Soms klapper ik met mijn oren en moet ik drie keer slikken. Bijvoorbeeld als ik op een onderwijsforum lees dat er in één klas maar liefst vijf kinderen zitten met een dyslexieverklaring. Als er in één groep zoveel kinderen zitten met dyslexie, dan moeten alle alarmbellen op een school gaan rinkelen. Er zou dan niet gesproken moeten worden van dyslexie, maar van een ernstig kwaliteitsprobleem.
Even wat achterliggende informatie over dyslexie:
In Nederland mag de diagnose ‘dyslexie’ gesteld worden door een gezondheidszorgpsycholoog of een orthopedagoog die is opgenomen in het BIG-register. Dyslexie kan enkel worden vastgesteld als er kan worden uitgesloten dat het kind slecht onderwijs heeft gehad.
In Nederland leert 25% van de kinderen onvoldoende vlot en foutloos lezen op de basisschool. Dit betekent dat zij onder het niveau van groep 8 de basisschool verlaten. Hiervan is 10% functioneel analfabeet: zij lezen onder het niveau van groep 6 als ze de overstap naar het voortgezet onderwijs maken en zijn niet in staat om zelfstandig een tekst te lezen en te begrijpen.
De schattingen over het percentage dyslectici lopen uiteen van 1% -3,5%. Toch is al vele jaren duidelijk dat bijna alle kinderen kunnen leren lezen. Dat betekent dat een groot deel van de kinderen onvoldoende leert lezen door andere factoren dan dyslexie.
Voor het vaststellen van de diagnose moet worden uitgesloten dat de lees- en spellingproblemen een andere oorzaak hebben, zoals slecht lees- en spellingonderwijs op de basisschool.
Ik vraag me af in hoeverre sommige diagnostici dit laatste criterium meenemen in hun onderzoek. De school zou moeten worden benaderd met de vraag hoe de leesresultaten van de klas als geheel zijn en hoeveel kinderen er onder de norm scoren. Ook zou er moeten worden gekeken in hoeverre het de leerkracht in het verleden is gelukt om van de aan hem/haar toevertrouwde kinderen competente lezers te maken.
Dit is een zeer gevoelig punt, want scholen zijn tenslotte een soort van klant: zij leveren kinderen aan die onderzocht moeten worden. Daarnaast is het op veel scholen helaas een taboe om te spreken over de kwaliteit van de leerkracht.
Het gevolg hiervan is volgens mij dat veel kinderen een onterechte diagnose krijgen. Dit is op zich al heel erg, want dit stigma draagt doorgaans bij aan lagere verwachtingen en prestaties in de rest van de schoolloopbaan. Het is echter nog verontrustender dat de betreffende leerkracht gewoon door kan gaan met het leveren van onvoldoende kwaliteit: het labeltje is tenslotte op het kind geplakt en niet op de docent.
Een leerkracht verdient het om gewezen te worden op ontwikkelpunten met betrekking tot het didactisch handelen. Het is een basisrecht om jezelf als werknemer te kunnen ontwikkelen. Daarnaast hebben kinderen recht op goed onderwijs dat hen in de gelegenheid stelt om een succesvolle toekomst tegemoet te gaan: lezen is daarvoor een cruciale factor.
Soms begin ik spontaan te stuiteren. Bijvoorbeeld als ik zie dat een leerkracht aan het eind van groep 3 alle kinderen op het niveau van AVI-E3 heeft gekregen. Dit zijn gouden leerkrachten die het verschil maken voor hun leerlingen. Ik zou dan bijna een voorstander worden van prestatiebeloning . . . maar dat is een weer een heel ander verhaal.