Moeten de onderwijssalarissen wel uit de lump sum?

Er zijn 2 redenen waarom het mis gegaan is met de salarissen van het onderwijs en daarmee met de qualiteit van de leraren  en vervolgens met de qualiteit van het onderwijs.

De ene reden is de onvoldoende qualitatieve outputcontrôle door de overheid; de andere de halfslachtige marktwerking.

Met qualitatieve outputcontrôle door de overheid bedoel ik externe contrôle door een van de scholen losstaand lichaam op de prestaties van de leerlingen op afsluitende examina, zoals bij voorbeeld het staatsexamen VWO of HAVO (die zouden in de plaats van het voor scholen normale eindexamen moeten komen). Bij de beoordeling van de prestaties van de leerlingen zou natuurlijk ook gekeken moeten worden naar het ingangsniveau van de verschillende leerlingen alsmede het aantal keren dat ze zijn blijven zitten.

Scholen die falen krijgen minder subsidie en de docenten daardoor minder salaris, zodat elke leraar er baat bij heeft dat hijzelf en zijn collegae hun best doen.

Met marktwerking bedoel ik in de eerste plaats het scheppen van meer keuzemogelijkheden voor ouders en leerlingen. Als iedereen die 30 leerlingen bij elkaar gekregen heeft met recht op subsidie een school mag oprichten (bij voorbeeld een basisschool, een VWOschool, een MAVO-school of een MBO-school) leidt dat tot meer keuzemogelijkheden voor ouders en leerlingen. Omdat er meer varianten zijn en omdat iedereen maar een beperkt aantal gelijkgestemde personen hoeft te vinden om er een variant bij te maken. Mammoetscholen kunnen zich dan geen verlies van onderwijsqualiteit veroorloven en worden zo gedwongen om meer geld aan lerarensalarissen uit te geven en op salaruissen van managers en bestuursleden alsook huisvesting te bezuinigen.

Om het voor scholen aantrekkelijk te maken op de wensen van de ouders  en studenten in te spelen zoude zij al recht op de maximale subsidie moeten hebben als hun leerlingen aan minimale maar tevens hoge outputeisen voldoen. Ouders kunnen dan kiezen voor scholen die op bepaalde gebieden (bij voorbeeld Bildung, ambiance of sport)iets extra’s doen. Ouders zorgen er dan dus voor dat de school een tweede qualiteitscontrôle op moeilijk meetbare zaken die zij belangrijk achten. Zo wordt het recht van ouders om mede over de opvoeding van hun kinderen te beslissen gerespecteerd.

Als je het onderwijs zoals boven beschreven is wil inrichten ligt het voor de hand om alle scholen voor hetzelfde onderwijstype een zelfde bedrag per leerling als subsidie te geven. Het is dan aan de medewerkers van de school en eventueel de ouders om in overeenstemming met de speciale wensen van ouders of leerlingen uit de doelgroep het gebruik van het subsidiegeld te optimaliseren.

Het weghalen van de lerarensalarissen bij de lump sum kan in principe de mogelijkheid van scholen om met optimaliseren de beste resultaten te halen in de weg staan. Voor een vrije school is bij voorbeeld de bouwsstijl van het schoolgebouw van groot belang. Het Nederlandse onderwijs zit vol met halfslachtigheden die elkaar in de weg zitten. Door de lerarensalarissen uit de lump sum te halen voegt men in principe een halfslachtigheid toe.

BON zou het verwijderen van de lerarensalarissen beter eerst in een groter verband kunnen zien voor zij zich daar voorstander van verklaart.

7 Reacties

  1. Laten wij goed onderwijs

    Laten wij goed onderwijs definiëren als het efficiënt overdragen van kennis en inzicht. Ook het efficiënt leren gebruiken van verworven kennis en inzicht kan er onder vallen. We weten dat dat vooral goed gebeurt door leraren die goed opgeleid zijn in het leervak dat zij doceren, dat zij “boven de stof staan” die zij aan hun pupillen moeten overdragen. Hoe kan het gebeuren dat grote scholengemeenschappen (en die hebben de meeste leerlingen van een jaargang) er toch goed mee weg komen als zij vooral matig opgeleide en daardoor dus goedkope leraren in dienst nemen?

    Eén mogelijkheid is om de leerlingen langer over de leerstof te laten doen. Als je de hoeveelheid en de kwaliteit van de leerstof constant houdt en verspreidt over meer lessen kun je met minder goede leraren uit maar je moet er dan wel meer van hebben of ze meer uren laten werken. In het eerste geval kun je dat gedeeltelijk terug verdienen omdat je leraren goedkoper zijn. Als je de norm voor het aantal lesuren per week voor een leraar verhoogt heb je zelfs pure winst. Het gemakkelijkste is om ook nog het niveau te laten zakken. T.o.v. de leerlingen, die onnodig extra tijd in de klas moeten doorbrengen, is dat onoirbaar management. Met goede docenten zou het VWO bij dezelfde exameneisen vijfjarig kunnen worden.

    Een andere mogelijkheid, die boven al aangestipt is, is het laten dalen van het niveau. De beoordeling van de examenonderdelen wordt immers elk jaar aangepast aan de door de leerlingen behaalde resultaten. De beoordeling is dus niet absoluut (dwz t.o.v. een voorafgestelde norm die er voor moet zorgen dat het niveau van het betreffende examenonderdeel in de loop van de jaren constant blijft) en natuurlijk zakt het niveau van de eisen om te voorkomen dat de norm telkenjare naar beneden bijgesteld moet worden. De exameneisen voor de klassieke talen zijn daarvan een sprekend voorbeeld.

    Bekend zijn ook geworden de grote verschillen tussen de cijfers van de schoolexamens en de opgaven van de centraal schriftelijke examens.

    Een scholengemeenschap heeft nog een extra mogelijkheid om haar slechte resultaten te verbergen: afstroming. Confrontatie met die mogelijkheid ken ik als vader van een leerling uit eigen ervaring.

    Zelfstandige Gymnasia hebben die mogelijkheid niet, willen ook in de onderbouw eerstegraads docenten hebben en stellen zwaardere toelatingseisen. In de onderbouw hebben de leerlingen minder uren per leervak en de schoolexamens in de bovenbouw zijn meestal zwaarder dan in de VWO-afdelingen van scholengemeenschappen.

    Dat de scholengemeenschappen het zich kunnen permitteren om in de onderbouw met tweedegraders of slecht betaalde eerstegraders te werken komt door het ontbreken van concurrentie. Scholengemeenschappen beconcurreren elkaar nauwelijks op het gebied van docenten en al helemaal niet als het gaat om efficiency bij het overdragen van kennis en inzicht. Dure docenten zijn prohibitief voor mooie gebouwen en een pyramidale scholenstructuur met aan de top hoge salarissen en intelligente docenten op de werkvloer geeft maar last. Het klokkengelui van de zelfstandige Gymnasia verstoort weliswaar de idylle die de scholengemeenschappen opgebouwd hebben maar de meeste zitten vol en nieuwe kunnen haast niet gesticht worden, zodat de overlast voor de scholengemeenschappen beperkt blijft. Maar zodra het mogelijk zou worden om vele kleine scholen zonder overhead te starten zal ook weer geconcurreerd kunnen worden op de kwaliteit van de leraren en zullen die weer adaequaat betaald worden.

  2. Nou Mailmaison, het liefst

    Nou Mailmaison, het liefst zou ik ALLES weghalen uit de lumpsum, maar om te beginnen de lerarensalarissen. Dat maakt het voor de schoolbesturen onmogelijk om ten koste van leraren de klassegrootte te verhogen en onbevoegden in te zetten.

     

    Daarnaast pleit ik er zo langzamerhand voor om eens te onderzoeken hoeveel uren leraren (lekker administratief te boek als onderwijsgevend personeel) taken doen die niet met onderwijs geven te maken hebben. Ik denk aan het schrijven van onderwijsplanningen, de zorgtaken, de bureaucratie rond de examinering, de kwaliteitszorg, de open avonden, de controle op leerplicht, de extra oudergesprekken, de coördinatie van een vakgroep etc. etc.

    Door docenten zoveel taken te geven kun je op papier een gunstige verhouding docent-anderen presenteren, terwijl sommige docenten slechts zeer ten dele onderwijs geven.

  3. Allemaal waar, Hinke, maar

    Allemaal waar, Hinke, maar ook allemaal terug te voeren op het ontbreken van redresserende concurrentie en degelijke resultaatcontrôle. En die 2 laatste dingen wil ik juist veranderen. Ik ben er van overtuigd dat als omtevreden leraren of/en ouders tegen een schoolbestuur kunnen zeggen "jullie bekijken het maar, wij gaan een eigen gesubsidierde school oprichten" en dat geen loze mededeling betreft wanneer het oprichten van een kleine school gemakkelijk is en dat dan al die door jou beschreven geniepigheden niet (meer) gebeuren omdat haast al die kleine schooltjes met meer succes zullen opleiden voor 100% staatsexamens dan de huidige scholen dat doen voor de huidige eindexamens. De resultaten die leerlingen op een volledig extern examen halen staan, als zij voldoende zijn, immers garant voor de kwaliteit van de opleiding. Het betekent wel dat niet meetbare verworvenheden zoals reflecteren, zelfstandig werken, in groepjes werken en het maken van papers moet vervallen. Het slecht beoordeelbare en daarom tevens fraudegevoelige beoordelen op reflexieverslagen en het evenmin goed te evalueren competentiegericht leren moeten dan ook vervallen. Gelukkig zijn er voor het VWO en de HAVO al einexamenvervangende staatsexamens.

    De structuur van een kleine vrijgemaakte school kan vele gedaanten hebben. Een collectief, een maatschap, een vereniging etc. Allerlei voorschriften die de kwaliteit van het onderwijs moeten waarborgen kunnen dan in de prullebak. Tegenover de immense vrijheid staat dan een financieel risico voor alle medewerkers dat substantie krijgt als de resultaten van de leerlingen op de externe examens tegenvallen.

  4. De afgelopen jaren zijn er

    De afgelopen jaren zijn er miljarden extra naar de scholen gegaan. Intussen zijn de klassen niet kleiner geworden, de weektaak van de leraar is niet verlicht, en de salarissen zijn niet gestegen. Ra, ra hoe kan dat?

    De oorzaak hiervan is onomstotelijk de lumpsum. Alleen daardoor konden de besturen zichzelf topsalarissen geven, allerlei overbodige managementsfuncties creëren, veel te dure schoolgebouwen neerzetten, "te dure" hoog opgeleide ervaren docenten vervangen door beun de haas, speculeren met geld dat voor onderwijs bestemd is, geld verkwisten aan zinloze PR en dure externe "deskundigen" om het competentiedenken er in zinloze studiedagen door te drukken.

    De eerste en minimaal noodzakelijke maatregel om hieraan een eind te maken is het oormerken, oftewel uit de lumpsum halen, van het geld dat voor lerarensalarissen bestemd is, en daarbij de leraren weer betalen naar opleidingsniveau, zodat het voor universitair opgeleiden weer interessant wordt om voor het onderwijs te kiezen, zodat het niveau van met name de bovenbouw van havo en VWO niet steeds verder afglijdt.

  5. “de oorzaak hiervan (dat er

    “de oorzaak hiervan (dat er miljarden extra naar de scholen gegaan en intussen de klassen niet kleiner geworden zijn, de weektaak van de leraar niet verlicht is, en de salarissen niet gestegen zijn) is onomstotelijk de lumpsum” lijkt een onwrikbare zienswijze maar het gaat hier toch om een manier waarop je er tegen aan kijkt, om een invalshoek. Voor mij ZIJN er twee andere “onomstotelijke” redenen. Eventueel slechts één reden namelijk omdat er een balance ontbrak. Bij een grote vrijheid om het geld van anderen te besteden hoort een strenge controle. De vroegere MO-examens voor leraren stonden op zichzelf en je kon de prestaties van een opleiding daarvoor van de resultaten bij de examens aflezen. Het bleek tot een verrassend goedkoop opleidingssysteem te leiden. Mét de invoering van de Lump Sum had men ook moeten invoeren dat alle opleidingen alleen maar met een staatsexamen afgesloten kunnen worden. Om beter zicht te krijgen wat op maximaal haalbaar is en ruimte te creëren voor zaken die langs die weg moeilijk te controleren zijn moet het oprichten van een nieuwe school een fluitje van een cent worden. Voor die extra’s kunnen dan ouders en kinderen kiezen. Scholen hebben ontdekt dat als je allemaal weinig geld uitgeeft aan het primaire proces dat ongestraft blijft. Produktcontrole alleen is dus niet voldoende en er moet concurrentie zijn. Geen oligopolisten verenigd in verschillende onderwijs raden. Je kunt als “onomstootbare” oorzaak van het verval van het onderwijs ook opgeven dat de Lump Sum maffiose figuren aantrekt. Die andere dingen zijn dan geen oorzaak meer maar gevolg. Ook als je de lerarensalarissen uit de Lump Sum haalt ben je er niet zeker van dat er geen wegen voor zelfverrijking overblijven.  Denk bij voorbeeld aan het geval van de Vlaamse studenten.

    Mijn indruk is dat balanceren tussen een financiële carte blanche en regelgeving niet werkt. Op beide schalen worden steeds meer gewichten gelegd en ten slotte breek je een arm ervan. Terug naar de tijd van vóór de Mamoethwet zou op zich een goede oplossing zijn. Maar vanuit de gegroeide situatie kun je het onderwijs het beste redresseren door een combinatie van volledige Lumps Sum, externe resultaatcontrole en een vrij markt zonder oligoposlisten volledig te verwezenlijken.

  6. Het wordt nog gekker, JTS. De

    Het wordt nog gekker, JTS. De lumpsum is tussen 1997 en 2010 verdubbeld. Schoolbesturen krijgen, bij een gelijkblijvend aantal leerlingen, twee keer zoveel geld om onderwijs van te realiseren. Na inflatiecorrectie is dat een stijging van inkomsten van pakweg 70%.

     

    Nu blijkt dat een aantal scholen jonge instromers in het beroep te weinig begeleiding geven. Die jonge leraren hebben daar last van. Terwijl scholen allang geld krijgen via de lumpsum om die begeleiding van te betalen. Maar niet alle schoolbesturen doen dat dus. Andere prioriteiten, kennelijk. 

     

    En wat zegt onze nieuwe onderwijsminister? Dat ze het redelijk vindt als oudere leraren hun BAPO inleveren, zodat met dat geld jonge leraren kunnen worden begeleid. Kortom, het investeren in jonge leraren moet uit de zak van de oudere leraren komen.

     

    En bedenk: op een dag zijn wij allemaal oudere leraren. Die BAPO-regeling is er niet voor niets. Als afschaffing leidt tot meer ziekteverzuim en meer WAO-gevallen onder afbrandende leraren, is goedkoop hier heel erg duurkoop.

     

    Het wrange: als schoolbesturen hun verantwoordelijkheden niet nakomen en de *dubbele* lumpsum niet besteden aan zoiets essentieels als het inwerken en bijscholen van nieuwe collega's, dan spreekt Bussemaker niet die besturen aan, maar dan klopt ze het geld uit de zak van andere leraren. Hoe gezouten wil je het hebben?

     

    Dit dan bovenop de nullijn (4 jaar en langer), de vergroting van klassen en de uitbreiding van de lestaak, waarmee schoolbesturen de bezuinigingen in het onderwijs opvangen. Terwijl er zoveel alternatieven zijn voor bezuinigingen dan het primaire proces, getuige de ontwikkeling van de OCW-uitgaven (zie figuur).

    bit.ly/TE6gZ5

     

  7. “inwerken en bijscholen van

    "inwerken en bijscholen van nieuwe collega's gebeurde 40 jaar geleden naar mijn weten niet, Desalniettemin slaagden de meeste beginnende leraren er toch in om goed werk te leveren. Omdat het vroeger meestal zonder kon vraag je je af waarom zo iets kostbaars nu wel nodig is.

Reacties zijn gesloten.