De lezertjes van Donald Duck (Een Vrolijk Weekblad) kennen hem allemaal: Willie Wortel. Beroep: uitvinder. Geholpen door zijn onnavolgbare assistent Lampje. Alles wat Willie of anderen zich wensen, dat kan hij uitvinden. Stel dat Willie zich buiten Duckstad zou vestigen en aan de kost zou willen komen, dan zet hij een bordje in de tuin ‘W. Wortel, uitvinder’ en de klanten stromen toe.
Zou het in het echt ook zo werken? Stel, ik spijker een bordje op mijn deur met ‘B. Wijntuin, reparateur‘ en ik zet iets vergelijkbaars op mijn homepage en in de Gouden Gids. Zouden de mensen geloven dat ik uiteenlopende zaken als wasmachines, computers, auto’s, fietsen, kunstgebitten, horloges, fornuizen, voetbalschoenen, CV-ketels, herenpantalons, TV-schotels, vitrage en sieraden kan repareren? Nee natuurlijk. Een aantal wanhopigen en/of gestoorden zou zich melden, natuurlijk. Maar die melden zich altijd en overal. De rest van de mensheid beseft dat een reparateur slechts een beperkt aantal dingen kan repareren. Dat noemt men dan ook zijn vakgebied. Kortom, bijna niemand gelooft dat ‘reparateur’ een echt beroep is.
Stel dat ik mezelf ‘vertaler’ noem. De eerste vraag is dan toch van wat in wat? Russisch-Frans is toch iets heel anders dan Engels-Swahili. Ook ‘leraar’ is een behoorlijk vaag begrip. Het scheelt nogal of je tekenleraar of scheikundeleraar bent. Dat de mensen dat accepteren komt omdat iedereen de associatie met een klas vol kinderen heeft.
Toch ontstaan er steeds meer vakken en beroepen met zo’n vage, algemene aanduiding.
Ontwerper, ontwikkelaar, producent, toetsmaker, onderzoeker: wat zijn dat eigenlijk voor beroepen? Je kunt je daar pas een idee van vormen wanneer het vakgebied erbij genoemd wordt.
Ontwerper van stoelen, ontwikkelaar van fotorolletjes, producent van margarine, maker van intelligentietests, onderzoeker van bodemgesteldheid. Of ontwerper van computersoftware, ontwikkelaar van Vinexwijken, filmproducent, maker van natuurkundevragen, marktonderzoeker. De verschillen zijn evident. Iemand die foto’s ontwikkelt en afdrukt doet iets heel anders dan een projectontwikkelaar in de bouwwereld; margarine en film zijn totaal andere dingen. Toch kom je nietszeggende beroepsaanduidingen als onderzoeker met de regelmaat van de klok tegen. In het beroepsleven hoeft dat niet erg te zijn, want daar blijkt uit de dagelijkse praktijk wel wat je nu eigenlijk moet onderzoeken.
Maar in het onderwijs is het veel erger. Je ziet dwaze ‘vakken’ als ontwerpen en onderzoeken op steeds meer scholen. Wát gaan we ontwerpen, en hoe zouden we dat moeten kunnen zonder vakkennis? Wát gaan we onderzoeken, zonder dat we thuis zijn op een vakgebied? Je kunt net zo goed de schoolvakken vertalen en repareren invoeren.
Waar zou dit verschijnsel vandaan komen?
Reacties zijn gesloten.
Ontwerpen
Een vroege opleiding ‘ontwerpen’ is bedacht en/of opgezet door Stan Ackermans, aan de Technische Universiteit Eindhoven, in de tachtiger jaren, als een soort master-opleiding, maar dan voor ingenieurs. In die opleiding zat dus al ingebakken dat je eerst een doctoraal in een ingenieursopleiding moest hebben. Prima. Niets mis mee.
De tachtiger jaren waren jaren van hoge werkloosheid, dat heeft ook iets te maken met het ontstaan van nieuwe vakken. Aan de Nederlandse universiteiten ontstonden Europa-studies, Japan-studies, in die tijd mogelijk ook communicatie-studies.
Dan komt er altijd wel een moment dat anderen door het eerste succes geïnspireerd raken, en de klepel overnemen omdat ze de klok (de inhoud) niet zien.