We doen het goed

Hollandse regeldrift ofwel Hoeveel pagina’s heb je nodig om de kwaliteit van de leraar vast te leggen?

In een Europees project rond lerarenkwaliteit (Identifying Teacher Quality) , blijkt dat er geen land in Europa is (van de negen onderzochte landen) dat zo gedetailleerd de kaders vastlegt voor de kwaliteit van leraren en de inhoud van lerarenopleidingen. In drie van de negen landen omvatten formele eisen aan lerarenopleidingen die zijn vastgelegd middels formele regelgeving, niet meer dan 2 pagina’s, in 4 landen zijn in maximaal 6 pagina’s de competenties van (aankomende) leraren beschreven, terwijl in Nederland en België het gaat om 21 respectievelijk 18 pagina’s. En met de landelijk vast te leggen kennisbasis en zelfs landelijk geregisseerde kennistoetsing, komt daar nog een veelvoud aan detail bij. Is dat Nederlandse regeldrift, Hollandse degelijkheid, laaglands vertrouwen in de maakbaarheid van ons polderlandschap? In internationale uitwisselingen zijn we vaak trots op ons poldermodel, op de betrokkenheid van leraren bij het opstellen van de bekwaamheidseisen, op de autonomie en zelfregulering van scholen, op onze interactiviteit en op consensus gerichte cultuur. Maar we blijken ondanks die interactieve aanpak wel erg veel pagina’s nodig om vertrouwen te waarborgen.

31 Reacties

  1. We doen het goed….
    …op papier.

    Je mag niet aan de oorlog denken, maar denk er toch maar aan. Met alle gevolgen vandien.
    Ieder weet wat ik bedoel.

  2. Regeldrift
    In de meeste landen is het volstrekt duidelijk wat een leraar moet weten en dus is het niet nodig om dit vast te leggen. In Nederland zijn er lijkt het zat lerarenopleiders die het niet nodig vinden dat basisschoolleraren 1/2+1/7 of 435×214 uit moeten kunnen rekenen. En dan moet je dus dingen heel precies vast gaan leggen…

    Ik denk dat in dit geval niet Haagse regeldrift het probleem is, maar het door de onderwjsvernieuwlingen verdwijnen van de vanzelfsprekendheid van bepaalde dingen.

    • En dat zijn nog gemakkelijke sommetjes
      ((2/5)/(18/4)) + 2/7 – 3/13

      Zouden ze op de PABO dit überhaupt nog leren uit te rekenen?
      Immers, het is toch altijd een soort van vanzelfsprekende ‘regel’ geweest dat het streven is om kinderen in groep 8 met breuken te hebben leren rekenen?

      Nu, niet dat ze daar op mijn school in slaagden ondanks dat wij daar beter leerden rekenen dan op de meeste scholen. Bij ons stopten ze bij het optellen van breuken die een verschilende noemer hebben. Breuken dezelfde noemer geven of een breuk delen door een breuk leerden wij helaas ook niet in groep 8. Op het v.o. ‘klaagde’ de leraar vervolgens in de eerste klas dat wij eigenlijk al zouden moeten kunnen. :s
      MVDWOA, een regel waarvan het belang niet kan worden overschat, leerden wij ook pas op het v.o.

      • Waar is de hiërarchie gebleven?
        Is nu ook in de rekenkunde de hiërarchie, nl die der bewerkingen, afgeschaft?. Vroeger was die
        1.machtsverheffen en wortel trekken
        2. vermenigvuldigen en delen
        3. optellen en aftrekken
        Het haakje aan het begin van de arithmetische expressie en dat vóór het plusteken zouden vroeger overbodig geweest zijn.
        Seger Weehuizen

        • v d o a
          Ik meen dat de kinderen nu leren dat je eerst moet vermenigvuldigen en delen, gewoon op volgorde van de opgave, en dat daarna optellen en aftrekken aan de beurt zijn, ook in de volgorden zoals die in de som staat.
          De opgaven waren aan die regel aangepast.

          27:3×9, moest dus gewoon op volgorde. Moest het anders, werden er haakjes geplaatst: 27:(3×9).

          • De mens
            als verlengde van de (reken-)machine. Nu nog pixel-ogen kweken voor het kijken naar het beeldscherm.

        • Die 2 extra haakjes zijn
          Die 2 extra haakjes zijn geen rekenkundige haakjes maar haakjes voor de leesbaarheid aangezien ik me moet behelpen zonder LaTeX. 😉
          Ik wil zo aangeven dat dit een breuk is met een teller en een noemer en dat ik bij die breuk iets optel.

          De volgorde zoals ik die aangeleerd heb: Meneer Van Dale Wacht Op Antwoord.
          Machtsverheffen, Vermenigvuldigen, Delen, Worteltrekken, Optellen en Aftrekken.

          • een rare vent die van Dale
            Dat wortel trekken en machtsverheffen hier uit elkaar getrokken zijn is bizar. De n-de machts wortel trekken is immers gelijkwaardig aan het verheffen tot de macht 1/n. Net zoals delen door een getal het vermenigvuldigen met het omgekeerde is en aftrekken het optellen van het tegengestelde getal. Je hoeft dus alleen maar de hiërarchie van 3 bewerkingen te kennen. Misschien is die bizarre van Dale’se regel ontstaan door het gebruik van een overline rechts van en aansluitend aan het wortelteken, een schrijfwijze die maakt dat men Ѵ(axb) zonder haakjes kan schrijven.
            Seger Weehuizen
            Ik zou nooit (a/b)/(c/d) x (e/f) opschrijven omdat ik dan niet weet of de lezer dat interpreteert als
            {{(a/b)/(c/d)} x (e/f)} of {(a/b)/{(c/d) x (e/f)}} zoals van Dale wil.
            Ik zou dan schrijven (a/b) x (d/c) x (e/f) voor het eerste geval en
            (a/b)/((c/d) x (e/f)) voor het tweede geval
            seger Weehuizen

      • breuken zesde klas
        Vereenvoudigen, gelijknamig maken, teller keer teller, noemer keer noemer, wegstrepen, e.d. waren ooit gewone oefenstof voor de vijfde en zesde klas.
        De regel ‘delen door een breuk is hetzelfde als vermenigvuldigen met het omgekeerde van die breuk’, moest net zolang worden opgedreund, tot iedereen die regel uit z’n hoofd kende (voor de rest van zijn leven).
        Waarna uiteraard reeksen oefeningen volgden.
        Nu redeneert men dat in het dagelijks leven niemand deelt door een breuk. Dergelijke oefeningen worden dan ook beschouwd als ‘onnodige ballast’.

        • Pas op: leren is slecht voor je gezondheid
          De onderwijsvernieuwers lijken te denken dat je het leren tot een absoluut minimum moet beperken. Alsof je er uitslag van krijgt. Misschien moet er een maximaal aanbevolen dagelijkse hoeveelheid leren zijn, zoals bij suiker, zout en vet. Minder is natuurlijk altijd beter. Of erger nog, als de waarschuwing op pakjes cigaretten.

          Het summum van dit minimalisme is het competentiegericht onderwijs, waarin letterlijk alles is uitgebannen dat niet verantwoord kan worden voor de baan die je 5 jaar later wellicht krijgt.

          Datgene dat je dan wel wordt geacht te “leren” gaat dan ook nog is met just in time logistiek en die variant van leren kan alleen maar gebruikt worden voor uiterst oppervlakkige kennis: voor diepgang is nu eenmaal meer tijd nodig

          Dat onderwijskundigen dergelijke onzin propageren kan alleen verklaard worden uit het feit dat ze kennelijk nogal een flinke frustratie hebben opgelopen in hun eigen onderwijsloopbaan. Niet alleen de tafels van vermenigvuldiging, maar ook de Duitse woordjes en de lessen van de geschiedenis zal ze zwaar zijn gevallen. Het zullen de uiterst zwakke zusters van het VO zijn geweest. En nu nemen ze wraak.

          Aanvulling:
          Couzijn merkt in een reactie op dat deze laatste alinea onnodig generaliserend is en daarmee de moderatiegrenzen overschrijdt. Wellicht heeft hij daarin gelijk. Vanzelfsprekend zullen er onderwijskundigen zijn die deze schoen niet passen.
          Misschien moet ik het abstracter formuleren, misschien moet ik het niet over de onderwijskundigen hebben, maar over “de onderwijskunde”. Ik blijf erbij dat de onderwijskunde meer kapot maakt dan me lief is en een uiterst zwakke “wetenschap” is, die wordt bevolkt door gemiddeld zwakke studenten en daarmee ook zwakke wetenschappers. En de uitzonderingen…. iets met schoen passen of met regels bevestigen. Overigens ben ik de laatste die couzijn zo’n zwakke onderwijskundige zou willen noemen. Hij past die schoen zeker niet. Niet vreemd: hij behoort bij BON 😉

          • Macramé
            In de jaren zeventig vierde de huisvlijt hoogtij. Rieten tegels op de grond; zelfgepunnikte macramé kunstwerken; kruisraketten de wereld uit; arbeidersolidariteit door studenten en intellectuelen; zelfsturende sociale academies; inspraak sit-ins; anti-autoritaire opvoeding; teveel om op te noemen.
            In die tijd was er ook een hausse aan studies pedagogiek-A en pedagogiek-B.
            De universiteiten zagen de dames graag komen en breidden hun faculteiten en personeel maar wat graag uit. Brood op de plank nietwaar; tot vandaag de dag.
            De groei uit die jaren heeft geleid tot een Nederlands waterhoofd aan pedagogen en onderwijskundigen die hun kennis maar wat graag in de praktijk toetsten.
            De ellende daarvan kunnen we nu om ons heen zien. Jammer dat ze de schuld, zoals gebruikelijk, buiten zichzelf zoeken. Dat is onwetenschappelijk.

          • JSW 1980
            Het blad JSW was (is?) een goede spiegel van de vernieuwende wensen in die jaren.
            Zo pleit een artikel uit 1980 voor leesteksten voor arbeiderskinderen. Het kwam er op neer dat die teksten geheel moesten aansluiten bij de ervaringswereld van die arbeiderskinderen. Het artikel concludeert: ‘De kwaliteit van een leestekst kan, afgezien van leestechnische aspecten, het beste worden afgemeten aan de mate waarin in die tekst gepoogd wordt het zelfbeeld van het kind in positieve zin te versterken.’

            En tevens:
            ‘In een tekst kan specifieke omgevingskennis op maatschappelijk, aardrijkskundig, geschiedkundig, biologisch terrein verwerkt worden. Daartoe zullen ouders, wijkbewoners en welzijnswerkers bij het werk betrokken moeten worden, omdat zij degenen zijn die specifieke wijk- of milieugebonden kennis bezitten.

            Eerst moet namelijk beslist worden door een brede groep wat gewenste informatie is voor kinderen. De school zal een lange tijd nodig hebben voordat zij deze taak (in wezen het opstellen van een schoolwerkplan!) voltooid heeft…..
            Gerichte professionalisering van leerkrachten op expressief en kreatief gebied zal noodzakelijk zijn.’

            Het artikel constateert een spanning tussen het bevorderen van de culturele waardigheid van het arbeiderskind, en het meegeven van enkele verworvenheden van de technocratische maatschappij.
            ‘De motivatie, welke ten grondslag ligt aan deze tweeslachtigheid, komt voort uit het konstateren van de noodzaak om de voor- en buitenschoolse ontwikkeling als volwaardig te accepteren enerzijds en een te constateren noodzaak om het zelfbeeld van het kind te versterken en de weerbaarheid van het kind in de ‘volwassen’ maatschappij te vergroten.’

            Het is voor mij zonneklaar dat deze gedachten en tendenzen de hele onderwijsvernieuwing hebben gestuurd.

          • pratenpratenpraten
            Op www.lerarenweb.nl kan men lezen wat er zoal van de huidige leerkracht basisschool wordt verwacht. Het is bovenmenselijk, zo lijkt me.
            Vooral als men de filmpjes bekijkt die de praktijk laten zien, lopen de rillingen mij over de rug.
            Het is werkelijk eindeloos, en over alles en nog wat, in gesprek gaan met die kinderen. De leerstof, de gedragsregels, de houding van mees of juf, ALLES leidt voortdurend tot gesprekken. Zoiets kost natuurlijk heeeeel veel tijd.
            Levert het ook wat op?
            We weten inmiddels dat het weinig heeft opgeleverd.
            Hebben we ‘betere’ mensen na al die gesprekken?
            Nee, we hebben geen betere mensen gekregen.

            Het eindeloos en oeverloos reflecteren, bespreken enz. enz., is een vorm van geld- en tijdverkwisting.

          • Eigenlijk is het dus heel simpel
            En daarom stel ik voor alle onderwijskundigen het land uit te gooien, met alle lerarenopleiders in hun kielzog. Dan komt het na verloop van tijd met het onderwijs vanzelf weer helemaal goed.

          • Aderlaten
            Hoho Couzijn; aderlaten is genoeg en daarnaast een grote dosis bescheidenheid en relativeringsvermogen (wederzijds). Bedenk ook dat het verwachte lerarentekort volledig verdwijnt als we onderwijskundigen voor de klas kunnen zetten.

          • Ere wie ere toekomt
            Ik moet er niet aan denken dat we onderwijskundigen voor de klas gaan zetten om het lerarentekort te lenigen. Over welke kwalificaties beschikken zij om hun leraarschap te schragen? Je kunt net zo goed archeologen aanstellen als minister ‘om geschiedenis te schrijven’ of sterrenkundigen als astronaut naar Mars schieten.

            Daarbij hebben archeologen en astronauten nog als voordeel dat ze steekhoudende theorieën hebben over hun wetenschappelijk object.

            Mijn bezwaar geldt de eenzijdige en ten onrechte generaliserende analyse dat ‘onderwijskundigen’ de schuld dragen van de onderwijsellende. Als we kijken naar de feitelijke bevoegdheden en verhoudingen, dan treft schoolbesturen en de laffe houding van OCW en politiek veel meer blaam dan de ‘slechts’ adviserende onderwijskundigen, die je desgewenst ook als quantité négligable kunt wegzetten.

            Zo vind ik ook dat je onbevoegde ‘leraren’ niet kunt verwijten dat ze voor de klas willen staan. Ik wil ook wel gratis een bank beroven. Wel kun je schoolbesturen verwijten dat ze en masse en stilzwijgend onbevoegden voor de klas zetten. Zoals je het een bankdirecteur kunt verwijten als hij op vrijdagmiddag de sleutel in de kluis laat zitten.

            Waarom denk je dat ‘de onderwijskundigen’ niet bescheiden en relativerend genoeg zijn? Ik heb de indruk dat opperschoolbestuurder Sjoerd Slagter minder bescheiden en relativerend is dan de doorsnee onderwijskundige.

          • voor de klas
            Ik vind dat alle onderwijskundigen een onderwijsbevoegdheid moeten hebben of halen. Ik denk dat als ze “poten in de klei” hebben dat dat dan heel wat onzin verspreiden zal schelen!

          • Geef ze van (het juiste) katoen, 1989!
            In reactie op de laatste alinea een herinnering aan de BON-spelregels voor moderatie: “Kritiek op mensen of groepen buiten de discussie wordt niet geaccepteerd. Dit betekent ook: geen generaliserende statements van het type ‘managers denken alleen maar aan hun eigen salaris’ of ‘docenten willen alleen maar klassikaal doceren’.

            Of de regel moet worden verwijderd, of de alinea is kandidaat voor verwijdering. Ik ben benieuwd.

          • Vinger. Zere plek.
            Eenieder heeft ervaring met een beperkt aantal ‘onderwijskundigen’. Op de dag voor mijn promotie hoorde ik dat ik niet zou promoveren in de Nederlandse taal- en letterkunde, maar in de Pedagogiek en onderwijskunde. Zo formalistisch kan het wezen.

            Ik werk aan een universitaire eerstegraads lerarenopleiding. Ik kan met de hand op mijn hart zeggen dat we hier trachten elke student in zijn vakspecifieke waarde te laten. Dat elke onderwijskundige (ik ben toevallig vakdidacticus, maar goed) beseft dat ‘het vak’ is what makes the student tick. Daarbij komt dat wij hier te maken hebben met doorgaans slimme studenten die elke onderwijsretoriek doorzien à la ‘pedagogiek is de basis’ en ‘elke goede docent kan gerust een ander vak doceren’.

            Het allergrootste bezwaar tegen de generalisaties t.a.v. onderwijskundigen is dat die het werkelijke probleem in het onderwijs op de verkeerde manier analyseren. Het werkelijke probleem zit ‘m in het systeem op school, en in de verhouding tussen school en overheid. De leraar die niet zelf mag weten hoe hij lesgeeft. De overheid die eisen stelt die er niet toe doen. De leraar die zich – als expert – bedreigd ziet in zijn autonomie. De school die – als verantwoordelijke instantie – eisen slikt waarmee zij goede sier kan maken.

            Daaraan kunnen ‘onderwijskundigen’ geen fluit doen. Het zijn de bestuurderen die het ‘m doen. Dat inzicht heeft me teruggevoerd tot BON.

          • inhoudelijk bezwaar of strategisch bezwaar?
            Je allergrootste bezwaar lijkt me een wedstrijdje tussen twee oorzaken. Welke oorzaak levert de grootste bijdrage aan de ellende. Ik ben er van overtuigd dat als er meerdere oorzaken zijn, je niet alleen telkens de grootste moet noemen omdat het benoemen van andere oorzaken de werkelijke analyse zou verbloemen. Laat ik eens een rijtje oorzaken noemen:
            – matige vakkennis van een te groot deel van de docenten
            – onvoldoende geld naar het onderwijs en daardoor te volle klassen en overspannen leraren
            – ongecontroleerde macht van de besturen
            – het meer partijen systeem van evenredige vertegenwoordiging waardoor onderwijs in het verleden een speelbal is geweest van de onderhandelingen tussen de verschillende coalitiegenoten
            – de inteelt van bestuurders en middenveld met de politiek
            – de cultuur van kop en maaiveld in NL
            – de sterke instroom van ongeletterden uit een andere cultuur
            – wsns (of de macht van het gelijkheidsideaal)
            – autonomie van de besturen (of de waanzin van de zogenaamd liberale schoolmarkt waarin een kind als klant wordt gezien)

            en zo kan ik nog wel 20 oorzaken bedenken, precies wat de Volkskrant in zn onderwijsagenda heeft gedaan natuurlijk. Maar voor mij hoort daar het niveau van de onderwijskunde wetenschap ook echt bij. Nogmaals, niet iedere onderwijskundige is een sukkel, maar de wetenschap heeft toch bijster weinig werkelijke kennis gebracht. Dat bestuurders de onderwijskundigen misbruiken is een ander argument dat de problemen met het vak onderwijskunde serieus maakt.

            Wat ik maar wil zeggen is dat er niet één werkelijk probleem is, maar dat er een berg met elkaar verbonden oorzaken en gevolgen zijn die als een negenkoppig monster allemaal afgehakt moeten worden. Want het groeit terug eer je er erg in hebt.

            Tenslotte is jouw ervaring met slimme studenten de ervaring van een vakdidacticus, met studenten die een vak geleerd hebben. Je zegt dat dat `toevallig` zo is, maar ik denk dat het bepalend is voor de manier waarop je in je werk staat. Als jij alleen onderwijskundestudenten zou begeleiden, dan heb je een hele andere groep, die naar mijn vaste overtuiging in het geheel niet kritisch staat tegenover wat hen wordt voorgezet. Stonden ze dat wel, dan waren zaken als CGO en HNL of het sociaal constructivisme nooit zo dominant geworden.

          • Universiteit en HBO
            Vergeet ook niet de studenten aan de lerarenopleidingen aan het HBO. Die hebben nog geen vak geleerd en leren veelal ook niet veel van een vak (extreem is natuurlijk de PABO waar veel studenten niet eens het niveau van een goede leerling in groep 8 halen). Ook zij hebben vaak geen kritische houding ten opzichte van CGO, HNL of het sociaal constructivisme. Als regel is het: hoe minder vakkenis hoe minder kritisch over deze onderwijsvernieuwingen.

          • Mijn allergrootste bezwaar
            tegen de generalisaties van onderwijskundigen is dat die de werkelijke problemen in het onderwijs negeren. Het werkelijke probleem zit ‘m in het systeem op school, en in de verhouding tussen school en overheid. De leraar die niet zelf mag weten hoe hij lesgeeft. De overheid die eisen stelt die er niet toe doen. De leraar die zich – als expert – bedreigd ziet in zijn autonomie. De school die – als verantwoordelijke instantie – eisen slikt waarmee zij goede sier kan maken.

            Daaraan hebben ‘onderwijskundigen’ geen fluit gedaan en daarmee hebben ze de leraren die het werk moeten doen in de kou laten staan. Ze hebben verraad gepleegd door de bestuurders en machthebbers voor den brode naar de mond te praten. Dat erkennen ze stilzwijgend door zich niet te mengen in de discussies over de stand van het onderwijs. Ze zijn medeschuldig aan alle mislukte onderwijsvernieuwlingen maar weigeren lafhartig om dat te erkennen.

            Kortom, ze kunnen me wat.

            P.S. Ik ben vreselijk boos omdat ik net weer hoor van een jonge veelbelovende, bekwame lerares die is doorgedraaid door teveel werk en door te hoge eisen aan zichzelf te stellen. Onderwijs is een levensbedreigende bedrijfstak die je naar geest en lichaam kan schaden voor een schamel inkomen! Op pakjes sigaretten moet dat verplicht worden vermeld. Dat zou bij lerarenopleidingen ook moeten gebeuren.

        • “Nu redeneert men dat in het
          “Nu redeneert men dat in het dagelijks leven niemand deelt door een breuk. Dergelijke oefeningen worden dan ook beschouwd als ‘onnodige ballast’.”

          Helaas vergeten ze dan wel eventjes dat deze vaardigheden essentieel zijn voor een wetenschappelijke opleiding (wiskunde, fysica, chemie, ingenieur, bioloog…).
          Formules hebben ofwel de vorm van een breuk ofwel ontstaat er een breuk nadat je bewerkingen hebt toegepast op formules.
          Voor pedagogen, onderwijskundigen en de meeste PABO-geslaagden mag dit gegoochel voor het goochelen lijken, iedereen die enigzins exact is opgeleid weet dat dit gegoochel noodzakelijk is om verbanden te kunnen trekken tussen verschillende grootheden.

          • en dus
            En dus moet het zo zijn dat Betamensen moeten gaan over beta zaken en niet dat onderwijskundigen die zich een breuk lachen om die breuken omdat ze het nut niet zien kunnen bepalen dt dit niet meer nodig is……….

          • niet alleen wetenschappers
            Niet alleen wetenschappers, maar ook technici op niveau 2 hebben veel rekenvaardigheden (inclusief breuken) nodig.

          • en
            … bedrijfseconomen? marketeers?

            Oftewel: iedereen die iets met getallen moet doen, heeft deze kennis nodig.

          • zelfs in de zorg
            Zelfs in de zorg moet je kunnen berekenen hoeveel medicijn/tijd/etc nodig is.

Reacties zijn gesloten.