Liberalisme, Vrije Markt en Onderwijs

Liberalisme, Vrije Markt en Onderwijs

segment 1: inleiding Liberalisme

“Als iedereen zijn gang kan gaan is ook iedereen het beste af”. Daarmee zou je de eenvoudigste vorm van liberalisme kunnen typeren. Het is wel duidelijk dat met dit adagium als leidraad veel mensen juist slechter af zouden zijn. Maar je zou een maat en een middeling voor “goed afzijn” kunnen bedenken die in dat geval de hoogste uitkomst levert. De eerste versoepeling van het adagium vindt plaats als men spelregels invoert waaraan  alle mensen zich bij hun onderlinge betrekkingen te houden hebben en een controlerende macht van politie-agenten en rechters die zorgt dat dat de mensen zich aan die spelregels houden. Zij moeten mensen die bezig zijn met hun persuit of hapiness er van weerhouden om daarbij te veel hapiness van hun medewerkers te vernielen. Omdat een minimum aan geld helpt om gelukkig te zijn moet er dan ook wetgeving op economisch gebied zijn met toezichthouders op de naleving ervan. Voor liberalen is het onderscheid tussen geluk en vrijheid niet groot en is voor iedereen grote individuele vrijheid ook nog het juiste middel om geluk te bereiken. Met de zwakken in de samenleving die geen kans zien om die vrijheid efficiënt te gebruiken en niet op kunnen tegen de sterkere gelukzoekers bestaat bij de liberalen dus weinig compassie. In alle liberale stromingen neemt de “vrije markt” een belangrijke plaats in. Ingrijpen van de overheid in een markt is even zeer een aantasting van de individuele vrijheid als censuur, het voorschrijven van wat goede zeden zijn, het onderdrukken van vrijheid van mening en vereniging en het maken van wetten die in strijd zijn met de grondwet. De vrije markt is niet alleen een vrijheidsdoel op zichzelf maar naast de grondwet ook een middel om andere vrijheden veilig te stellen. Het moge daarom niemand verbazen dat het door de overheid opheffen van beperkingen om tot een bepaalde markt toe te treden liberalisering genoemd wordt.

5 Reacties

  1. Wetten en verdragen m.b.t. de

    Wetten en verdragen m.b.t. de Vrijheid van Onderwijs.
    In artikel 26 van de universele verklaring van de rechten van de mens wordt gesteld:  Aan de ouders komt in de eerste plaats het recht toe om de soort van opvoeding en onderwijs te kiezen welke aan hun kinderen zal worden gegeven. Nederland heeft zich bij dat artikel aangesloten. In de interpretatie van dat artikel ligt het voor de hand dat dit artikel betreffende de vrijheid van onderwijs een recht is op grond waarvan iedereen een school mag oprichten. Voor Nederland is het ook van belang dat door dat artikel ouders voor hun kinderen mogen kiezen tussen openbare scholen, onderwijs dat is gebaseerd op een religieuze of levensbeschouwelijke visie (bijzonder onderwijs), en thuisonderwijs. Internationale overeenkomsten zijn voor Nederlanders heel belangrijk want zij zijn in principe toetsbaar bij de rechter maar het is hier niet mogelijk om van een parlementaire besluit door enig rechter te laten toetsen of zij in overeenstemming met de grondwet zijn. Uiteindelijk is de vrijheid van onderwijs bedoeld om onderwijsmonopolies te voorkomen. Er is nog een belangrijke organisatie die in een groot aantal, in dit geval  Europese, landen de vrijheid van onderwijs veilig wil stellen. Volgens het Europese Verdrag voor de rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden artikel 2 geldt: Bij de uitoefening van alle functies die de Staat in verband met de opvoeding en het onderwijs op zich neemt, eerbiedigt de Staat het recht van ouders om zich van die opvoeding en van dat onderwijs te verzekeren, die overeenstemmen met hun eigen godsdienstige en filosofische overtuigingen. Deze zin wordt wijselijk voorafgegaan door: Niemand mag het recht op onderwijs worden ontzegd. Hoe belangrijk het recht om iets aan de grondwet te kunnen toetsen blijkt wel uit de unfaire aanval van de bestaande scholen en andere belanghebbenden op nieuw gestichte Islamitische scholen. Er zijn te veel mensen die zich alleen aan de wet willen houden als hen dat goed uitkomt. Ook bij de gedetailleerd voorgeschreven Basisvorming is het de vraag of die in de ingevoerde vorm een toetsing aan de grondwet overleefd zou hebben.
    Op dit moment bestrijkt de Vrijheid van Onderwijs in de Grondwet drie aspecten:
    • de stichting van een school: burgers zijn vrij een instelling van onderwijs op te richten
    • de richting van het onderwijs: de grondslag kan levensbeschouwelijk, religieus, politiek of onderwijskundig bepaald zijn
    • de inrichting van het onderwijs: binnen bepaalde grenzen brengt dit een zekere vrijheid van leerstof en leermethode met zich mee.

  2. Segment 3:

    Segment 3:

    Een gemiste kans voor BON

    Even terug naar de opmerking over de oprichting van islamitische scholen en, nog verder terug, mijn voorstel om een nieuwe religie te stichten waar alle BONleden zich bij zouden kunnen aansluiten. Mijn idee om een eigen religie te stichten en daardoor gemakkelijker BON-scholen te kunnen oprichten heeft geen warm onthaal bij de vereniging gevonden.

    Ook de Islamieten wilden scholen stichten en hadden wel  een religie met veel aanhangers maar ze hadden geen ervaring, kennis of inzicht in het stichten ervan. Anderzijds had BON geen religie maar wel kennis van zaken op het gebied van onderwijs. Zoals vroeger het geval was bij de Roomschen en de orthodoxe Protestanten die elkaar verketterden maar toch samenwerkten  zouden BON en de Islamieten met elkaar zich in een antithese tegenover de politieke  machthebbers in het onderwijs kunnen opstellen.

    (Ik heb, voordat BON opgericht werd,  in Venlo zelf zo’n samenwerking van de grond proberen te krijgen en wel om het monopolie van De Onderwijsgemeenschap Venlo en Omgeving op het gebied van secundair onderwijs te breken). Als we naar het Basisonderwijs kijken weten we dat BON vóór traditioneel klassikaal onderwijs is en wanneer we ons dan ook nog realiseren dat onderzoek heeft uitgewezen dat vooral allochthone kinderen met zulk soort onderwijs goed af zijn ligt een bondgenootschap tussen beiden voor de hand. Het niet negeren van het geweeklaag van belanghebbenden over het verlies van de school als integratiemiddel leidde tot een gemiste kans voor het winnen van een veldslag tegen de politici en de onderwijsoligarchen.

  3. Segment 4:

    Segment 4:

    patria potestas en de potestas pratriae  

    De macht en het gezag over de kinderen die in een samenleving geboren worden wordt altijd gedeeld door haar overheid en de ouders of grootouders van een kind. Bij de Romeinen had je de pater familias die patria potestas over zijn kinderen en kleinkinderen bezat. De macht van de pater familias nam bij het ouder worden van het kind en met de ontwikkelingen in het Imperium Romanum af. Vooral direct na de geboorte hing het leven van een kind af van de  vitae necisque potestasvan de pater familias. In de democratie Frankrijk van1914-1917 was het de overheid die vond dat ze voor haar kinderen op de drempel van de volwassenheid over leven en dood mocht beschikken. Aan het frequente “tombé pour la France” op de grafstenen uit die tijd kan men zien dat die overheid een generatie mannen flink uitgedund heeft. In Frankrijk ontstond een vrouwenoverschot waarbij het mannenoverschot in India als gevolg van echografie en ouderlijke beslissingen niets voorstelt.

    In Nederland heeft de overheid de ouders sedert het begin van de twintigste eeuw steeds meer rechten met betrekking tot hun kinderen ontnomen. Met ingang van komend schooljaar laat zij de juffen van de basisschool beslissen op welk niveau een kind vanaf zijn twaalfde levensjaar vervolgonderwijs mag volgen. Geld voor onderwijs valt onder de gelden die worden rondgepompt. Ouders betalen belasting en krijgen een deel daarvan terug in de vorm van gratis scholing voor hun kinderen. Maar ondertussen probeert de overheid zo veel mogelijk te voorkomen dat de ouders daarbij zelf keuzes kunnen maken. Vroeger had je toelatingsexamina voor het VWO en ouders konden hun kinderen daar op voorbereiden. Nu zijn ze voor de opvoeding wat betreft scholing van hun kinderen afhankelijk van het oordeel van rijkserkende of biobevoegde onderwijzers die leraren genoemd worden. Dat zou liberalen te denken moeten geven!

    Liberalen zullen dus over door de staat bekostigd onderwijs gemengde gevoelens hebben. Gelijke startkansen horen bij een regulering van een vrije markt. Het rondpompen van geld draagt daaraan bij. Maar onderwijs hoort alleen maar bij de kerntaken van de overheid in zoverre ze te vergelijken zijn met landsverdediging door een leger. Goede scholing voor iedereen is echter ook een middel om onze welvaart te verdedigen. En dat maakt van de kinderen weer kinderen van de overheid.

    Eigenlijk wil elke ouder zelf alle beslissingen m.b.t. zijn kinderen nemen. Sommige ouders willen dat hun kind een school mag bezoeken waar het veel leert; andere willen dat hun kind een leuke jeugd heeft en de school daaraan bijdraagt. Dwz een gratis kinderopvang! Veel ouders delen de opvatting dat een kind niet om financiële reden op een te laag niveau onderwijs krijgt maar vinden het niet nodig dat daarvoor klassen met een grote variatie in intelligentie en belangstelling gemaakt worden. Maar één ding is constant: ouders willen liever dat hun kinderen naar een school gaan die aan al hun wensen voldoet dan een compromisschool waar alle ouders een beetje hun zin krijgen.

    De overheid is een neerslag van politieke partijen. Sommige beschouwen de school als instrument om een egalitaire staat te maken. Zij willen het onderwijsgeld vooral  voor het vooruithelpen van probleemleerlingen gebruiken en ze zien goede leerlingen als door de natuur bevoordeelde bofkonten waaraan de overheid zijn geld niet moet verdoen. Zij zouden het liefst de patrria potestas geheel en al door de potestas patriae vevangen.

  4. Slotsegment:

    Slotsegment:

    Uit een recent schrijven van VVD-kroonprins Halbe Zijlstra in de NRC weten wij dat de VVD tot de zich als liberaal beschouwende partijen of bewegingen behoort die onderwijs rekenen tot de taken die een minimale overheid te vervullen heeft. Dat brengt twee opvallende kenmerken van de Nederlandse politiek in het vizier: De onderwijspacificatie en het plaatsen van onderwijs op afstand.

     De overheid moet enerzijds voor goed onderwijs zorgen (het kind als kind van staat) en anderzijds respecteren dat een kind hoort tot speciale levenssfeer van zijn ouders (het kind als persoonlijk bezit). Alsof dat het onderwijs nog niet gecompliceerd genoeg maakt vindt elke liberaal scheiding van kerk en staat een onmisbare voorwaarde voor het garanderen van ieders persoonlijke vrijheid. Uit deze dichotomie ontstond het mengsel van neutrale en confessionele scholen waarbij zowel de neutrale als de bijzondere scholen door de overheid bekostigd mochten worden maar de bijzondere scholen toch aan bepaalde door de overheid gestelde eisen moesten voldoen. Dat zou nu Nederland in hoge mate geseculariseerd is verleden tijd moeten zijn maar van de regels uit het verleden profiteren nog steeds opportunisten in het heden.

    Het plaatsen van onderwijs op afstand is een ander opvallend kenmerk. Dat past goed in het liberale principe dat de overheid zich niet met zaken moet bemoeien waarvoor zijn burgers zelf beter kunnen zorgen. Maar op de gebieden waarop de burgers zelf het heft in handen krijgen  zou een vrije markt zijn heilzame sturende werking moeten uitvoeren. En het is juist op dat kenmerk van vrije burgerschap dat de VVD en haar zusterpartij D66 al jaren lang tekort schieten Onderwijs is voor zo ver de overheid er zich niet mee bemoeit een domein geworden waarop machtige schoolbesturen verenigd in een klein aantal nog machtigere naar onderwijs type samengestelde raden de dienst uitmaken. Ouders hebben op de scholen waarop hun kind terecht gekomen is op het gebied van essentiële zaken niets in de melk te brokkelen en mogen steeds minder bepalen naar welke school hun kind zal gaan en op welk niveau het onderwezen zal worden. Het oprichten van eigen scholen is hen vrijwel onmogelijk gemaakt en als het al lukt zijn zij onderworpen aan regels die de onderwijsraden met de overheid overeengekomen zijn.  De onderwijsraden gebruiken de scholen voor het gewin en de politici als middel om maatschappelijke veranderingen door te drukken of naamsbekendheid te krijgen. Het is leraren verboden om op scholen hun kennis te gebruiken, laat staan te gelde te maken en leraren die goed onderwijs zouden kunnen geven accepteren niet dat ze door de schooldirectie en schoolbesturen gefrustreerd en gecouillonneerd worden en proberen buiten het onderwijs hun kennis te gelde te maken.

    Waar staan de liberalen hier met hun heilzame marktwerking? Nergens! Een partij die zijn principes uit opportunistische overwegingen verloochent heeft een muur waarin wij gemakkelijk een brèche in kunnen slaan. Laten we dat niet nalaten!

Reacties zijn gesloten.