Begrenzing beloningen topbestuurders
De beloningshoogte van bestuurders in de semipublieke sector wordt nu aan banden gelegd met het met algemene stemmen in de Eerste Kamer aannemen van de WNT (Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector). Het werd wel tijd sinds de commissie Van Rijn jaren geleden voorstelde het arbeidsvoorwaardenbeleid van topfunctionarissen in de publieke sector aanzienlijk te verbeteren in verband met de concurrentieverhouding tot de private sector. De ophef over de bestuurdersbeloningen hobbelt al jaren van incident naar incident, waarbij telkens dezelfde argumenten uitgewisseld worden. Op de beloningshoogte van de bestuurders valt eigenlijk geen peil te trekken, behalve dan de steeds terugkerende verbazing en verontwaardiging over de hoogte van de bedragen, die men zichzelf toekent.
Hoe men in bestuurderskringen over het beloningenbeleid denkt, blijkt o.a. uit het oordeel van hoogleraar Internationaal Arbeidsrecht Paul van der Heijden, die over de kritiek op de bij de ING-bank uitgekeerde bonussen in 2010 zei: “ Bepalen wij altijd en overal wat een moreel juiste beloning is? Of alleen in bepaalde gevallen? Dit zijn door emoties genomen besluiten. De hoogte van beloningen wordt internationaal bepaald." Punt uit.
Van der Heijden kwam zelf onlangs in opspraak over de doorbetaling van zijn salaris als collegevoorzitter van de Universiteit van Leiden tijdens een sabbatical van in eerste instantie 14 maanden (waar hij uiteindelijk toch van afzag.) Hij werd hierin gedekt door de raad van toezicht onder leiding van Nout Wellink, die de vergoeding “’uitzonderlijk maar volstrekt redelijk” noemde. SP Tweede Kamerlid Jasper van Dijk stelde vervolgens kamervragen over de kwestie. In Mare noemde hij de regeling ‘een vreselijk exces’. De Abvakabofractie in de universiteitsraad vond dat de regeling in deze tijd “niet zo handig was, ..juridisch gezien wel kloppend maar zo’n regeling moet ook ethisch te verantwoorden zijn”. Deze laatste opmerking over een zekere tegenstelling tussen een juridische en een ethische dimensie stemt wel tot nadenken. Het gaat in laatste instantie, zeker omdat het hier de aanwending van publieke middelen betreft, naar mijn mening om de maatschappelijke acceptatie in een tijd van rigoureuze bezuinigingen. Het kan zijn dat bestuurders zich “gepakt” voelen, dat ze vinden dat er sprake is van op emoties gebaseerde, niet rationele besluiten maar uiteindelijk bepaalt de belastingbetaler via het parlement hoeveel wij bereid zijn te betalen voor de uitoefening van leidende publieke functies. Dat geldt voor zowel ministers, kamerleden als topbestuurders van publieke instellingen. De hun gegeven vrijheid is niet eindeloos.
Helaas ziet de heer Ruud Lapré, voorzitter van de Vereniging voor bestuurders in de zorg dit nog niet helemaal. Hij is “verbolgen over het feit dat de overheid zich op deze manier met ons bemoeit. ..We hadden in overleg met de politiek een code opgesteld. Richtlijnen waaraan we ons zouden houden met het oog op regulering, maar nu passeert de overheid ons zonder enig overleg”. En in dezelfde Volkskrant (16-11-2012) zegt bestuurskundig adviseur Goodijk: “Wat houdt de werkgeversverantwoordelijkheid nog in als de overheid zo snel ingrijpt…Raden van toezicht hebben niet de ruimte om verantwoordelijkheid te nemen”. De heren lijken niet te begrijpen dat ze die tijd ruimschoots gehad hebben en dat de meeste burgers geen boodschap meer hebben aan nog meer bestuurlijk oponthoud. Het werd gewoon tijd.
Fraai werd dit verwoord door de heer Peter Ester (CU) in de Eerste Kamer: ”In het advies van de commissie Van Rijn domineerde het arbeidsmarktperspectief en de concurrentieverhouding met de private sector. Anno 2012 is de discussie gekanteld en gaat het om de vraag hoe we de topsalarissen in de publieke en semipublieke sector kunnen maximeren op basis van heldere normen. In dit perspectief overheerst de noodzaak van beteugeling.”
Ester verwoordt ook scherp de behoeft om af te komen van al te vrijblijvende zelfregulering en er in dit geval bovenop te zitten:“ Mijn fractie, het moet gezegd, is niet erg onder de indruk van de sanctiebepaling en de handhavingsinstrumenten. Gezien het maatschappelijk belang en de maatschappelijke discussie is het wetsvoorstel op dit punt wat slapjes. Nog onlangs namen we in dit Huis een wet (33 207) aan die zeer forse sancties zet op misbruik van sociale zekerheidsvoorzieningen en arbeidswetten. En terecht. Bij het onderhavige wetsvoorstel komt de minister niet veel verder dan een herstelsanctie die wel erg mild uitvalt. Waarom geen forse boete opgelegd aan de betreffende topfunctionaris en aan de Raad van Toezicht of de Raad van Commissarissen die de bezoldiging heeft geaccordeerd?”.
Zelfregulering in de publieke sector blijkt in de praktijk alleen te werken als er vanuit de wetgever stevige kaders worden gesteld. Dat is met name in het beloningsbeleid gebleken. Het toezicht functioneert hier in veel gevallen niet als matigend maar als aanjager. Professor Rienk Goodijk, die een heel kritisch boek heeft geschreven over het functioneren van dat toezicht zou beter moeten weten.
De vorig jaar afgesloten CAO voor bestuurders in het Voortgezet Onderwijs bleef pas op het laatste moment precies binnen het door minister Bijsterveld vastgestelde plafond. Dit werd dan ook nog verkocht als een “maatschappelijke verantwoordelijke opstelling”, maar in feite koos men eieren voor zijn geld. Er was op die CAO overigens nog heel wat aan te merken. Een extra schaal en een bonus voor vrije dagen voor bestuurders. “Niet gepast in een tijd dat er geen geld is voor salarisverhoging voor onderwijzers” vond de AOB.
Graaiers
Pauw en Witteman gedroegen zich gisteren in het gesprek met Plasterk niet veel anders.
Een hoog inkomen beïnvloedt
Een hoog inkomen beïnvloedt je perceptie en dat is bij "objectieve" journalisten niet anders.