Kenniseconomie?
Kenniseconomie is een woord dat steevast opduikt bij verkiezingen. Het stemvee moet overtuigd worden van de belangrijkheid van het Nederlandse onderwijs. Dat wil zeggen dat er tijdens de grote verkiezingsslag vooral niet bezuinigd mag worden op het onderwijs, integendeel zelfs miljarden en miljarden méér zal er geïnvesteerd worden als u, beste kiezer, maar op de juiste partij stemt. Doet u dat niet dan moeten we er rekening mee houden dat onze hele kenniseconomie naar zijn mallemoer gaat en dan zijn de gevolgen niet meer te overzien. Gevolgen die vooral onze kinderen en kleinkinderen zullen treffen. Dus op naar de stembus en stem vooral voor onze kinderen en voor onze kleinkinderen, geef uw stem aan de kenniseconomie.
Omdat elke partij ná de verkiezingsstrijd als eerste hun onderwijsprogramma door de shredder laat opvreten gaat die hele verkiezingdemagogie voor het grootste deel aan mij voorbij, behalve het woord ‘kenniseconomie’. Dat woordje blijft binnen in mijn hersenpan elke vezel teisteren, houdt mij uit mijn slaap, maakt mij nijdig, moe, ik krijg er jeuk en bulten van, en de enige reden is omdat ik niet weet wat er mee bedoeld wordt. Je kan geen debat zien of horen, geen krant openslaan of het woord kenniseconomie wordt in verband gebracht met onderwijs.
Tot op de dag van vandaag ben ik er nog niet achter welke lading nu eigenlijk gedekt wordt door ‘kenniseconomie’. Eerst dacht ik dat het belangrijk was dat onze economie over kennis zou beschikken, of zoiets. Maar dat kan natuurlijk niet. Economie is namelijk geen entiteit en kan dus moeilijk over enige kennis beschikken. Daarna bracht ik ‘kennis’ en ‘economie’ met elkaar in verband in de zin van hoe meer kennis, hoe meer economie. Maar dat strookt weer niet me de onderwijsvernieuwingen van de afgelopen vijftien jaar waarbij ‘kennis’ zich beperkt tot Google en andere zoekprogramma’s , daar heb je geen onderwijs voor nodig, en ‘kennis heeft een halfwaardetijd van drie jaar’. Dus dat kon het ook niet zijn. Uit pure wanhoop heb ik de politicus gebeld die het meest het woord kenniseconomie gebruikt. Dat raad ik niemand aan.
Het resultaat van het drie uren durend gesprek was uiteindelijk dat ‘kenniseconomie’ gelijk staat aan ‘innovatie’ en daardoor het opbouwen van een nieuwe economie. Nu was de verwarring nog groter. Al jaren verdeelt onze overheid miljarden en miljarden over het bedrijfsleven. Het innovatieplatform gooit met belastinggeld ten behoeve van onze ‘kenniseconomie’. Jammer genoeg gaat ongeveer 95% van al die miljarden naar de innovatie voor ‘duurzame projecten’, milieuprojecten, ontwikkeling van duurzame economie, bedenken van duurzame duurzaamheid en nog meer duurzaamheid. Elke beunhaas die een subsidiebureautje in de arm neemt, plannetje laat opstellen en zeven keer het woord ‘duurzaam’ gebruikt, tien keer het woord ‘milieu’ en als hij het slim aanpakt ook nog ‘voor het welzijn van onze kinderen en kleinkinderen’ kan zonder probleem een projectbedrag met zes nullen vragen, het wordt bijna per kerende op de bankrekening gestort omdat het plannetje heel veel bijdraagt aan onze ‘kenniseconomie’. Of het wat opbrengt? Nee, het brengt niets op want ‘duurzaamheid’ en onze ‘kenniseconomie’ staan nog in de kinderschoenen en daarom moet er veel geld naar het onderwijs, om onze ‘kenniseconomie’ nu voor eens en voor altijd goed op de kaart te zetten.
Wat mij echter het meest irriteerde bij dat hele wollige telefoongesprek was het feit dat die meneer waar ik op zou moeten stemmen om onze ‘kenniseconomie’ te redden het uitsluitend had over de ‘hogere opleidingen’, over onze ingenieurs, intellectuelen, managers en leidinggevenden. Net of onze loodgieters, metselaars, bouwvakkers, boeren, burgers en buitenlui voor wat betreft onze ‘kenniseconomie’ een te verwaarlozen en waardeloze groep is. Daar kan onze ‘kenniseconomie’ niets mee, zij voegen niets toe, en mogen van geluk spreken dat zij, hun kinderen en kleinkinderen zullen genieten van dat wat de geselecteerde groep gaat bedenken, innoveren en verduurzamen.
Als ze het kunnen betalen, want het geld voor de grote slokop die ‘kenniseconomie’ heet moet natuurlijk door iemand opgebracht worden. Door wie? Vraagt u. Wat dacht u van ‘het stemvee’.
J. Jeronimoon