Hebben julllie dat nou ook?

Hebben julllie dat nou ook?

 

Met enige regelmaat bevind ik mij in de koffiekamer van een of andere onderwijsinstelling ergens in het land. Vroeger heette dat de lerarenkamer maar in de nieuwe gebouwen her en der in het land d is er niet zo op gelet dat de lerarenkamer bij uitstek het trefpunt was van collega’s. Mede door de invoering van de koffieautomaat waardoor elk schoolgebouw tegenwoordig tientallen koffiezetapparaten  en senseo machine ’s herbergt, vele collega’s geen volledige aanstelling meer draaien en managers de lerarenkamer zagen als een plaats waar oproerkraaiers en andere insubordinatietypes hun gang konden gaan, is de lerarenkamer omgedoopt tot een kleinere koffiekamer waar onder het nuttigen van een bekertje ranzig slootwater gesprekjes één op één worden gevoerd tussen collega’s of collega en leerling.

Het merendeel van de collega’s verorbert de bammetjes liever in het eigen lokaal met het zelf gezette kopje koffie onder het genot van het nakijken van werkstukken of toetsen. Soms loopt men nog eens dekoffiekamer binnen tijdens de kleine pauzes maar dat is dan uitsluitend om te kijken of het mededelingenbord iets nieuws te vertellen heeft. Van de oude lerarenkamer die eigenlijk feitelijk een verlengstuk was van het klaslokaal is in de meeste gevallen niets meer over.

Jazeker, ik durf te schrijven verlengstuk. Immers tijdens de pauzes kwebbelden we er met andere collega’s lustig op los over onderwijs, de leerlingen, de school, en gniffelden over die ene collega die met moeite orde kon houden. We bespraken het gedrag van leerlingen, wisselden toetsen of lesideeën uit, maakten ons te sappel over de medezeggenschapsraad die weer eens had bewezen zijn taak niet aan te kunnen of smeedden snode plannen om de volgende plenaire vergadering in het honderd te laten lopen. Het overlijden van een oud-collega, de geboorte van de jongste spruit van een andere collega, het kleine vechtpartijtje tussen een paar leerlingen, de bestrijding van het drugsgebruik op school, de kleur van de nieuwe fietsenstalling, het vernieuwde taakbeleid, het kwam allemaal ter sprake. Het gaf een beetje een wij-gevoel. Niet van wij-tegen-de-rest-van-de-wereld, maar meer van wij met zijn allen flikken het toch weer jaar in jaar uit ondanks tegenvallers en managers die ons niet begrepen. De lerarenkamer was het centrum van de school.

In de afgelopen jaren heb ik in veel koffiekamers mijn oren te luisteren mogen leggen. Niet gehinderd door de bekendheid van stukjesschrijver, dat is dan weer de leuke kant van een pseudoniem, is me opgevallen dat de minimale bevolking van een doorsnee koffiekamer de laatste jaren opgedeeld kan worden in pakweg twee kampen. Het ouderen- en jongerenkamp. Met ouderen bedoel ik dan de docenten boven de veertig en met jongeren de docenten van onder de veertig.

De gespreksonderwerpen van de ouderen lijken een beetje op de gespreksonderwerpen van vroeger. Toetsen, gedrag van leerlingen, gegniffel, ouders, de medezeggenschapsraad, het taakbeleid, soms eens de vereniging Beter Onderwijs Nederland maar dan dempen de stemmen en wordt er eerst flink om- en rond gekeken of er geen leiding gevende functionaris in de buurt is.. Wat opvalt is echter dat de ziel uit de gespreksonderwerpen verdwenen is. Ik bedoel daarmee dat het gesprek zich beperkt tot twee hoogstens drie personen. En het is ook meer een uitwisselen van informatie, meer van ‘Jan uit 2 A was vandaag te laat op school’ dan ‘hoe zou het toch komen dat Jan van 2 A, wat toch vorig jaar een goeie leerling was, de laatste tijd zo veel te laat komt. Zou er wat loos zijn thuis, of heeft hij een vriendinnetje?’. Begrijpt u wat ik bedoel? Ik voel geen betrokkenheid meer, ik voel geen ‘hart en nieren’ meer in de gesprekjes. Het zijn korte mededelingen om daarna weer te verdwijnen naar het eigen lokaal, naar de lekkere koffie.

En de jongeren? Die hebben het over hun ski-vakantie, de verplichtte cursus waar ze zich zeker weten ziek voor gaan melden, waar je op het internet de toetsen kan vinden omdat het toch beter is om het wiel niet opnieuw uit te vinden wegens zonde van de tijd. Ook de laatste aflevering van goede tijden staat naast het voetbal hoog in de top tien. Levensvragen zoals ‘hoeveel dagen nog te gaan voor de volgende vakantie en welke bestemming dit jaar wordt aangedaan’. En soms, heel soms komt de taakverdeling, het onderwijs an sich, en leerlingen ter sprake en telkens heb ik dan het gevoel dat er achter die onderwerpen iets schuil gaat van ‘wat zit er in het vat voor mij’. Het schuimt en borrelt van betrokkenheid gebaseerd op egoïsme.

Jesse Jeronimoon