Op vrijdag 15 maart wordt er gestaakt in alle sectoren van het onderwijs. Het water staat de leraren in alle sectoren aan de lippen. Op alle niveaus zijn er grote problemen. De rode draad is het ontbreken van voldoende faciliteiten om het werk uit te voeren en het gebrek aan zeggenschap over de invulling van de werkzaamheden. Ook het te lage salaris is een probleem. Bewindslieden proberen het imago nog op te vijzelen door het een mooie roeping te noemen. Werken in het onderwijs is geen roeping; het is waardevol werk maar het is ook gewoon een betaalde baan.
De problemen kennen een lange voorgeschiedenis. Al bij de invoering van de HOS-nota in de jaren tachtig werd gewaarschuwd voor een dalend niveau door het verdwijnen van academisch geschoolde docenten in het VO. Bij de invoering van het vmbo aan het einde van de jaren negentig werd gewaarschuwd voor een naderend tekort aan technisch opgeleide leerlingen. Voor dergelijke waarschuwingen was geen glazen bol nodig; gezond verstand en kennis van zaken waren voldoende. De leraren gebruikten hun gezonde verstand maar ze werden massaal genegeerd.
De commissie Dijsselbloem constateerde in 2008 dat de overheid haar kerntaak, zorgen voor goed onderwijs, ernstig verwaarloosd had. De adviezen werden terzijde geschoven en er kwamen geen verbeteringen.
Een selectie uit de problemen van het laatste decennium: het groeiende tekort aan bevoegde leraren, leerlingen lezen en rekenen steeds slechter, de problemen met Passend Onderwijs, het gesteggel rond het lerarenregister en de Onderwijscoöperatie, het kritische rapport van de Onderwijsinspectie over de verengelsing in het hoger onderwijs, het examendrama in Maastricht en de lumpsumfinanciering. Het is een stevige score die een diepe onvoldoende oplevert voor de overheid. Een tweede commissie-Dijsselbloem zal snel klaar zijn met het opstellen van een rapport: de overheid zorgt nog steeds niet voor goed onderwijs.
Het wordt tijd voor de overheid om haar kerntaak serieus te nemen: geef alle leraren hun vak terug en geef hun tijd en ruimte om de toekomstige generaties goed op te leiden.
Werd het lerarenregister niet mede ingevoerd om het imago van de leraren op te vijzelen? Moet de veschuiving van de eisen voor de onderwijsbevoegdheid van kennis van het te doceren vak naar pedagogisch-didaktische vaardigheden niet gezien worden als een eerste stap om de leraren hun vak (en hun status) af te nemen? Is de fixatie op gelijke kansen er niet de oorzaak van dat de onderbouw van het vwo minder universitair gericht is en niet door eerstegraads docenten gegeven hoeft te worden?