Diplomavruchtbaarheidssubsidie

Zou een politieke partij, nieuw of reeds bestaand, garen kunnen spinnen met een programma waarin één van de doelstellingen is om voortaan overheidssubsidie te baseren op diplomavruchtbaarheid? Vanzelfsprekend bedoel ik daarbij niet home made diplomata van onderwijsinstellingen zelf maar door de overheid verstrekte diplomata die geheel buiten onderwijsinstellingen om verstrekt worden op grond van resultaten van examina die geheel losstaand van onderwijsinstellingen plaats vinden. Ik denk dat het de moeite waard is om dat te onderzoeken en om, als dat onderzoek positief uitvalt,te pogen om langs deze omweg onderwijs te verwezenlijken dat zich houdt aan de 10 geboden van BON.

Er zijn beslist een groot aantal ouders die over het huidige onderwijs ontevreden zijn en die, ongehinderd door overheidsbemoeiing, het heft in eigen handen willen nemen. Zij  komen dan vanzelf terecht bij een politieke partij met liberale beginselen zoals “Wat de burger beter zelf kan doen moet niet door de overheid gedaan worden” terecht. Tot hun schrik zullen zij bemerken dat zodra het op onderwijs aankomt, partijen met een liberale achtergrond, zoals de VVD en D66 die achtergrond verloochenen. Voor een partij die in een regeringscoalitie met de PvdA zit is dat nog begrijpelijk maar waarom D66 dat doet niet.

BON heeft zich nooit weten los te maken van het idee dat onderwijs geüniformeerd moet worden. De onderwijsvernieuwers maken er een potje van en daarom zou AL het onderwijs aan de 10 geboden moeten voldoen. Zowel om tactische reden als principiële reden kan BON zich beter van deze monomanie  bevrijden. Weliswaar moeten overal in Nederland kinderen onderwijs volgens de 10 geboden kunnen krijgen maar ouders moeten ook voor een ander soort onderwijs kunnen kiezen. Gemeenschappelijk blijft de waarde van de overheidsdiplomata waaraan elk type onderwijs het recht op overheidssubsidie ontleent. Omdat die diplomata verstrekt worden op grond van examenresultaten wordt subsidiabiliteit uiteindelijk beoordeeld op opgedane kennis en inzicht en bij eindopleidingen soms ook op vakbekwaamheid. Hier komen de opvattingen van BON over goed onderwijs en verantwoording voor de goede besteding van overheidsgelden bij elkaar: schoolverworvenheden moeten gemeten kunnen worden.

De politieke neutraliteit die het bestuur van BON in acht neemt heeft, ondanks haar contacten op hoog niveau in de politiek het verwezenlijken van de doelstellingen van BON niet binnen handbereik gebracht.  In het bijzonder toont het recente besluit van minister Bussemakers om de mate waarin leraren professionele zeggenschap over het uitoefenen van hun vak terug krijgen aan de afzonderlijke schoolbesturen over te laten heeft aan dat de belangengroepen in het onderwijs te machtig zijn om zo het onderwijs wezenlijk en in grote mate te verbeteren.

Gelukkig zijn er anderzijds in Nederland veel kiesgerechtigden die zich, zowel vanwege het algemeen belang als ook vanuit de wens hun eigen kinderen goed onderwijs te laten volgen ongerust maken over de kwaliteit van het onderwijs. Zij zouden in een politieke  partij met een geloofwaardige toegangsweg naar beter onderwijs kunnen zien.

In feite heeft Nederland geen liberale partij die die qualificatie waard is. Misschien kunnen we dat gat in het politieke spectrum vullen.

Laten we in elk geval onderzoeken hoe veel mensen via de politiek beter onderwijs hopen te verwezenlijken en laten wij, als het er genoeg zijn, proberen ze bij elkaar te krijgen!

4 Reacties

  1. Toelichting:

    Toelichting:

    Het liberalisme is voortgekomen uit de Verlichting en heeft als uitgangspunt zo veel mogelijk vrijheid van het individu zolang hij de vrijheid van anderen niet onredelijk beperkt. Als het om onderwijs gaat is het belangrijk te beseffen dat  bij vrijheid verantwoordelijkheid hoort en dat een kind nog moet leren om die te dragen. Het moet tegen zichzelf beschermd worden en krijgt daarom minder vrijheid dan een volwassene.  Dan komt de vraag hoe de rechten en plichten van ouders en overheid mbt tot eigen kinderen van de ouders verdeeld moeten zijn. Veel ouders willen veel verantwoordelijkheid  en beslissingsrecht bij de overheid onderbrengen, behalve als het hun eigen kinderen betreft. Engelsen in Canada en Australië hadden er geen moeite mee om inboorlingkinderen bij hun ouders weg te halen en in internaten op te voeden in Christelijke deugden. In de Republiek waren er geen machteloze groepen en ontwikkelde zich het zuilensysteem met de “Soevereniteit in eigen Kring” van Abraham Kuyper. In Nederland zijn gelukkig nog veel ouders die menen dat verschillende aspecten van het onderwijs en opvoeding die op de scholen gepraktiseerd worden in de eerste plaats hen aangaan en door hen slechts aan de scholen en de overheid zijn toevertrouwd. In hun ogen moeten zíj een school kunnen vinden die dat vertrouwen waard is en hoort onderwijs aan eigen kinderen dus ook tot bij de vrijheden van het individu. In deze tijd van utilitair onderwijs zien de liberalen het geven van onderwijs aan kinderen mogelijk alleen als het werken aan een onbezorgde oude dag voor de voorafgaande generaties maar laten we er even van uitgaan dat een kind net als in vroegere tijden een bezit van of een opdracht voor individuen met de qualificatie “ouder”(als enkelvoud van ouders=parent(e)s) is.  Dan zouden zij er over moeten nadenken hoe zo veel mogelijk vrijheid voor het individu “ouder van kinderen” verwezenlijkt kan worden. Dat doen ze echter niet en als je er naar vraagt geven ze “niet thuis”. Het is hypokriet dat zij voor hun opportunisme niet willen uitkomen.

  2. Interface primair en

    Interface primair en secundair onderwijs en vrijheid van schoolkeuze:

    Aan ouders die in principe best willen meewerken aan de integratie van allochthonen in de Nederlandse samenleving wordt niet de garantie gegeven dat hun kinderen even veel zullen leren op een “zwarte” basisschool als op een “witte”. Een “goede” zwarte basisschool is in principe een school die met succes leerlingen van laag opgeleide en slecht Nederlands sprekende ouders een stuk van hun achterstand ontneemt. De ideologie van “passend” onderwijs mag dan wel als leerstelling hebben dat alle leerlingen door zelfstandig in hun eigen tempo te werken er flink op vooruitgaan maar je wilt er als ouder toch graag zeker van zijn dat de onderwijzer naast al zijn aandacht voor de qua voorkennis zwakke leerlingen nog voldoende aandacht besteedt aan leerlingen die van huis uit wel veel meekrijgen. Zo lang dat dit het geval is zullen bewuste ouders hun kind bij voorkeur willen aanmelden op een school met veel kinderen waarvan de ouders hoog zijn opgeleid.

    Ouders die hun kinderen naar het VWO willen sturen zijn recentelijk voor de tweede keer ontmondigd. De eerste keer was het bij het afschaffen van het toelatingsexamen. Op dat examen kon je je kind voorbereiden en daarmee hielde ouders invloed op de toekomst van hun kind. Hoewel vrijwel iedereen van mening is dat het niveau van de onderwijzers gedaald is is ingevoerd dat zij in de toekomst mogen beoordelen of een kind VWO-geschikt is. Na deze laatste daad van overheidsbemoeienis bij de overgang naar secundair onderwijs willen ouders beslist dat zij zelf een basisschool voor hun kinderen mogen kiezen of zelf gemakkelijk een gesubsidieerde basisschool kunnen oprichten. Als BON een selectiemethode kan bedenken waarin ouders wel vertrouwen hebben en wil dat die geïmplementeerd wordt boort zij een reservoir van nieuwe leden aan.

     

  3. de Kleilaag, een oneigenlijke

    de Kleilaag, een oneigenlijke belangengroep

    Ik heb eerder geschreven dat er 3 groepen zijn die zich, moreel gesproken, met het onderwijs mogen bemoeien. De Overheid die als schatbewaarder van de belangengemeenschap Nederland moet zorgen dat ons belastinggeld niet verspild wordt, de ouders die hun kinderen willen laten scholen en bijgedragen hebben aan het niet leeg raken van boven aangeduide schatkist en de leraren en onderwijzers die aanbieden om tegen betaling hun kennis en inzicht aan kinderen over te dragen. Er is ook een vierde groep die meent zich met het onderwijs te mogen bemoeien bestaande uit managers, schoolbestuurders en statelijk erkende educa-logen en –gogen. Die vierde groep, vaak “kleilaag” genoemd bestaat uit mensen die menen dat zij over grote leiderskwaliteiten of juist didaktische deskundigheid beschikken waarmee zij het onderwijs aanzienlijk kunnen verbeteren. Zij hebben zich boven de laag van voorheen goed opgeleide en goed functionerende leraren en onderwijzers genesteld en proberen stelselmatig de invloed van die laag terug te dringen. De taktieken die daarbij gebruikt worden zijn onttrekking van salarisgelden aan die laag en tegengaan dat mensen die in die laag werkzaam zijn over traditionele kennis van hun leervak beschikken  en hun vrijheid van handelen houden. Met een declasificatie van de lerarenlaag naar een coach stratum dus.

    Het verwijderen van deze parasitaire laag boven die van de lesgevenden (geld vretend en demoraliserend en hindelijk voor de laag der leraren op de werkvloer) zou bij de politici de hoogste prioriteit moeten hebben maar vindt wegens de verwevenheid van de politiek met die laag niet plaats.

    Er zou al veel gewonnen zijn als Nederland een rijksonderwijsfonds zou hebben met een door de kamer vastgesteld budget, te vergelijken met ht Rijkswegenfonds dat weliswaar in principe via houderschapsbelasting gevuld wordt maar dat geld beheert voor éen vastgesteld doel, hier het verbeteren van de infrastructuur. Het onderwijsfonds zou dan over geld moeten beschikken dat alleen voor onderwijs betemd is en de beheerders rvan rechtstreeks gekozen moeten worden. Nu moet een kiezer bij het uitbrengen van zijn stem bij de tweedekamerverkiezingen ook andere zaken laten meewegen.

  4. De overheid en haar politici

    De overheid en haar politici hebben aangetoond dat zij niet in staat zijn om voor goed onderwijs. dat begon met de invoering van de Mammoethwet met gelijktijdige afschaffing van de HBS, het toenmalige gymnasium en de MULO. (De afschaffing van speciale scholen voor meisjes was natuurlijk voortreffelijk).  Daarna kwamen de invoering van de basisvorming en vervolgens van het studiehuis. De laatste wandaad van de overheid was het laten ontstaan van een dikke kleilaag boven op de laag van onderwijsgevenden. Deze laag heeft gezorgd voor diploma-ontwaarding, verlaging van het kennisniveau bij de leerling en leraar, het bagatelliseren van kennis en de verabsolutering van zelfwerkzaamheid van de leerling.

    Uit schaamte zou de overheid  zich niet meer met het onderwijs moeten willen bemoeien.

    De parasitaire laag moet zo snel mogelijk weggeschraapt worden

    De lerarenmoeten hun vrijheid van handelen en hun degelijke opleiding terugkrijgen. Zij hebben er met hun gedegen kennis voor gezorgd dat het onderwijs op een hoog niveau bleef. Zij moeten daarom recht van spreken krijgen over het kwaliteitsherstel en de toekomst van het onderwijs.

    Dan is er nog de laag van de ouders. Hun wensen als belangherbbende moeten gehoord en gerespecteerd worden.. De lagen van resp. ouders, leraren en overheid zijn zonder hiërarchie, vertikaal en niet horizontaal zoals dat bij een kleilaag het geval is.

    Bij de invoering van een halfslachtige marktstructuur in het onderwijs is het moeilijk om een daarbij horende scheiding tussen producenten en consumenten aan te brengen. Minder vanwege de halfslchtigheid dan door de aanwezigheid van 3 lagen.

Reacties zijn gesloten.