Het is staatssecretaris Dekker (Onderwijs, VVD) een doorn in het oog, aldus de woordvoerder, dat er nog steeds scholen opgericht worden die binnen een paar jaar verdwenen zijn omdat ze niet levensvatbaar bleken. Daarom wil hij toe naar een systeem waarbij vooraf duidelijk wordt dat ze levensvatbaar zijn en goed onderwijs kunnen bieden werd volgens de NRC van gisteren door een woordvoerder van deze staatssecretaris vermeld naar aanleiding van de sluiting van de Evangelische basisscholen Talita en Timon. Je mag dus geen erkende en gesubsidieerde school meer starten als je dat de moeite waard vindt en verwacht dat de belangstelling voor de school zal toenemen als zij er eenmaal is maar, helaas, je mag hem juist niet starten als de staatssecretaris denkt dat later zal blijken dat de school niet levensvatbaar is. De staatssecretaris brengt zijn voornemens alsof hij een misstand wil bestrijden maar de door zijn woordvoerder gekozen formulering wijst er vooral op dat hij het stichten van scholen nog moeilijker wil maken. De scholen die over de door de politici opgeworpen barricades heen komen zijn bijna altijd confessionele scholen of scholen waarin de godin Elektronika en de god Rekenaar (Computer (Eng); Ordinateur (Fr.)) aanbeden worden. Scholen dus die politieke straatjes decoreren, van verzuild Nederland of van de heilsleer van goedkoop technologisch-geïndustrialiseerd fabrieksmatig onderwijs. En met zulke nieuwe scholen ging het altijd mis. Een mooie aanleiding om dan ook maar anderssoortige initiatieven de kop in te drukken.
Je hebt het verschijnsel cognitieve dissonantie. Een nieuwe waarde of waarheid past niet tussen de oude en wordt daarom moeilijk geaccepteerd. Daarom kan het dus gemakkelijk voorkomen dat iemand eerst niets ziet in een nieuwe school maar als de school er eenmaal staat en goed functioneert er razend enthousiast over wordt. Het lijkt er op dat de staatssecretaris dat dat gebeurt onmogelijk wil maken. Op dit moment mag je pas een school beginnen als je veel mensen verzameld hebt die beloven om hun kinderen er heen te sturen. En de nieuwe school mag niet te veel lijken op scholen in de buurt. Maar dat laatste is subjectief en voorschriften die voor alle scholen gelden maken het moeilijk om een sterk afwijkende school te stichten, behalve natuurlijk als die goed zou passen in een droomstraatje van politici.
Als de overheid werkelijk bang is dat haar burgers meestal flopscholen oprichten kan zij ook besluiten om initiatiefscholen gemakkelijker te certificeren voor de leerplicht maar met terugwerkende kracht subsidiëren. De scholen zouden dan de subsidie krijgen op grond van het halen van afgesproken prestaties op cognitief gebied, aan de grootte van de scholen zouden nauwelijks eisen gesteld moeten worden en de subsidie zou een vast bedrag per leerling moeten zijn.
De financiële risico’s die de stichters en ouders zouden lopen bij falen zijn dan een voldoende sterke rem om het ontstaan van mislukte scholen te voorkomen.