Rene Harten van de POraad schrijft in zijn blog (hieronder hele blog bijgevoegd) dat het geen recht doet aan gemotiveerde bestuurders en schoolleiders gehinderd te worden bij het nastreven van een aantal belangrijke ambities:
Stuitend beeld
De sector primair onderwijs heeft zich verbonden aan een aantal belangrijke ambities. Naast het realiseren van passend onderwijs gaat het onder andere om de doelstellingen in de kwaliteitsagenda en de verdere professionalisering van het financieel- en personeelsbeleid. Daarvoor zijn wel de noodzakelijke randvoorwaarden nodig. Besturen en schoolleiders in deze sector doen hun werk, met een zeer beperkte overhead, vanuit een grote betrokkenheid op de leerling en de leraar. Dat is namelijk precies waar bestuurders en schoolleiders in het primair onderwijs hun aandacht op willen richten. Helaas is in de politiek een ander stuitend beeld in beton gegoten. Dat doet geen recht aan deze gemotiveerde bestuurders en schoolleiders. Het is kwalijk dat deze groep op een populistische hype wordt weggezet.
Als ik bovenstaande goed lees: willen ze zich wel richten op de leerling en de leraar, maar ………..
Ze waren net bezig om dat te gaan doen en toen werd “in de politiek een stuitend beeld in beton gegoten”. Medelijden met zichzelf? Zij kunnen hun werk niet goed doen en dat is belangrijker dan het werk van leerling en leraar? Wordt Harten geplaagd? Of snap ik het nu niet zo goed?
Er staat toch dat zij belangrijk werk moeten doen? Van wie? Voor wie?
Ambitieus,
kritiekloos en met een betonnen plaat voor het hoofd passend onderwijs door de strot van het PO douwen???
niet VANUIT de werkvloer
Kijk wat er staat: Besturen en schoolleiders in deze sector doen hun werk, met een zeer beperkte (?) overhead, VANUIT EEN GROTE BETROKKENHEID OP DE LEERLING EN DE LERAAR. Dat is namelijk precies waar bestuurders en schoolleiders in het primair onderwijs hun aandacht op WILLEN richten.
Ze werken dus vanuit ZICHZELF, niet vanuit de leraar en de leerling. En ze vinden zichzelf heel zielig, omdat ze hun werk niet kunnen doen………….Ze vragen zich niet af hoe het komt dat je niet kunt werken met zoveel beton op je kop. En de overhead is zeer beperkt, die willen ze dus nog uitgebreid hebben? En het mooie is dat ze ZELF zeggen, dat ze niet vanuit de leerling en leraar werken!
Goed gezien
Een compliment voor je taalkundige observatie, Gems! De woorden verraden hier, zoals zo vaak, de gedachten. De PO- en de VO-raad duiden zichzelf aan als ‘sectororganisaties’. Ze vertegenwoordigen dus ‘de sector’, vinden ze. Terwijl ze evident slechts de besturen (werkgevers) vertegenwoordigen, niet de werknemers of de klanten.
Vandaar mijn vraag of en hoe die laatste twee geledingen, die evident deel uitmaken van ‘de sector’, financieel-juridisch gezien zich kunnen verenigen.
Ze brengen me op een idee
Om een beeld te krijgen van hoe de hazen lopen bij de PO-raad is het concept-verslag van de laatste jaarvergadering inzichtelijk.
Ik neem een aspect daar uit. De PO-raad stelt vast dat er een miljoen leerlingen in het PO zijn. Vervolgens stelt de PO-raad vast dat scholen 2,50 euro per leerling gaan betalen aan de PO-raad. Hiermee eigent de PO-raad zich 2,5 miljoen euro uit de publieke gelden toe, voor het zich verenigen van de besturen.
Elk bestuur beslist natuurlijk zelf of zij zich gratis – nl. van publieke gelden – wil laten vertegenwoordigen in de PO-raad.
Hoe zit dat nu juridisch? Biedt dit een precedent voor onderwijzers om zich ook vanuit het schoolbudget te verenigen? Kunnen de naar schatting 100.000 onderwijzers in het PO ook een bedrag per leerling claimen om zich professioneel te organiseren in een PO-lerarenraad?
En zou een ministerie van OCW bereid zijn een PO-lerarenraad op gelijke voet te beschouwen als een PO-besturenraad?
Hoe zit het eigenlijk met een vertegenwoordiging van de PO-leerlingen? Hun ouders brengen, via belastingen en via de schoolbijdrage, het geld binnen waarmee de PO-raad zich verenigen kan en waarmee überhaupt de hele sector op de been wordt gehouden. Langs welke financiële weg kunnen die leerlingen en hun ouders zich verenigen?
De vraag is dus welke financieel-juridische kaders er gelden die toelaten dat wél besturen zich van publieke gelden verenigen, maar leraren en leerlingen niet.
En of dat misschien anders moet of kan.