Op 22 april jl heeft de inspectie voor het onderwijs de jaarlijkse staat van het onderwijs gepubliceerd. Door de coronacrisis was daar in de media en in de politiek weinig aandacht voor. Volkskrant columniste Aleid Truijens vatte het kernachtig samen. Ook wij luiden hier opnieuw de noodklok. Dat deden we ook bij de staat van het onderwijs 2019 en de staat van het onderwijs 2018. Telkens werd met cijfers onderbouwd dat ons onderwijs al lang en steeds verder achteruit ging, telkens reageerden de ministers met weinig gevoel voor urgentie: er ging toch ook veel goed en we moeten vooral niet zwartepieten (lees: de oorzaken analyseren), maar schouder aan schouder werken aan nóg beter onderwijs (lees: de bestaande machtsstructuren en raden in stand houden). Onderwijl lijken de voorbereidingen voor Curriculum.Nu en voorstellen voor herziening van de bevoegdheden gewoon door te gaan. Paul Rosenmöller liet bij Eénvandaag fijntjes weten dat hij van verschillende kanten hoorde dat er nu door de Coronacrisis grotere stappen naar digitalisering gezet werden in één maand dan anders in vijf jaar. Wat is dat toch? Het moet voor iedereen volkomen duidelijk zijn dat er grote problemen in het onderwijs zijn. Er worden ook al jaren grote plannen bedacht en deels uitgevoerd. Studiehuis en tweede fase, competentieonderwijs, zelfsturende leerlingen, onderwijs op maat, de rekentoets, Onderwijs2032, Curriculum.Nu, het lerarenregister, van vakken naar thematisch onderwijs, digitalisering etc etc. Geen van die veranderingen heeft ook maar iets opgeleverd, integendeel. Niet heel vreemd, want aan geen van die voorstellingen ging een analyse vooraf van wat er werkelijk mis is met het onderwijs.
Laat een reactie achter
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.