Een sluiproute voor vakinhoudelijke degradatie van de leraar?

Op papier vind ik de Educatieve Minor best een goed idee, al is de stageperiode te kort en de vakdidactiek te weinig. Maar op het punt van de vakkennis denk ik echt dat de wo-bachelorstudenten met gemak menig hbo-bachelor (de reguliere tweedegrader dus) verslaan.

Dat wil zeggen: zolang er streng wordt vastgehouden aan de vakinhoudelijke kennis die de wo-bachelor opdoet.

En hier gaapt een levensgrote valkuil.

Ik had het al eens voorspeld, en de afgelopen week kreeg ik sterk de indruk dat mijn vermoeden wordt bewaarheid. OCW, de VO-raad en zelfs de universiteiten zijn er op uit om zo veel mogelijk ‘academici’ naar die Educatieve Minor te loodsen. Óók ‘academici’ die vakinhoudelijk tekorten vertonen. Het probleem gaat dus over politicologen die willen worden toegelaten tot de Educatieve Minor wiskunde, of ‘communicatiewetenschappers’ die toelating zoeken tot de Educatieve Minor Nederlands. En droom maar eens een lijstje bij elkaar met ‘academici’ die in aanmerking komen voor het leraarschap Maatschappijleer. Of Engels.

We hebben het hier over tweedegraders die mogen lesgeven in de onderbouw van vmbo-TL (voorheen mavo), havo en vwo. Een groot en belangrijk deel van het onderwijs dus. Hun vakkennis mag absoluut niet onderdoen voor die van reguliere tweedegraders. En voor die tweedegraders zijn net de ‘kennisbases’ vastgesteld, die moeten garanderen over welke vakinhoudelijke kennis deze hbo-studenten beschikken.

De eerste keer dat ik lont rook, was toen ik bemerkte dat OCW die hbo-kennisbases nergens in verband bracht met de Educatieve Minor. Terwijl dat toch nogal voor de hand ligt. Je bent tweedegraads bevoegd voor havo/vwo of je bent het niet. En om dezelfde redenen als OCW die kennisbases relevant acht voor de hbo-opleidingen, zijn ze ook relevant voor de Educatieve Minor-opleidingen. Toch heeft OCW die nergens formeel ingebracht. Dat stonk, direct al.

Afgelopen week was het Kamerdebat over de Educatieve Minor, waarop Jasper van Dijk ons een week geleden attent maakte. Het verslag was gisteren te lezen. Wat blijkt? Nu direct al, in het eerste jaar waarin de EM draait, is OCW als een blad aan de boom omgeslagen en vindt ‘communicatiewetenschappen’ toch een prima opleiding voor een leraar Nederlands. Volstrekt belachelijk, want de bachelor CW vertoont bijzonder maar weinig overlap met de vakinhoudelijke kennisbasis voor het tweedegraads leraarschap Nederlands, en net zo weinig met de bacheloropleiding Nederlandse Taal- en Letterkunde. Op de drie kerngebieden taalkunde, taalbeheersing en literatuur is de opleiding CW flinterdun of geeft geheel niet thuis.

OCW verschuilt zich achter de VSNU en achter ‘de vakinhoudelijke verenigingen’, die toestemming zouden hebben verleend. Van Bijsterveldt zei donderdag letterlijk het volgende:

“Wij hebben een behoedzame invoering afgesproken, want laten wij eerlijk zijn, een kleine sprong in het diepe is het natuurlijk wel. Dan is het belangrijk dat alle zaken eromheen op een heel zorgvuldige manier gebeuren, dus een terughoudende verwantschapstabel was de eerste stap, en nu ligt er een iets uitgebreidere tabel die uw instemming kan vinden. De heer Jasper van Dijk heeft daarover een vraag gesteld, waar ik zo op inga.”

Die ‘iets uitgebreidere tabel’ is wél aan de Kamer *ter inzage* gegeven, maar OCW heeft die tabel nog niet gepubliceerd! Hij is noch op de site van OCW te vinden, noch op die van de Tweede Kamer, noch bij de VO-raad, noch bij de VSNU. Toch heeft de Kamer er al over besloten. Dat stinkt nog meer. Als openbaar geworden zou zijn dat OCW ‘communicatiewetenschappers’ tot vwo-leraren Nederlands wil overschilderen, had dat natúúrlijk op ernstige weerstand kunnen stuiten bij de beroepsgroep van leraren Nederlands. Eerst heeft OCW onze bevoegdheden als voor waardeloos verklaard (wet-BIO: als je maar bekwáám bent; en beunhazerij hoeft niet gemeld), nu wil ze ook nog onze universitaire diploma’s in de vakdiscipline offeren aan de bestrijding van het lerarentekort.

De vraag van Jasper van Dijk luidde: “De verwantschapstabel laat zien welke opleidingen voor welke vakken opleiden. Ik heb daar één vraag over. In de tabel ziet men dat de studie communicatie- en informatiewetenschappen opleidt tot leraar Nederlands. Klopt dat? Graag een toelichting.”

De reactie van Van Bijsterveldt: “Ik kom bij het punt van de heer Van Dijk over de verwantschapstabel. Hij wilde weten hoe het zit met de studie communicatiewetenschappen. De universiteiten menen dat dit een goede verwantschap is. De VO-raad heeft de vraag ook voorgelegd aan de vakinhoudelijke verenigingen van vo-leraren en zij vinden dat ook. Daarom is de VO-raad ook akkoord gegaan, terwijl niet alles van de VSNU uiteindelijk is geaccordeerd door de VO-raad. Het belangrijkste is het volgende: als we willen dat mensen doorstromen naar de eerste graad, moeten we ervoor zorgen dat de bachelor diezelfde verwantschap kent. Met een bacheloropleiding of vakmaster worden studenten nu al toegelaten tot de ULO Nederlands. Deze studenten kunnen straks met dit universitaire vak dus gewoon doorstromen en mogen ook de master Nederlands doen. Het sluit dus keurig op elkaar aan, zodat er geen gaten vallen.”

In maart 2009 schreef Van Bijsterveldt nog: “Uitgangspunt is dat in beginsel alleen klassieke kerndisciplines in combinatie met een minor tot een bevoegdheid voor een schoolvak kunnen leiden (dus wel bachelor Frans + minor = Leraar Frans,
maar niet bachelor communicatiewetenschap + minor = Leraar Nederlands).”

In de laatste zin wordt CW dus zelfs als expliciet voorbeeld genoemd van een onwenselijke vooropleiding. En een jaar later is er bij Van Bijsterveldt geen vuiltje meer aan de lucht! Want ze claimt instemming met de VSNU en de vakverenigingen.

Daar wil ik het mijne van weten, en ik heb dus onmiddellijk bij beide gremia om opheldering gevraagd. Als die instemming van de vakverenigingen er is, raak ik verBijsterd. Als die instemming er niet is, heeft Van Bijsterveldt de Kamer onjuist geïnformeerd.

Voor BON stond vakdeskundigheid van leraren altijd al centraal. De Educatieve Minor, op papier veelbelovend, blijkt misbruikt te (kunnen) worden om de vakdeskundigheid van *bevoegde* leraren te ondermijnen. Ze mogen straks door naar de eerstegraads opleiding, zonder probleem.

De eerste, strenge ‘verwantschapstabel’ blijkt duidelijk een lokkertje om de Educatieve Minor er door te loodsen. Maar in de eerste ‘uitbreiding’ blijkt dat met die ‘zorgvuldigheid’ en ‘behoedzaamheid’ direct de hand wordt gelicht.

Vandaag Nederlands, morgen uw schoolvak.

Ik zou graag Jaspers reactie op deze kwestie horen. Wat zijn de feiten rondom de ‘raadpleging van vakverenigingen’ waar Van Bijsterveldt gewag van maakt? Wie heeft dat gedocumenteerd? Kunnen Kamerleden die informatie wel checken? Waarom moest die raadpleging lopen via de VO-raad, en niet direct door OCW (ook dat stinkt). Wat is er überhaupt terechtgekomen van de door vB in juni gememoreerde ‘nauwkeuriger beschouwing van het curriculum van de bacheloropleiding in relatie tot de inhoud van het schoolvak waarvoor de bachelor bevoegd wordt’? Is daarover überhaupt feitelijke informatie beschikbaar? Of wordt dit weer in de achterkamertjes van OCW, VO-raad en VSNU afgetikt?

8 Reacties

  1. Geweldig Couzijn
    Wat geweldig dat je dit goed uitgezocht hebt Couzijn. Hieruit blijkt maar eens weer dat je die mooie verhaaltjes nooit voor zoete koek mag aannemen.
    Overigens blijf ik vragen houden over de werkelijke vakinhoud van de Bachelor, ook als dat wel 1 op 1 naar een schoolvak te herleiden is.

    Ik moet ook nog even kwijt dat mijn bewondering voor Jasper van Dijk wederom gegroeid is. Hij zag kennelijk dat hier nog veel ruimte voor bedrog overbleef en heeft in ieder geval vragen gesteld over hoe dat zat met die verwantschap.

    • Aan de Educatieve Minoren gewoon de kennisbasis als norm stellen
      Dank voor je compliment, Hinke. Het bijzondere is dat de staatssecretaris in haar Kameruitspraken en in de brieven aan de Kamer heldere taal spreekt. Herhaaldelijk stelt ze dat de opleidingen in de ‘verwantschapstabel’ getoetst moeten worden op ‘voldoende verwantschap’.

      Het lastige is dat OCW zich niet uitspreekt over wat ‘voldoende verwantschap’ is, terwijl ze nu net een min of meer duidelijke norm heeft gesteld voor het niveau van vakkennis van tweedegraads docenten: de kennisbasis.

      Niets had dan ook meer voor de hand gelegen als de staatssecretaris onomwonden zou stellen: de educatieve-minor-leraren gaan lesgeven in het tweedegraads gebied (ook, of juist, op het hoogste niveau, het vwo), dus moet het niveau van hun vakkennis overeenkomen met wat we aan reguliere tweedegraders vragen. En dat niveau, althans een inhoudsspecificatie, staat in de kennisbasis.

      Dat had dan zowel duidelijkheid gegeven aan de ‘klassieke disciplines’ op de universiteit (Nederlands, biologie, wiskunde, geschiedenis) als aan bachelorstudenten met eventuele deficiënties (algemene taalwetenschap, medische biologie, bedrijfskunde).

      Maar in het kamerdebat refereerde de staatssecretaris helemaal niet aan de inhoud van de kennisbasis; noch aan de vakinhoud, noch aan het niveau. Ze stelde eenvoudig vast dat elke wo-bachelor ‘meer vakkennis’ heeft opgedaan (150 ECTS) dan een hbo-student aan een lerarenopleiding (120 ECTS). Maar het gaat natuurlijk niet om de rekenkundige omvang in ECTS als je niet éérst vaststelt of je het wel over dezelfde kennis en over het vereiste niveau hebt. Om *relevante* kennis dus.

      Ik neem graag als uitgangspunt dat de staatssecretaris meent wat ze zegt, en dat het dus haar intentie is dat de naar een Educatieve Minor toeleidende opleidingen kritisch horen te worden getoetst op inhoud en niveau (waaronder omvang) van de vakinhoudelijke kennis.

  2. Een moment van reflectie (1/2)
    Ik schreef: als de vakverenigingen hebben ingestemd, raak ik verBijsterd. Welnu, ik raakte verBijsterd. Het was te kort dag om van de VSNU te vernemen, maar de vakvereniging blijkt – door een ongelukkig misverstand en tot haar eigen grote schrik – inderdaad te hebben ingestemd. De staatssecretaris had het dus bij het rechte eind toen ze dit de Kamer meldde.

    Waar mensen werken, ook de vrijwilligersorganisaties die onze vakverenigingen zijn, worden vergissingen gemaakt. En waar vergissingen worden gemaakt, moeten die kunnen worden rechtgezet. Ik reken er op dat OCW meewerkt aan het rechtzetten van deze evidente misser.

    Immers, over de inhoudelijke relevantie van bacheloropleidingen voor het leraarschap Nederlands zei de staatssecretaris in de Kamer: “Het belangrijkste is dat als we willen dat mensen doorstromen naar de eerste graad, we ervoor moeten zorgen dat de bachelor dezelfde verwantschap kent.” In maart 2009 schreef ze aan de Tweede Kamer nog expliciet dat ze communicatiewetenschap toen géén deugdelijke voorbereiding vond op het leraarschap Nederlands (“Uitgangspunt is dat in beginsel alleen klassieke kerndisciplines in combinatie met een minor tot een bevoegdheid voor een schoolvak kunnen leiden (dus wel bachelor Frans + minor = Leraar Frans, maar niet bachelor communicatiewetenschap + minor = Leraar Nederlands)”

    Bovendien schreef ze in juni 2009 dat in een uitgebreidere verwantschapstabel “als uitgangspunt hanteert dat daarop uitsluitend bacheloropleidingen worden opgenomen die *in voldoende mate de vakinhoudelijke kennis aanbrengen* die nodig is voor:
    − onderwijs in betreffend schoolvak en
    − een ongeclausuleerde doorstroom naar een masteropleiding voor de eerstegraads bevoegdheid).”

    Ook schreef ze: “Het gaat dan om een uitbreiding met verwantschappen waarvoor eerst *een nauwkeuriger beschouwing van het curriculum van de bacheloropleiding nodig is* in relatie tot de inhoud van het schoolvak waarvoor de bachelor bevoegd wordt.”

    • pardon?
      Hoe kan een vakvereniging nu zo’n misser maken? Ik kan me daar werkelijk niets bij voorstellen. Er moet dan op zijn minst enige twijfel of discussie over zijn geweest, en ik kan me niet voorstellen dat de vraag of een bachelor Communicatiewetenschap ook volstaat uberhaupt ruimte geeft tot discussie. Dat is toch gewoon een evidente ‘nee’, hoe kun je daar vervolgens vergissingen in maken? Ik ben erg benieuwd naar de achtergrond van de ‘misser’!

      • Er wordt aan gewerkt
        Die achtergrond nog niet duidelijk. Daarbij vind ik het wie-wat-waar-wanneer-waarom etc. van per abuis gemaakte missers niet voor publicatie geschikt, omdat het dan al snel om de poppetjes gaat. Bovendien is het veel belangrijker dat betrokkenen erkennen dat het om een misser gaat, en dat er van de kant van de vakvereniging alle medewerking is om die te herstellen.

        Denk ook aan wat ik hieronder schreef (2/2): misverstanden en het maken van menselijke fouten zijn onontkoombaar, zeker in de papierwinkel die onderwijs is. Als de gevolgen daarvan groot zijn, ligt dat vaak ook aan het complex dat er aan voorafgaat.

        Als de adviesvraag onverwachts komt, op een van de drukste momenten van het schooljaar, als vrijwilligers snel en onder tijdsdruk moeten reageren, als er ingewikkeld uitzoekwerk aan te pas komt zonder precedent, als de vraag, de context en de bijgeleverde informatie (misschien) niet helder genoeg waren of te weinig informatie bevatte (dat wordt nu uitgezocht), dan is het risico op misverstanden zo groot dat hoofdverantwoordelijken in de adviesprocedure de nodige ‘checks and balances’ moeten inbouwen. Dat is een hier leerzaam punt. En niet alleen voor de vakvereniging.

  3. Een moment van reflectie (2/2)
    Nu hoef je geen *nauwkeurige beschouwer* te zijn om vast te stellen dat de vakkennis die gegarandeerd wordt verworven in de bachelors Communicatiewetenschap (ook de in de tabel genoemde drie opleidingen) tekortschiet voor een tweedegraads leraar Nederlands (zie ook de kennisbasis voor tweedegraads opleidingen). Laat staan voor een eerstegrader.

    Bij de vakvereniging is dus sprake van een misser. Goed om na te gaan hoe die kon ontstaan, ter voorkoming van volgende. Nodig is dat belangrijke adviesprocedures voldoende ‘checks and balances’ hebben, zodat een eenvoudige menselijke vergissing niet tot akelige consequenties leidt. Een menselijke fout blijkt al te vaak het sluitstuk in een complex dat enerzijds niet deugt, en waar anderzijds toeval vrij spel heeft (denk aan Wagenaars bespreking van de Zeebrugge-ramp met de Herald of Free Enterprise).

    Zo is er kennelijke vertraging opgetreden bij de adviesvraag. OCW vroeg de VO-raad om advies, VO-raad stuurde vraag door naar PVVVO, PVVVO stuurde de vraag door naar de onderscheiden vakvereniging, die zich er na ontvangst van de brief pas aan het eind van het jaar over kon buigen. De VO-raad vroeg om een reactie uiterlijk voor 11 januari, terwijl de staatssecretaris in juni aan de Kamer had gemeld dat de uitgebreidere verwantschapstabel ‘in het najaar’ zou komen. Ook verwees de adviesvraag niet naar de tweedegraads kennisbasis als referentie.

    Onder zulke tijdsdruk kan geen “nauwkeurige beschouwing van het curriculum” van drie bepaalde studierichtingen Communicatiewetenschap worden gemaakt door een vakvereniging van een handvol drukbezette, verantwoordelijke docenten die op vrijwillige basis hun tijd geven aan het verenigingswerk. Dat is de goden verzoeken. Dat een misverstand aan de basis direct leidt tot ingrijpend OCW-beleid, zonder ook maar één inhoudelijke ‘check’ of een ‘balance’, zou alle betrokken partijen tot denken moeten aanzetten.

    • Over gegarandeerd verworven vakkennis
      Ik schreef hier over ‘gegarandeerd verworven vakkennis’. In het licht van mijn bericht ‘Aanvulling’ lijkt het me goed hier op in te gaan.

      Met ‘gegarandeerd verworven vakkennis’ bedoel ik vakkennis waar je op kunt rekenen dat de houder van een bepaald diploma die verworven heeft. Zo hebben alle studenten Nederlands kennis verworven over de literatuurgeschiedenis en over argumentatief taalgebruik. Hun bachelordiploma garandeert deze kennis.

      Maar vakken als ‘jeugdliteratuur’ of ‘schrijfvaardigheid en het beoordelen daarvan’ zijn vaak keuzevakken. Lang niet iedere gediplomeerde heeft deze vakken gevolgd. Ik reken ze dus niet tot de ‘gegarandeerde vakkennis’.

      Als je wilt kijken naar wat een opleiding inhoudelijk waard is, dan telt vooral die gegarandeerd verworven vakkennis. Daar kun je immers staat op maken.

      Tien jaar geleden had bij een bepaalde universiteit de vierjarige doctoraalopleiding Nederlands enige jaren alléén de propedeuse nog gemeenschappelijk. Direct in het tweede jaar begon de specialisatie. Studenten hadden weinig gemeenschappelijke basiskennis, maar raakten snel thuis in de gebarentaal, of het Fries, of de Middelnederlandse letterkunde, of de generatieve grammatica. Een nadeel was dat toen deze studenten leraar wilden worden, ze vakkennis tekort bleken te komen. Het diploma garandeerde niet meer genoeg basiskennis om zijn kwalificatiefunctie waar te maken.

      Op dezelfde manier moet worden opgepast bij het doorlichten van opleidingen t.b.v. de Educatieve Minor, om te zien of ze voldoende verwantschap hebben met de ‘klassieke’ bachelor, dan wel met de kennisbasis. Dan moet je dus niet zozeer kijken naar de keuzes, in vakken of in varianten, maar naar de kennis die elke student in die opleiding opdoet.

      Het is dan zeer wel mogelijk dat niet de hele opleiding een plek verdient in de verwantschapstabel, maar een speciale lerarenvariant wél. Omdat die de vakkennis garandeert. Zou die met een eigen CROHO-nummer in de tabel kunnen?

  4. Aanvulling
    Vandaag vernam ik dat aan de Universiteit van Tilburg een speciale lerarenvariant in de maak is binnen de opleiding Communicatie- en Informatiewetenschappen (CIW). Ik begrijp dat deze openstaat *als keuze* voor studenten CIW en voor studenten Algemene Cultuurwetenschappen (ACW) van de UvT. Het verantwoordelijke instituut heeft een studiepakket samengesteld uit tekst- en cultuurvakken, met het oogmerk voor te bereiden op een Educatieve Minor Nederlands, waarvan de deelnemers later direct moeten kunnen doorstromen naar een master lerarenopleiding Nederlands.

    Op het oog ziet dit er interessant uit. Het gaat bij deze ‘variant’ om een mix van twee opleidingen (taal/tekst vanuit CIW en cultuur/literatuur vanuit ACW), plus de minor zelf. Als voorbereiding voor het leraarschap Nederlands verdient deze variant aanzienlijk minder scepsis dan de doorsnee bacheloropleiding Communicatiewetenschap. Ik wil ze dus niet over dezelfde kam scheren.

    Als het instellen van de Educatieve Minor er toe leidt dat universiteiten meer mogelijkheden creëren om academici behoorlijk op te leiden tot leraren, zoals in dit geval voor Nederlands, is dat winst. Maar bedenk:

    * dan moet wat de staatssecretaris verlangt, nl. een ‘ nauwkeurige beschouwing van het curriculum van de bacheloropleiding in relatie tot de inhoud van het schoolvak’, wel expliciet met het oog op de Ed. Minor én doorstroming naar de eerstegraads (met master erbij 180 ECTS ‘vak’) worden gemaakt;

    * dan moet de erkenning als relevante bachelor betrekking hebben op alleen deze variant, niet op alle andere varianten binnen de moederopleidingen (nu in de verwantschapstabel met hun algemene CROHO-nummer genoemd).

    Ik zou graag zien dat de in deze blog verwoorde kritiek niet wordt gelezen als ontmoediging van dergelijke initiatieven. Integendeel, als universiteiten slimme en aantrekkelijke manieren bedenken om academici naar het onderwijs te loodsen, verdient dat naast de kritische blik zeker ook bemoediging.

Reacties zijn gesloten.