levensloop van Camille Claudel, de zeer begaafde beeldhouwster, ‘amante’ van Rodin en zuster van de schrijver Paul Claudel houdt de Fransen nog erg bezig, ieder jaar verschijnt er iets over.
)*** Dat een Nederlands jongetje,Wladyslaw Moes, de oorzaak van al die commotie was, zal wel geen keuzecriterium zijn geweest.
)**** Ook zij worstelt met ‘Sturm und Drang’: Twee jaar voordat ze Sartre ontmoette, ze is 16 (!), voelt ze de hunkerende noodzaak ‘d’une présence intellectuelle masculine’ en ook ‘…. il semble déjà attendu, comme la démonstration d’une existence voulue’ zoals ze dat in haar haar dagboek schreef. ‘Doute, boulversement, exaltation’, toen het eenmaal zover was. Zo’n omhoogstuwende anticipatie is fijn om van te dromen, hoog is het inspiratiegehalte, en eeuwige spijtigheid is het loon als men van de koude kermis terugkomt. (uit hetzelfde artikel in Libération)