De voorlopige resultaten van de rekentoets in het voortgezet onderwijs en mbo zijn slecht, maar dat is geen reden de invoering ervan uit te stellen of de inhoud aan te passen. Aldus de staatssecretaris van Onderwijs onlangs in de Tweede Kamer.
Eigenlijk is alleen het bestaan van een dergelijke toets al absurd. Wie het basisonderwijs heeft doorlopen kan behoorlijk rekenen. Toch?
Maar als nu blijkt dat dit niet zo is wordt de schuld gelegd bij de leerlingen. Dat vind ik oneerlijk. Leerlingen hebben niet alleen een leerplicht maar ook een leerrecht. Dat zo’n recht inhoudt dat je de basisvaardigheden hebt geleerd lijkt mij niet meer dan logisch.
Een meerderheid in de Tweede Kamer denkt daar anders over: een rekentoets is nodig. Wel zijn de Kamerleden ontevreden over de vorm van de huidige rekentoets. De leerlingen worden namelijk getest met behulp van het zogenaamde realistische rekenen en dat houdt in dat ze ook goed moeten kunnen lezen. Nu wil ik me niet uitspreken over de ‘talige’ rekentoets die in dit geval gebruikt is maar het lijkt me evident dat van de leerlingen verwacht mag worden dat ze een stukje tekst kunnen lezen. Zo moeilijk is dat toch niet?
Helaas, het is met de leesvaardigheid van Nederlandse leerlingen slecht gesteld. Hierover verscheen onlangs een uitgebreid artikel van Bastiaan Bommeljé in NRC Handelsblad ( 21 september 2013 ) met de titel ‘In Nederland blijven alleen lege boekenkasten over’. Bommeljé verschaft een grote hoeveelheid ‘harde’ gegevens waarvan ik er enkele zal noemen. Bijvoorbeeld: in groep 8 van de basisschool slaagt slechts de helft van de leerlingen voor het onderdeel ‘interpreteren van tekst’, terwijl het streefcijfer 70 à 75 procent is. Niet lang geleden waarschuwde de onderwijsinspectie dat een kwart van de leerlingen de basisschool met een leesvaardigheidsachterstand verlaat van tenminste twee jaar. Deze achterstand wordt tijdens de verdere schoolloopbaan nooit meer ingelopen. Bommeljé heeft ook ontdekt dat op Nederlandse middelbare scholen veel minder tijd wordt besteed aan lezen, schrijven en literatuur dan in andere Europese landen. De kern van zijn betoog is dat er in Nederland steeds minder gelezen wordt. De zg. ‘ontlezing’ voltrekt zich in ons land veel sneller dan in omringende landen. In België, Duitsland en Frankrijk stijgt de boekverkoop nog, in Nederland is er een daling met meer dan 20% vanaf 2008. Bommeljé maakt ook aannemelijk dat het lezen van boeken een positief effect heeft op cognitie en schoolsucces. Hij refereert o.a. aan onderzoek waaruit blijkt dat het lezen van boeken voor kinderen in het basisonderwijs een rechtstreekse positieve invloed heeft op alle Cito-onderdelen. Nog een belangrijk punt: het lezen van boeken draagt veel meer bij tot cognitieve ontwikkeling dan het werken met digitale mediadragers ( bv. tablet, pc of mobieltje).
Het artikel van Bommeljé is voor iemand die in het onderwijs werkt of heeft gewerkt geen opwekkende lectuur. Vermoedelijk is er ook weinig op af te dingen want er is tot nu toe geen weerwoord op gekomen van onderwijskundigen of managers. Men leest liever dat de OECD heeft gezegd dat het Nederlandse onderwijs het prima doet.
Bommeljé meent dat wij in Nederland leven met de ‘de typisch Nederlandse illusie van hoger opgeleid worden zonder moeite, van een kenniseconomie zonder inspanning.’ Zo’n uitspraak is een generalisatie maar sluit – jammer genoeg- goed aan bij veel van wat de praktijk laat zien.
En nu maar hopen dat het extra geld dat de regering beschikbaar wil stellen voor het onderwijs ook werkelijk tot verbetering leidt. Wie het gelooft mag het zeggen!
J.C. Traas
Constateren dat een
Constateren dat een rekentoets nodig is, is toch iets anders dan het geven van goed rekenonderwijs. Laten we vooral heel goed taal en rekenonderwijs blijven geven, maar laat het behalen van alle uit-de-luchtgegrepen 1, 2 en 3F toetsen geen diploma-eis zijn. Als we dat, zoals nu, in het mbo invoeren, voorspel ik dat we de komende 20 jaar de meeste loodgieters, bakkers, bejaardenverzorgsters, pianostemmers en juridisch medewerkers uit de MOE-landen moeten importeren.
Om hier te mogen werken hoeven de -ongetwijfeld uitstekende- MOE-vaklui namelijk niet te slagen voor welke F-toets dan ook !
Wiskunde wordt leuker en
Wiskunde wordt leuker en aantrekkelijker, als je het vak kleiner en makkelijker maakt.
Aldus Maria van der Hoeven, Minister van Onderwijs. "de typisch Nederlandse illusie van hoger opgeleid worden zonder moeite, van een kenniseconomie zonder inspanning.".
Meer beta-techniek-studenten, dus het mes in de wiskunde-profielen. "de typisch Nederlandse illusie van hoger opgeleid worden zonder moeite, van een kenniseconomie zonder inspanning."
Geen wonder, gelet op de wiskunde-aversie van de minster en haar ambtenaren:
"De Amerikanen hebben er een woord voor: ‘math phobia’, de aandoening die sommigen overvalt als ze in de buurt van wiskunde dreigen te geraken, een totale psychische blokkade, waarbij elk logisch nadenken onmogelijk wordt. Onze minister [Van der Hoeven] en haar departement [OCW] lijken hiervan ernstig last te hebben. Niet alleen ontstak de minister tijdens een overleg waar wij bij waren, spontaan in woede bij het noemen van het wiskundewoord, de plannen voor de Tweede Fase lijken nog louter bedoeld om de exacte vakken af te straffen, met wiskunde voorop. De minister gaf in haar brief blijk volstrekt niet op de hoogte te zijn van het hedendaags wiskundeonderwijs en zij is niet meer van zins om met het veld te praten. Het argument dat zij hanteert, dat wiskunde leuker en aantrekkelijker wordt als je het vak kleiner en makkelijker maakt, kan alleen maar worden gebruikt door iemand met laat ik zeggen een beeld van het vak dat niet direct het onze is."
Bron: 'Van de bestuurstafel' Euclides 2004/nr. 4, www.nvvw.nl/media/files/euclides/79-4.pdf .