Falende toetsing bij Nederlands

Aleid Truijens heeft het in haar kolom “Leerling als hond die door een hoepel springt” vandaag over het verband tussen de manier waarop op het CS eindexamen Nederlands geëxamineerd wordt, de drang om examens van subjectieve beoordelingsrisico’s te ontdoen en er om kosten te sparen zo veel mogelijk automatisering in te brengen alsmede de tegenzin en minachting die leerlingen voor het vak Nederlands hebben. Vroeger maakte een opstel deel uit van het eindexamen. Maar de vaardigheid om een opstel (Truijens: dat álles toetst) te schrijven werd tot “niet toetsbaar” verklaard en aan het schrijven van een opstel op het eindexamen werd een einde gemaakt. Ook zal een rol gespeeld hebben dat het goed beoordelen van een opstel veel tijd kost en onderwijs moet tegenwoordig op een koopje (Behalve als het over de salarissen van hooggeplaatsten gaat). In Frankrijk, dat tros op zijn taal en cultuur is, zou zoiets niet mogelijk zijn; daar moet men zelfs voor het vak filosofie een opstel meken. Het is bizar dat de wens om objectief en economisch te toetsen de invulling van een vak in grote mate mag beïnvloeden. De meest bekende uitdrukking daarvoor is “het kind met het badwater weggooien”. Een belangrijk doel van Nederlands is dat iemand leert om gedachten helder en levendig te verwoorden en daarvoor is juist een opstel erg geschikt. Mevrouw Truijens heeft bovendien proefondervindelijk vastgesteld dat de gesloten toets niet toetst wat hij moet toetsen. Om een goed resultaat te behalen bij de meerkeuzentoets heeft men meer aan toetstraining dan aan goede kennis van Nederlands. Zonder toetstraining haalde zij voor het eindexamenwerk alleen maar zesjes, zelfs bij het beantwoorden van vragen over een stukje dat zij ooit zelf geschreven had. Een overtuigender bewijs dat men bij het inrichten van het examenonderdeel Nederlands op het CSE verkeerde keuzes gemaakt heeft is nauwelijks nog te bedenken. Een aanvullend argument is dat het de vraag is of oefenen in geleide tekstverklaring veel bijdraagt aan het vermogen om later geheel op eigen kracht een tekst te analyseren.

Wat betreft het geringe aantal punten dat men voor correct spellen kan halen ben ik het niet met Aleid eens. Een spelling die eist dat je in woorden van Griekse komaf de κ in een translitteratie aangeeft met een c (omdat de Romeinen dat ook deden? Maar ze spraken de c wel altijd als k uit!) is niet serieus te nemen.

Het is uitgelekt, lang geleden, dat de leraar Nederlands mij voor mijn opstel een duidelijke onvoldoende wilde geven en de gecommitteerde een duidelijke voldoende. Ik geloof er wel in dat een opstel niet goed objectief beoordeeld kan worden en dat dus de vaardigheid om opstellen te schrijven ook slecht objectief toetsbaar is. Alles bij elkaar genomen zou zo wel het opstel als de gecommitteerde bij Nederlands moeten terugkomen. Overigens was het mij bij Nederlands nooit duidelijk wat ik eigenlijk leren moest. Bij vreemde talen wel; daar moest je veel woordjes stampen en in de onderbouw moest je de grammatica kunnen topassen. Misschien is dat eerste te verklaren uit het veel lezen in een kwaliteitskrant; de Rotterdamse Courant. Veel lezen is belangrijk voor een goede taalontwikkeling. Mevrouw Truijens hield het volgende stukje lofrede over het opstel:

“Er bestaat een opdracht die álles toetst. Taal en denkvermogen, fantasie, stijl, spelling en woordenschat, een toets die een beroep doet op het hoofd en het hart: het opstel. een mooie afsluiting van levendig literatuur- en taalonderwijs”. En zo gebeurden het ook voordat de onderwijshervormers en de onderwijseconomen zich aan het onderwijs vergrepen.

Ook hier ligt volgens mij nu een taak voor BON

Seger Weehuizen

10 Reacties

  1. Aleid heeft het weer eens

    Aleid heeft het weer eens kort en krachtig opgeschreven.

     

    De toetstirannie van het Cito heeft veel onderwijs kapotgemaakt, al was het maar om de Cito-toetsen decennia lang hebben versluierd wat er aan daling van prestaties optrad.

     

    Overigens is dit geen typisch Nederlands probleem, maar speelt het internationaal ook.  Vandaar dat Nederland nog steeds topscores haat op intelligentietests zoals PISA en TIMSS.

  2. Alarmering is okay maar niet genoeg

    Goed stuk van Seger Weehuizen. Vooral als je zelf de Volkskrant niet hebt. Discussie tussen examinator en gecommiteerde is dus uit den boze, de makkelijke meting bepaalt iemands aanleg voor de eigen taal. Dat zal dan wel een makkelijke taal ook worden. Ik heb Aleid Truijens hoog zitten  en nu dus Seger ook, maar toch moeten we van dat klagerige toontje af vind ik. Als 'de trend' er een naar gemakkelijkheid is en je gaat voor kwaliteit dan moet je niet te vaak die toon aanslaan, maar uitzien naar wapens of  gereedschappen waarmee je de gemakzuchtigen kan treffen. Kunnen we als BON dit verhaal niet aankaarten op een niveau waar mensen aan het roer staan, adviseurs ofzo? Zitten we als BON niet aan bij vergaderingen waar dit ter sprake komt op hoog niveau, ik weet het niet? Ik ben er voor om die schakel tussen klacht en verantwoordelijke zo klein mogelijk te maken. Het apel van Seger en Aleid verdient het om wat mee te doen vind ik. Daar zit de hele filosofie van BON in verpakt!

  3. Reden tot nuance en enig voorzichtig optimisme

    Wat het wedervaren van het schrijfexamen betreft, geef ik graag een aanvulling. Het examen schrijfvaardigheid (voorheen de tweede 'zitting' van het schoolvak Nederlands) is niet per 1998 verdwenen, maar overgeheveld van het centraal examen naar de schoolexamens. Daarvoor waren twee op zich behoorlijke redenen.

     

    Ten eerste is de schrijfvaardigheid van een leerling niet te meten met één enkele zitting. Daarvoor zijn er teveel toevalsfactoren in het geding, waarvan de toevallige bui-van-de-dag en de inhoud van de schrijfopdracht de bekendste zijn. Aanzienlijk beter in toetstechnisch opzicht is om een leerling meer teksten te laten schrijven en zijn vaardigheidsniveau op basis van die diverse prestaties optimaal te schatten. Ziedaar: het schrijfdossier. En de verantwoordelijkheid van de scholen om daar iets van te maken.

     

    Ten tweede werd er geklaagd over een mis-match tussen hoe de leraar onderwezen had (als het daar al van was gekomen) en hoe het CITO de schrijfvaardigheid toetste. Leraren claimden dat het eerlijker is de leerling te beoordelen naar de richtlijnen van de leraar die hem in opleiding had. Ook daar zou overheveling van centraal naar schools niveau een probaat middel voor moeten zijn.

     

    Ik zal mij niet verstouten tot een algemene uitspraak over de kwaliteit van de schoolexaminering van schrijfvaardigheid anno 2012, want daartoe ontbreken mij de feiten. Maar mijn indrukken zijn niet erg gunstig. Daarvan getuigen ook de waarnemingen van vele universitair docenten die hun handen ten hemel heffen bij het aanschouwen van de ontvangen schrijfsels, terwijl diezelfde eerstejaars van hun leraren Nederlands toch echt bijna allemaal een zes, zeven of acht kregen voor hun schrijfexamen.

     

    Hoewel OCW verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de examinering, doet de minister – had u het soms anders gedacht – alsof haar neus bloedt. Zij vroeg het CITO om een oordeel over de kwaliteit van de schoolexaminering, en nam genoegen met een rapportje over de kwaliteit van de examentoetsen die scholen kochten bij externe partijen (zoals het CITO). Het schrijfexamen fabrieken leraren doorgaans zelf, dus vonden CITO en OCW dat dit geen nader onderzoek verdiende. 'Vertrouwen aan het veld geven' doe je als politica als het je goed uitkomt.

     

    De beëindiging van het Centraal Examen schrijfvaardigheid bij Nederlands was dus geen keuze van het CITO, maar een politieke keuze van OCW, met de belofte van voordelen die scholen zelden waarmaken, hetgeen OCW hoegenaamd niet interesseert.

     

    Tot de vakvereniging protesteerde tegen de ondermaatse kwaliteit van het Centraal Examen Nederlands. Oftewel: van verantwoordelijke vakdocenten moeten we het weer hebben. De aanhoudende voorzitter kreeg OCW in beweging, en nu zijn het CvE, CITO en een afvaardiging van de vakvereniging bezig een nieuw CE Nederlands in elkaar te zetten, mét een extra zitting voor schrijfvaardigheid.

     

    Hoe dat nieuwe examen er uit komt te zien, is voer voor een volgend bericht.

  4. Bedankt voor deze aanvullende

    Bedankt voor deze aanvullende informatie, Michel.  Houd ons buitenstaanders op de hoogte.  

    Ik krijg de indruk uit je verslag over de huidige situatie dat die zo ingewikkeld is, dat afglijden van het niveau van taalbeheersing en taalverzorging makkelijk versluierd wordt.

    • Als slagers hun eigen vlees

      Als slagers hun eigen vlees mogen keuren, is de kwaliteit van het vlees doorgaans gelijk aan de kwaliteit van de slager. Dat is dus niet zo'n goed systeem als je zeker wilt stellen dat de kwaliteit van het vlees boven een bepaalde algemene norm ligt. En ik dacht dat examens daar nu juist voor bedoeld waren.

       

      Helaas worden zowel onder slagers als onder leraren mindere goden geteld. Bovendien hebben sommige slagers last van een burgemeester die komt vertellen dat hij zijn kritische keuringsrapport moet verfraaien omdat anders het dorp een slechte naam krijgt.

       

      Zou het echt helpen als we voortaan slagers beloonden naar de door hun klanten afgenomen kilo's hamlappen?

       

      O ja, dat gebeurt al. De excellente Kiloknallers.

       

  5. Dat het eindexamen een

    Dat het eindexamen een momentopname is, klopt als een bus. Het is wel een bijzondere momentopname.  Maar het is toch altijd weer verbazingwekkend om te zien hoe verspillend er wordt omgesprongen met al die informatie die uit de voorgaande schooljaren bekend is.  Examenfetishisme?  Waar dan Jaap Dronkers, de Onderwijsraad en Marja van Bijsterveldt nog weer een overtreffende trap van hebben gemaakt. De lat moet omhoog, niet waar?  Dat laatste vind ik ook, hartgrondig zelfs, maar dan toch wel langs een andere weg.  

    We zijn in ons onderwijs de laatste tijd sterk in het opbouwen van portfolios.  Waarom niet een portfolio van opstellen, proefvertalingen, proefwerken?  Bij een onverwacht afwijkend resultaat op het CSE kan daar op worden teruggegrepen: daarbij gaat ok de school, de leraar, met de billen bloot. Prima systeem, lijkt me.  Dus: gewoon het opstel terug in het CSE.   O ja, dan is er dus zowel het oordeel van de eigen leraar, als van de tweede beoordelaar: welke zwakzinnigen houden er nog steeds zonder dwingende argumentatie aan vast dat die oordelen GEMIDDELD moeten worden?  Ieder oordeel is dat van een expert, de leerling heeft recht op het hoogste gegeven cijfer.  Publiceer de resultaten.  

    • Eén moment, éen opdracht is

      Eén moment, éen opdracht is niet voldoende voor een valide bepaling van iemands schrijfvaardigheid. Het is alsof het CBR een rijexamen invoert van slechts twee minuten, waarna de examinator tot een besluit moet komen. Een deugdelijke meting van een complexe vaardigheid heeft meer meetmomenten nodig.

       

      Dat zou inderdaad heel goed met een schrijfportfolio kunnen ('schrijfdossier'). Dat was niet voor niets de standaard die methodoloog en schrijfdeskundige Huub van den Bergh aanbeval voor het examenprogramma Nederlands (versie 1998).

       

      Maar veel leraren bleken dat toch wel erg ingewikkeld te vinden (mijn bevinding is dat er altijd een deel van de leraren bestaat dat de simpelste dingen nog ingewikkeld vindt). Dus bestaan de meeste schoolexamens schrijfvaardigheid volgens mij weer uit één enkele zitting ergens halverwege het examenjaar. Tel uit je winst.

       

      Ben, je hebt groot gelijk als je stelt dat 'al die informatie uit voorgaande schooljaren' veronachtzaamd wordt bij de examinering. Op de eerste dag van het examen begint elke leerling met een schone lei. De gedachte is die van de 'meesterproef': "Laat aan het einde éénmalig zien wat je waard bent; je prestatie van dat moment achten we de beste schatter van je werkelijke capaciteiten".

       

      Bij die laatste aanname kunnen vraagtekens worden geplaatst. Zeker als complexe, minder gemakkelijk te meten vaardigheden in het geding zijn.

       

      Dat laat overigens onverlet dat ook eerdere metingen (dan de ultieme) toetstechnisch door de beugel moeten kunnen. Want garbage in = garbage out. Ik zie geen bezwaar om een leerling die in de loop van havo-4 en havo-5 op een aantal *echte* schrijftoetsen louter *echte* zessen en *echte* zevens behaalt, te laten slagen ondanks een 5 voor zijn CE schrijfvaardigheid (terwijl ik anders zo streng ben op het CE!).

       

      De vraag wordt dan wat we onder *echte* schrijftoetsen met een *echte* normering verstaan, en hoe die te verkrijgen. Daarvoor standaarden ontwikkelen zou een mooi doel kunnen (=moeten) zijn van een door OCW te financieren projectclub met gemotiveerde examenleraren Nederlands en dito toetstechnisch/inhoudelijk bekwame onderzoekers. Onafhankelijk van private partijen (potentiële aanbieders).

       

      Maar zoals we in Nederland 'de informatie uit voorgaande schooljaren' negeren, zo negeren we ook de voorhanden academische expertise, en wordt het onderwijsbeleid bepaald door politieke i.p.v. rationele argumenten.

  6. Dronkers, de Onderwijsraad,

    Dronkers, de Onderwijsraad, en Van Bijsterveldt herinneren mij aan de examenpraktijk in de middeleeuwse universiteiten (die mag je best vergelijken met de eindexamens havo en vwo): de student werd pas door zijn eigen meester voorgedragen om examen af te leggen, wanneer die laatste ervan overtuigd was dat het een geslaagde onderneming zou worden.  Die eigen meester mocht zelf niet examineren — wat een heel verstandige regel is — en liep het risico van reputatieschade wanneer de student zou falen. Wat overiegns geloof ik nooit voorkwam, tenzij om andere dan inhoudelijke redenen.  Het examen was dus gegarandeerd in zijn uitkomst, maar omdat het een publieke vertoning van scherpzinnigheid was, stond er toch wel veel op het spel.   Herkennen we iets in deze beschrijving? Jazeker: het hedendaags promotieonderzoek en de promotie.  Helemaal geen gek systeem, waanneer althans de gemeenschap oplet dat er geen niches met uitwassen ontstaan.  

    • Vandaar mijn voorstel om de

      Vandaar mijn voorstel om de examencorrectie (of het nu om lees- of om schrijfvaardigheid gaat) als volgt te organiseren.

       

      Nu is het model dat leraar A het examenwerk van leraar B controleert. En vice versa.

       

      Veel beter is het model waarin leraar A zijn examenwerk ter beoordeling afstaat aan leraren B en C; leraar B aan leraren C en A; en leraar C aan leraren A en B.

       

      Niemand beoordeelt zo het werk van zijn eigen leerlingen. En iedereen heeft geen spat minder werk te verrichten dan nu het geval is (twee sets leerlingwerk beoordelen).

       

      Deze kleine ingreep in de organisatie heeft twee prettige effecten: de slager keurt geen eigen vlees (waardoor Jantje die een vier verdient geen zes krijgt) en sommige slagers gaan harder aan 't werk (zodat Jantje geen vier verdient maar een zes). (En om dat laatste is 't te doen.)

       

      Inderdaad: de eigen leraar moet zorgen dat zijn leerlingen klaar zijn om de ultieme proef te ondergaan. En wel de proef om over de lat van zijn collega's heen te springen. Lijkt me niks mis mee. 

       

      Dit kost OCW niks. Dit kost leraren geen extra werk. Het is een kwestie van willen. Maar ik vrees dat het daar nu juist op stukloopt.

       

      • Het is een prachtig voorstel.

        Het is een prachtig voorstel. Maar ja, veel te simpel om er politiek mee te scoren?  Zijn er eigenlijk verliezers bij dit voorstel? Ik zie ze niet.  Ik heb inderdaad wel eens eerder pijnlijk kennisgemaakt met koudwatervrees bij leraren, het spijt me dat ik moet zeggen.  Want het zou toch mooi zijn wanneer een beweging van onderop, vanuit de lerarenorgansiaties of de coöperatie, die voorstel naar Den Haag zou brengen.

         

Reacties zijn gesloten.