Hier spreekt uw SER-voorzitter. De Volkskrant 18 juni (de pagina heet 11 juni, niets van aantrekken), VK Banen p. 10.
De SER adviseert desgevraagd het kabinet dat jobhoppen een goede zaak is [nog niet op de website van de SER te vinden].
Waarom is dit voor BON van belang: de SER verkondigt een ‘competenties zijn prima’ standpunt:
- Wat houdt dat concreet in, vaker van baan verwisselen?
“Dat betekent dat je voortaan echt niet langer dan vijf tot zeven jaar op dezelfde plek blijft zitten, en dat je constant blijft bijleren, liefst zo breed mogelijk, zodat je kunt inspelen op veranderingen. Zeker grote werkgevers letten steeds meer op persoonlijke kenmerken, mensen met algemene vaardigheden, die goed kunnen communiceren.”
Hier zegt de voorzitter van de Sociaal Economische Raad met zoveel woorden dat kennis steeds minder belangrijk wordt, maar het hebben van een grote mond des te meer.
Voorbeelden van functies waarin kennis van belang is: huisarts, specialist, loodgieter, psycholoog, profvoetbal. Gaan we het voortaan zonder deze categorie van beroepsbeoefenaren doen? Iedere zeven jaar loten wie welke functie de komende zeven jaar gaat uitoefenen?
De levensgrote misvatting die Rinnooy Kan hier etaleert is dat die personeelsselectie plaats vindt op basis van communicatieve eigenschappen van de sollicitanten. Dat is bij naïeve personeelsfunctionariisen alleen waar in de allerlaatste fase van sollicitatieprocedures: waar er drie gekwalificeerde kandidaten zijn overgebleven, en de keuze valt op de best gebekte kandidaat (zoiets slaat nergens op, maar dat het zo vaak gaat weet heel Nederland). Rinnooy Kan ziet alleen dat in de laatste selectie-fase communicatieve vaardigheden vaak de doorslag geven (maar in feite is dat een loterij, zoals de selectie-psychologische literatuur duidelijk maakt), en ziet over het hoofd dat de kandidaten die laatste selectiefase juist hebben bereikt op basis van hun vakbekwame palmares (tenzij het echt om idioten gaat die grafologen en sterrenwichelaars inschakelen om een brievenselectie te doen).
De SER beweert dat gekwalificeerd zijn er niet meer toe doet, alleen de communicatieve eigenschappen tellen nog mee. Voor het onderwijs is dat gevaarlijke nonsens.
Jobhoppen is Angelsaksisch. Het bedrijfsleven zit daar heel anders in elkaar: er is minder of geen binding van de werknemers met ‘hun’ bedrijf, en vice versa. Dat heeft ingrijpende macro- en mico-economische consequenties. Met ongecommitteerde werknemers heb je meer management nodig om toezicht te houden op van alles en nog wat. Willen we in Nederland echt die kant op?
Dat levenslang bijleren dat Rinnooy Kan hier bejubelt bestaat vooral uit functietraining, dat gaat echt niet over vorming. Erger nog: als die functietraining niet echt specifiek is voor het betreffende bedrijf, dan mag de werknemer de kosten ervan al gauw zelf dragen. Enzovoort en zo verder. Wie naar de VS kijkt, zoals Rinnooy Kan doet, mag ook wel eens door de oppervlakkigheid heen kijken. In de VS zit het onderwijs ook heel anders in elkaar, is er nauwelijks sprake van wat we in Nederland beroepsopleidingen noemen, en leiden bedrijven dus hun eigen vakmensen op (dat kenden we in Nederland nog in de zeventiger jaren, totdat de werkgevers erin slaagden die opleidingskosten op de samenleving af te wentelen, zie Jacques van Hoof De arbeidsmarkt als arena.). Over de vergelijking Nederland-VS, wat beroepsopleidingen betreft, zie ook weer La Niña van Jan van Ravens (2009).
Rinnooy Kan moet nodig doorhoppen, hij zit al veel te lang bij de SER.
Ik heb Rinnooy Kan in 1994 die communicatieve vaardigheden uitgelegd, waar wij beiden spraken op een congres van het Leidse Augustinus over de arbeidsmarkt. Uit mijn verhaal (gepubliceerd in het Tijdschrift voor Hoger Onderwijs):
- “(…) de arbeidsmarkt. Daar wordt keihard geselecteerd, en op wat randverschijnselen na, zoals gebruik van grafologen, sterrenwichelaars en pogingen sollicitanten op karakter te schiften, zijn het behaalde diploma’s, relevante ervaring, intellectuele capaciteiten en bewezen motivatie die bepalend zijn voor de competitieve kansen op de arbeidsmarkt. (…). Kijken we naar verantwoorde selectieprocedures zoals gebruikt door psychologische adviesbureaus, dan speelt de bul of het diploma daarbij nauwelijks een rol. In de selectiepsychologische literatuur (…) komt onderwijs al helemaal niet voor. Dat komt omdat het diploma meestal de voorwaarde is om te kunnen solliciteren en vaak niet meer dan dat; daarmee is het diploma helaas buiten het gezichtsveld van de selectiepsychologie geraakt. Diploma’s geven toegang tot bepaalde deelmarkten. Eenmaal op een vakspecifieke deelmarkt beland gaat het om ervaring, een aardig gezicht, intelligentie, een handige babbel, en persoonlijkheid. Tenminste, wanneer de werkgever in de riante positie is dat hij kan kiezen uit een ruim aanbod. Onderwijs heeft dus minder betekenis voor het verwerven van gewilde maatschappelijke posities dan men in Zoetermeer graag ziet. Het is een misvatting dat in het onderwijs ‘dus’ meer aandacht moet komen voor communicatieve vaardigheden, het opdoen van ervaring, training van intellectuele vaardigheden, en plastische chirurgie. Studenten hebben het mechanisme beter in de gaten: zij zijn niet geneigd voor de studie al hun tijd op te offeren, er is in ons land in het hoger onderwijs op dit punt geen sprake van een scherpe onderlinge concurrentie (…).”
De toespraken gingen vanaf de kansel in de Hooglandse kerk. Luisterde er wel iemand?