Dit is een blog naar aanleiding van een artikel van Jellie Sierksma in de Volkskrant.
Eerst een korte samenvatting van haar artikel. Jellie Sierksma is promovenda sociale psychologie aan de Universiteit Utrecht. Ze schrijft:
Na vier jaar [promoveren] ben ik nu op zoek naar een baan. Wanneer ik in Nederland wil blijven en een vaste baan ambieer, [zal] ik me tijdens het academisch jaar nagenoeg fulltime […] bezighouden met onderwijs […]. In de zomer is er dan kort de tijd [voor onderzoek]. Ik wilde en wil me verdiepen in onderzoek, mijn ideeën uitwerken.
Ik hoor zulke verhalen wel meer van promovendi, vreemd genoeg vooral die uit de sociale wetenschappen. Ik vraag me dan altijd af waarom zij recht denken te hebben op geld van de belastingbetaler om hun leven lang full-time “hun ideeën uit te werken”. Naar mijn mening verdien je als wetenschapper je geld door onderwijs te geven. Met je onderwijs “verdien” je ook enige tijd om je onderzoeksideeën uit te werken. Wil je full-time je “ideeën uitwerken”, dan zul je daar een onderzoeksbeurs voor moeten aanvragen. Zo een beurs is tijdelijk: je zult iedere paar jaar weer aan moeten tonen dat jij tot dat zeer kleine gezelschap behoort dat op kosten van de belastingbetaler full-time bezig kan zijn met hun “ideeën uitwerken”.
Jellie Sierksma schrijft verder:
We hebben gedreven docenten nodig, en die zijn er volop. Maar het streven binnen universiteiten is om gepromoveerden het onderwijs te laten verzorgen. Met als gevolg dat de zeer goede en gemotiveerde docenten (met een masterdiploma op zak) tijdelijke aanstellingen krijgen en er na drie jaar weer uitvliegen.
Dat tijdelijk aanstellen (zonder enige toekomst) van docenten is natuurlijk niet netjes. Maar naar mijn mening zouden mensen met alleen een masterdiploma helemaal niet als docent op een universiteit aangesteld moeten worden. Om universitair docent te worden hoor je een aantal jaar diep nagedacht te hebben over je vakgebied (en dat resulteert dan in een proefschrift).