Het enige wat wezenlijk van belang is, is of het artikel bw 7.610b gerechtvaardigd wordt geacht.
Dat artikel houdt in, dat er VERMOEDEN is dat de feitelijke arbeidsduur verondersteld wordt zo groot te zijn, als de gemiddelde arbeid van de afgelopen drie maanden. ( of aangewezen drie maanden)
Een vermoeden is genoeg om bewijs van SCOL te eisen. De gemiddelde arbeid is dus het twistpunt.
1. Als je alleen op overuren mikt, geef je toe dat de uren niet structureel zijn, niet precies te voorspellen en dus “extra”. In dat geval dien je als werknemer een urenstaat te overleggen of ander , vrij exact, bewijs van gewerkte uren.
2. Wat ik heb gedaan is melden dat de methode die SCOL gebruikt om de hoeveelheid arbeidsuren te registreren, niet klopt. Ik zeg, dat door onvolledige weergave van de werkzaamheden, er voor ( in dit geval) mij structureel meer werkzaamheden zijn dan dat op papier staat.
Onderwijs heeft sinds 2009 vrijstelling van de overheid van de meest exacte manier van tijdregistratie. Men hoeft alleen globaal aan te geven hoeveel tijd er gewerkt wordt. Laat nu in die vrijstelling letterlijk staan: de tijdsregistratie moet volledig en deugdelijk zijn.
De door SCOL gekozen methode, alleen op te schrijven wat er volgens haar in haar budget past,en de rest nergens te administreren maar wel op te dragen, is een onvolledige registratie en dus in strijd met de vrijstelling.
Alleen als er een minimale kans is op onwenselijke bijverschijnselen, maakt het niet uit. Ik heb , in het pleidooi, aangegeven wat er in een dergelijke opslagfactor past:
· Alleen docenten bij een schoolbestuur, dat de toetslast op vier perioden per jaar bepaalt, geen procespunten, geen pauze surveillance kent, geen schriftelijke overhoringafneemt, geen rtti (systeem om niveau leerling naar soort inzicht in te delen) kent, alleen maar kant en klaar aangeleverde meerkeuze toetsen afneemt, kunnen net uitkomen met een gefaciliteerde tijd van 8 minuten voorbereiding per les voor lesweken en slechts 5 minuten per leerling voor persoonlijk aandacht buiten de lessen. Elke docent van schoolbesturen, die enige activiteit meer dan deze lijst verrichten, komt daarvoor tijd tekort zonder de mogelijkheid die tijd ergens anders binnen de aanstelling vandaan te halen.
Ik meld, dat ik als docente wiskunde VMBO op locatie Leidse Hout, standaard meer activiteiten opkrijg, dan deze opsomming.
SCOL betwist het aantal opdrachten dat ik krijg overigens niet (meer); men betwist alleen de tijd die ik ervoor nodig heb. SCOL is van mening, dat “het allemaal past”, op basis van haar opslagfactor.
SCOL deed voorkomen alsof haar opslagfactor gebaseerd is op “gangbare normen”. Maar kan geen normen tonen. Een schoolbestuur dat de opslagfactor tot 4 getallen achter de komma toepast en dan zo dat elk uur direct meetelt voor de aanstelling, geldend voor honderden docenten, moet toch wel enige onderbouwing overleggen lijkt me.
De rechterheeft opnieuw gevraagd naar de opbouw van de opslagfactor ( 0,7557) en kreeg opnieuw te horen dat er geen verklaring voor het getal is. Dit na drie jaar procederen, kon ik niet nalaten op te merken in mijn pleidooi. Men heeft tijd genoeg gehad wel enige specificatie aan te leveren, maar kiest er blijkbaar nadrukkelijk voor, dat niet te doen.
(Door het uitsluiten van de website, kan ik de vergelijking tussen de onderwijsinstellingen niet meer toelichten. Er is echter niet tegengesproken door SCOL dat 325 schoolbesturen in Nederland geen specificatie van de opslagfactor kunnen en willen geven. )
De rechterheeft gevraagd of ik inderdaad hulp vroeg en overleg voerde met de mij toegewezen coach. Het accepteren van dergelijke hulp weegt heel zwaar.
Ik kan in alle eerlijkheid zeggen dat ik dat allemaal gedaan heb. De coach in kwestie was mijn oude manager en hij en ik kunnen het prima vinden met elkaar. We overlegden uitgebreid en ik zocht hem ook op. SCOL kon mij dan ook, bij navraag door de rechter, niet tegenspreken. Mijn coach kon mij geen enkele oplossing aan de hand doen om de opgedragen werkzaamheden sneller te verwerken dan dat ik deed. Bovendien heeft arbeidskundig onderzoek ook aangetoond dat ik bepaald geen ramp ben wat efficiency betreft EN dat ik niet overmatig precies ben.
Hoewel het nooit mijn bedoeling is geweest, ben ik nu “alleen voor mezelf bezig”. De door mij verrichtte arbeid wordt namelijk niet betwist; ik mag alleen niet meer aantonen dat deze situatie voor het merendeel van de docenten geldt.
Met een klein beetje medewerking van anderen, was dat laatste niet gebeurd. Hoe vaak heb ik niet om medewerking en samenwerking gevraagd, omdat het daarmee makkelijker werd voor anderen te vechten?
Ik zal via DITfairtrade proberen de MR in Nederlands VO zover te krijgen mij in te huren om het taakbeleid van hun instelling door te rekenen en daar mee te inventariseren hoe het in Nederland gesteld is. De berekeningen die ik al heb gemaakt op basis van DUO gegevens, zijn weliswaar kloppend en accuraat, het is altijd goed om een benadering vanuit een andere hoek er naast te leggen. Als geen MR mij wil inhuren, wens ik jullie veel sterkte met elkaar de tent uitvechtende vakbonden, die niet snappen wat ze fout doen. Wat dit probleem betreft tenminste.