NIEUWS: BON schrijft minister, Inspectie, NVAO en universiteiten aan wegens schending van de wet door verengelsing

BON heeft vandaag open brieven (hieronder gelinkt en integraal te lezen) verstuurd aan:

met de vraag wanneer deze organisaties gaan beginnen met het handhaven cq. naleven van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), in het bijzonder de artikelen 7.2 en 1.3(5). Eerder voerde BON een rechtszaak tegen de universiteiten van Maastricht en Twente over deze kwestie, die leidde tot veel publiciteit. Onlangs verscheen in de NRC een opiniestuk van BON-bestuurslid Felix Huygen over dit onderwerp. Onder meer door het op grote schaal aanbieden van volledig Engelstalige bacheloropleidingen (inmiddels is bijna 30 procent van alle bacheloropleidingen volledig Engelstalig) overtreden universiteiten namelijk al jarenlang deze wet, met veel schadelijke gevolgen, waaronder de volgende:

  • studenten die een volledig Engelstalige bacheloropleiding volgen, leren geen academisch Nederlands en leren hun vak niet uitleggen aan een breed Nederlandstalig publiek, wat de kloof tussen de universiteit en de rest van de samenleving vergroot;
  • studenten die een volledig Engelstalige bacheloropleiding hebben gevolgd, functioneren minder goed in een grotendeels Nederlandstalige arbeidsmarkt en maatschappij, wat de studenten schaadt, en ook de samenleving;
  • het sterk verminderde belang dat de universiteit hecht aan het Nederlands leidt tot minder betrokkenheid bij en samenhang met de andere onderwijsniveaus, en ook tot het minder serieus nemen van Nederlandse taalvaardigheid in het voortgezet onderwijs, mbo en hbo;
  • volledig Engelstalige bacheloropleidingen zijn minder toegankelijk voor studenten die een migratieachtergrond hebben of relatief meer moeite hebben met taal;
  • in volledig Engelstalige bacheloropleidingen kunnen docenten geen Nederlandstalige onderzoeksliteratuur voorschrijven, noch van studenten verwachten dat zij zich verdiepen in verschijnselen waarvoor kennis van het Nederlands vereist is, wat leidt tot inhoudelijke verschraling en een grotere afstand van de universiteit tot de rest van de samenleving;
  • een onbeheersbare toestroom van internationale studenten leidt tot minder bekostiging per student, grootschaliger onderwijs en meer werkdruk door een ongunstiger student-stafratio, een steeds nijpender tekort aan studentenkamers en verdringing van studenten bij numerus fixus-studies.

We hebben de universiteiten verzocht een einde te maken aan deze onwenselijke en onwettige situatie, door op te houden met het aanbieden van volledig Engelstalige bacheloropleidingen en tracks. (De KNAW heeft dit ook nadrukkelijk aan de regering en aan de universiteiten geadviseerd, in het uitstekende rapport ‘Nederlands, tenzij…’: ‘Bacheloropleidingen moeten in het Nederlands worden aangeboden.’) In plaats daarvan zou in iedere bacheloropleiding minimaal 60 procent van de vakken in het Nederlands gedoceerd moeten worden, zodat alle bachelorstudenten – ook de internationale – weer academisch Nederlands leren, naast het Engels en mogelijk ook andere talen. Het serieus nemen van de landstaal is een noodzakelijke voorwaarde voor duurzame internationalisering van het hoger onderwijs.

Hieronder volgt de volledige tekst van de brief aan minister Dijkgraaf.

 

Betreft: Handhaving artikel 1.3(5) en artikel 7.2 WHW

Geachte heer Dijkgraaf,

Tijdens het commissiedebat in de Tweede Kamer over de Beleidsbrief Hoger onderwijs en wetenschap van 30 juni jl. zei u tot onze instemming: “Er zijn heel veel redenen waarom we het Nederlands als onderwijstaal willen veiligstellen. Dat heeft natuurlijk te maken met de arbeidsmarkt. […] Bij eerdere gelegenheid vertelde een decaan tegen mij: we hebben gewoon fantastische experts in huis op allerlei belangrijke onderwerpen die op dit moment spelen in Nederland, maar als zij niet in het Nederlands kunnen communiceren, kunnen ze ook niet de rol spelen die ze zouden willen spelen in het maatschappelijk debat. Dit is dus een vraag die echt om een antwoord roept.”

Hierin heeft u groot gelijk. Het volledig verwijderen van de Nederlandse taal uit steeds meer opleidingen in het hoger onderwijs is een urgent probleem. Het zorgt voor een steeds grotere kloof tussen de universiteit en de rest van de Nederlandse maatschappij, die grotendeels Nederlandstalig is, voor een slechtere taalbeheersing van universitair opgeleiden, en het leidt volgens de KNAW tot verminderde toegankelijkheid van veel bacheloropleidingen voor studenten die een migratieachtergrond hebben of relatief meer moeite hebben met taal (zie bijlage 1). De gewenste diversiteit van de studentenpopulatie en inclusiviteit van opleidingen worden door deze ontwikkeling bemoeilijkt. Ook kan van studenten in volledig Engelstalige opleidingen niet gevraagd worden Nederlandstalige onderzoeksliteratuur tot zich te nemen en Nederlandse kwesties te onderzoeken waarvoor de beheersing van het Nederlands vereist is. Zo bedreigt de gestage verwijdering van de Nederlandse taal uit het universitair onderwijs onherroepelijk de kwaliteit van dit onderwijs en verengt deze ontwikkeling de blik van de universiteit op de maatschappij als onderzoeksobject. Voor een goed functionerende universiteit is een continue dialoog vereist tussen de Nederlandstalige maatschappelijke praktijk en het voor een aanzienlijk deel Engelstalige wetenschappelijk onderzoek. Ook het ‘overdragen van kennis ten behoeve van de maatschappij’, ook wel valorisatie genoemd (een taak die de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek – hierna: WHW – in artikel 1.3(1) terecht aan universiteiten oplegt), wordt sterk bemoeilijkt door deze ontwikkeling. Universitair docenten die het Nederlands niet machtig zijn en studenten die hun vak nooit in het Nederlands hebben leren uitleggen, zijn hiertoe niet in staat. Zoals u weet, is dit vermogen ook voor studenten in de bètarichting van wezenlijk belang, al lijken de universiteiten van Twente en Eindhoven dit te ontkennen. Deze studenten zullen hun hele werkzame leven op een grotendeels Nederlandstalige arbeidsmarkt last blijven houden van dit onvermogen, en van het feit dat ze zich het academisch Nederlands nooit eigen gemaakt hebben. (Dit terwijl een uitstekende beheersing van de moedertaal de beste basis is voor het leren van het Engels en andere talen, zoals uit onderzoek blijkt.) Ook de samenleving, de maatschappelijke cohesie en onze democratie zullen grote schade ondervinden van dit talige onvermogen en de daarmee gepaard gaande achteruitgang van de kwaliteit van het maatschappelijk debat.

Terecht hecht u ook groot belang aan de samenhang tussen de verschillende onderwijsniveaus, van mbo tot universiteit en het funderend onderwijs. Evenzo terecht wijst u erop dat een opleiding aan de universiteit niet gezien zou moeten worden als ‘hoger’ dan een opleiding in het hbo of mbo. Die samenhang tussen de niveaus wordt echter bedreigd wanneer de officiële landstaal in een toenemend aantal universitaire opleidingen en zelfs op hele universiteiten in onbruik raakt. Als steeds meer universitair docenten de landstaal niet beheersen, wordt de samenwerking van universiteiten met het hbo en mbo verder bemoeilijkt. De kloof tussen praktisch en theoretisch opgeleiden zal daardoor nog verder toenemen, alsmede de maatschappelijke ongelijkheid en de bijbehorende onvrede. Ook valt te verwachten dat vwo-leerlingen de Nederlandse taal en het schoolvak Nederlands steeds minder serieus zullen nemen, omdat hun vervolgopleiding steeds vaker volledig Engelstalig is. Zo komt de positie van het Nederlands als serieus te nemen academische taal én in het onderwijsgebouw als geheel in een neerwaartse spiraal terecht.

Daarbij heeft de instroom van internationale studenten, vooral in de bachelorfase, onbeheersbare vormen aangenomen. Onder meer UvA-bestuursvoorzitter Geert ten Dam slaat alarm. Zij zei tegen Folia: “De UvA kan dit niet meer aan, Den Haag moet ons helpen”, en “toen de UvA begon met het aanbieden van Engelstalige studies, hebben we niet kunnen bevroeden hoe groot de instroom van internationale studenten zou worden”. Door deze ontwikkeling is er steeds minder geld per student beschikbaar, wordt onderwijs steeds grootschaliger, is er steeds minder persoonlijke begeleiding beschikbaar voor studenten en besteedt het onderwijs noodgedwongen steeds minder aandacht aan onderwerpen als taalbeheersing.

In 2017 heeft de vereniging Beter Onderwijs Nederland (BON) dit alles reeds aan de orde gesteld in een petitie waarin de regering werd opgeroepen een einde te maken aan deze doorgeslagen verengelsing. Deze werd in korte tijd ruim 7000 keer ondertekend. In 2018 heeft BON een rechtszaak gevoerd tegen de universiteiten van Maastricht en Twente, wegens het onwettig aanbieden van een groot aantal volledig Engelstalige bacheloropleidingen. Artikel 7.2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) schrijft het Nederlands voor als verplichte onderwijstaal in het hoger onderwijs, tenzij er een incidentele noodzaak is tot onderwijs in een andere taal. Toch is deze uitzondering op vele opleidingen en zelfs op hele universiteiten de regel geworden. Ook artikel 1.3(5) WHW, dat voorschrijft dat universiteiten ‘zich in het kader van hun werkzaamheden op het gebied van het onderwijs wat betreft Nederlandstalige studenten mede [richten] op de bevordering van de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands’, wordt door het aanbieden van volledig Engelstalige opleidingen overtreden. Hoewel de rechter zich in 2018 niet uitsprak over de wettigheid van dergelijke opleidingen, bevestigde de Inspectie van het Onderwijs later dat jaar dat universiteiten hiermee inderdaad massaal de wet overtreden (in het rapport ‘Nederlands of niet: gedragscodes en taalbeleid in het hoger onderwijs’ van december 2018). Vrijwel geen enkele instelling kon de wettelijk vereiste noodzaak tot het aanbieden van volledig Engelstalige bacheloropleidingen aantonen, vermoedelijk omdat van zo’n noodzaak zelden sprake is. Ook mr. Peter Kwikkers, de voornaamste expert op het gebied van de WHW, maakt al jaren duidelijk dat universiteiten de wet hiermee massaal overtreden (zie bijlage 2).

Artikel 7.2 en 1.3(5) zijn in 1992 opgenomen in de WHW op initiatief van uw partijgenoot Aad Nuis, toen Tweede Kamerlid voor D66. Destijds was er al discussie over het Engelstalig maken van veel hoger onderwijs, en Nuis wilde deze ontwikkeling – samen met een overweldigende meerderheid van de Tweede Kamer – een halt toeroepen, omdat hij voorzag dat dit tot grote problemen zou leiden. Het zijn precies de problemen waarin wij nu verkeren, want deze wetsartikelen zijn nooit gehandhaafd.

Hier volgt een citaat van Nuis uit het Kamerdebat over de WHW dat plaatsvond op 18 februari 1992, waaruit zijn vooruitziende blik blijkt:

Aad Nuis (D66): “Voorzitter! Tot slot wil ik een enkel woord aan de voertaal wijden. Vorige week hebben wij daarover in het mondeling overleg overeenstemming bereikt op een manier waarmee, denk ik, iedereen tevreden kan zijn. Ik zeg er toch nog iets over in deze plenaire zitting omdat ik van mijn kant geen twijfel wil laten bestaan over de bedoeling van de bepalingen die bij de zesde nota van wijziging alsnog in de wet zijn opgenomen. Het spreekt voor zichzelf dat het hoger onderwijs een knooppunt is van het internationale verkeer van de geest. Wetenschap, techniek en bestuur zijn zo diep doorgedrongen in de samenleving dat één internationale hoger-onderwijstaal, zoals vroeger het Latijn, een onmogelijkheid is geworden. Overal heeft de landstaal die taak overgenomen, zeker ook het Nederlands. Daarnaast dient iedereen die op een bepaald niveau zijn vak beoefent, grondig thuis te zijn in de talen die het internationale verkeer in dat vak domineren. Dat is meestal het Engels, maar soms zijn het ook andere talen. Men moet dus leren vertalen. Dat is een hele opgaaf, en met de toenemende internationalisering wordt die opgaaf groter. Er zal veel aandacht aan moeten worden gegeven. Eén oplossing voor dat reële probleem is een schijnoplossing, en dat is het elimineren of terugdringen van de landstaal, bij ons het Nederlands, als vanzelfsprekende doceer- en examentaal. Die weg leidt tot verarming van het denkproces voor de student – die leert immers niet goed vertalen – en op den duur tot verarming van het Nederlands. Zeker dat laatste is een verantwoordelijkheid van de overheid die niet aan de instellingen alleen kan worden overgelaten. In de wet dient de richting te worden aangegeven zonder een starheid die de reële eisen van het internationale verkeer zou miskennen. Me dunkt, dat is alvast gelukt.”

Het is nu vijf jaar geleden dat de regering beloofde artikel 7.2 van de WHW scherper te zullen handhaven, bijna vier jaar geleden dat de Onderwijsinspectie constateerde dat de wet op grote schaal overtreden wordt, drieënhalf jaar geleden dat een groep van bijna tweehonderd hoogleraren en andere vooraanstaande personen uit het openbare leven een dringende oproep aan de politiek deed om haast te maken met de handhaving van deze wet (zie bijlage 3).

Toch is er sindsdien vrijwel niets gebeurd; universiteiten zijn doorgegaan met het aanbieden van een steeds groter aantal volledig Engelstalige bacheloropleidingen, en er is ze geen strobreed in de weg gelegd. Nederland valt internationaal uit de toon als land met verreweg het hoogste percentage volledig Engelstalige opleidingen van alle niet-Engelstalige landen. De problemen met de onbeheersbare instroom van grote aantallen internationale bachelorstudenten zijn daardoor alleen maar toegenomen (zie bijlage 4). Door de grotere studentenaantallen zijn opleidingen grootschaliger geworden, zijn de bekostiging per student en de student-stafratio verslechterd, is de werkdruk voor docenten enorm verhoogd, is de kwaliteit van het onderwijs navenant achteruitgegaan, is het voor steeds meer studenten onmogelijk om de opleiding van hun keuze te volgen en is het tekort aan studentenkamers nog nijpender geworden.

Onze vragen aan u luiden als volgt. Wanneer gaat u beginnen met het handhaven van artikel 7.2 en artikel 1.3(5) van de WHW? (Dat u wellicht bezig bent met een nieuw wetsvoorstel op dit terrein, ontslaat u immers niet van de plicht om de huidige wet te handhaven.) Wanneer gaat u een begin maken met het fors terugdringen van het aantal volledig Engelstalige (dus onwettige) bacheloropleidingen in het hoger onderwijs, bijvoorbeeld door het stellen van een duidelijk maximum aan niet-Nederlandstalig onderwijs en het stellen van eisen aan de Nederlandse taalbeheersing van universitair docenten, zoals in Vlaanderen, of door te eisen dat in iedere bacheloropleiding minimaal 60 procent van de vakken in het Nederlands gedoceerd moet worden? (Dit is een haalbaar minimum dat nog aanzienlijke ruimte laat voor Engelstalige vakken, voor zover daar maatschappelijke behoefte aan is – en voor echt tweetalige opleidingen, waarbij alle studenten zowel het Nederlands als het Engels op voldoende niveau dienen te beheersen.) Ook blijkt het in de concurrentie om de internationale student voor opleidingen financieel interessant om te verengelsen. Zou u deze perverse prikkel uit het systeem kunnen halen, bijvoorbeeld door het voor universiteiten financieel lonender te maken om een Nederlandstalige bacheloropleiding aan te bieden dan een volledig Engelstalige (waarmee ze ook nog eens de wet overtreden)?

Het serieus nemen van de landstaal is een noodzakelijke voorwaarde voor duurzame en gebalanceerde internationalisering van het hoger onderwijs, die in ieders belang is. Op dit moment gebeurt dat niet. Internationalisering is nu gericht op het binnenhalen van enorme aantallen studenten en op schaalvergroting, in plaats van op het gericht aantrekken van internationaal talent in vakgebieden waar vraag naar is. Alleen de overheid kan daar verandering in brengen; deze verantwoordelijkheid kan niet alleen aan de instellingen worden overgelaten, zoals Aad Nuis terecht stelde. Handhaving van de genoemde wetsartikelen zou moeten leiden tot gecontroleerde krimp, waarbij het aantal studenten op alle universiteiten geleidelijk afneemt, de bekostiging per student toeneemt, opleidingen kleinschaliger worden en de universiteit meertalig is, in plaats van eentalig Engels (zoals nu al bijna het geval is in Twente en Eindhoven).

Wij zien uw antwoord graag binnen een redelijke termijn tegemoet, in het belang van goed hoger onderwijs in Nederland.

Hoogachtend,

namens de vereniging Beter Onderwijs Nederland,

Ad Verbrugge, voorzitter

Felix Huygen, bestuurslid


Wilt u onze acties ter versterking van het Nederlands in het hoger onderwijs steunen?
Word dan nu lid van de vereniging Beter Onderwijs Nederland (voor slechts 20 euro per jaar).

Geef als eerste een reactie

Laat een reactie achter