Dissidenten

Dissidenten

Voor het eerst in mijn leven ben ik meer dan beduusd thuisgekomen na een halve dag vergaderen bij ons op het ROC. Beduusd is niet helemaal het woord, verbijsterd begint er meer op te lijken. Slapen ging ook al niet zo lekker en het ontbijtje vanochtend smaakte niet naar meer, maar meer naar minder. Het heeft wel een uur geduurd voor ik de moed bij elkaar had geschraapt om de laptop te openen om deze column aan het witte papier toe te vertrouwen. Eerst nog even gedacht dat het niet hoort om wat besproken is in een vergadering wereldkundig te maken maar aan de andere kant belangwekkend genoeg voor allen die dit lezen. Eerst maar eens diep ademhalen.

Mijn ROC was een voorloper bij de implementatie van het competentiegericht opleiden. Meer dan vijf jaar geleden werd het grote veranderingstraject ingezet. Ondertussen zijn we drie reorganisaties verder. Collega’s in schaal LC zijn op twee na niet meer te vinden en de collega’s in schaal LB zijn tot het uiterste minimum beperkt. De bureaucratische molen neemt nu zes voormalige klaslokalen in beslag, waar dit vijf jaar geleden één achteraf-kamertje was met twee hardwerkende dames van middelbare leeftijd. Vijf verschillende soorten managers, twee interimmers die verantwoordelijk zijn voor nog verdere sanering onder het docentkorps niet meegerekend, zwaaien de plak over de afdeling. Waar zijn de tijden dat anderhalve manager en een paardenkop hetzelfde werk uitvoerden? De omslag naar het competentiegericht opleiden verliep dus voortvarend. Een contingent coaches, begeleiders, instructeurs, leerregisseurs, en andere nieuwe functies die broodnodig waren om van het competentie gericht opleiden een succes te maken bevolkte binnen de kortste keren de koffiekamer. Enfin, iedereen die op een ROC als docent zijn dagelijks brood verdient weet ongeveer hoe alles in zijn werk is gegaan.

Een aantal collega’s waaronder ik, werden opgeleid in het afnemen van het eindassessment. Nou ja opgeleid? Een ontkleedde module gesprekstechnieken, een vleugje assessment theorie, een snufje beoordelingstendenties en heel veel borstklopperij want de aankomende assessoren moesten goed in hun oren knopen dat zij en zij alleen zouden beslissen over het diploma van onze leerling. Het eindassessment als selectie-instrument zou immers bepalen of een leerling geslaagd en daarmee een diploma of gezakt en geen diploma zou krijgen. Erg belangrijke figuren in de school die assessoren. Het sluitstuk van de diplomeringsmachine.

Het was een assessorenvergadering ter voorbereiding van de invoering van de eindassessments waar ik gisteren bij mocht zijn. Zoals altijd klonken de holste vaten het hardst. Veel blabla omtrent de bijzondere positie die ingenomen moest worden. Nog meer blabla over de verdeling van de taken want het is natuurlijk niet alleen een ouwehoergesprek het eindassessment maar ook het portfolio met de ‘producten’ waarmee de leerling zijn competentie ‘bewijst’ moet ter voorbereiding op het gesprek doorgenomen worden. Er brak een ordinaire ruzie uit tussen de harde vernieuwingskern en de rekkelijken. De kern had zich goed voorbereid op de vergadering, hadden er voor alle zekerheid nog een paar hoofdstukken van het boekje ‘hoe manipuleer ik een vergadering’ op nageslagen en probeerden gezamenlijk een coup te plegen. Aangezien de rekkelijken altijd een vraagteken hadden gezet bij het competentiegericht opleiden waren wij, de rekkelijken, beter in staat om de portfolio’s te beoordelen vond de kern. Zij zouden dan verantwoordelijk worden voor de ouwehoergesprekjes met de leerlingen. Dit hield dan ook onmiddellijk in dat zij beslisten over het diploma. Dit pikten de rekkelijken niet en wat eerst kan omschreven worden als een ‘debat op het scherpst van de snede’ ontaardde al vlug in ruzie.

Om de zaak tot bedaren te brengen, we zijn niet voor niets rekkelijken, vroegen we de luchtfietsende kern welke beslissingsbomen ze zouden hanteren bij het al dan niet toewijzen van het diploma en of wij daar dan ook een rol in speelden. Zoals ik al zei had de vernieuwingskern de vergadering goed voorbereid want het antwoord lag zo op tafel. Om een lang verhaal kort te maken, het kwam er op neer dat een leerling op twee manieren een diploma kon mislopen. De eerste manier was de gemakkelijkste, de leerling verlaat vroegtijdig de opleiding waardoor geen eindassessment mogelijk was en de tweede manier bleek ook eenvoudig te zijn. Een leerling die niet kon bewijzen aan de hand van portfolio of gesprek dat hij zich confirmeerde aan de geldende normen, gedragstandaarden zowel op school als bij de werkgever en opgesteld door een externe commissie, voldeed niet aan de beroepsstandaard en zou dus geen diploma krijgen. Ik wist niet wat ik hoorde en vroeg nog tamelijk gedecideerd: “Als een uitmuntende, hard werkende leerling van de opleiding bouw weigert om koffie te halen voor de voorman en hierdoor zijn competentie ‘samenwerken’ niet kan bewijzen wat is dan jullie beslissing.” Het antwoord bracht mij van mijn stuk. “Als koffie halen hoort tot de gedragstandaard bij de werkgever binnen het concept van de competentie samenwerken, dan zal hij hierdoor inderdaad niet geschikt zijn om zijn diploma van volwaardig beroepsbeoefenaar te verkrijgen.”

Ik kan mij zo voorstellen dat het antwoord is ingegeven door een soort van ‘gelijkhebberigheid’ en dat een en ander is geuit in het vuur van de ruzie maar ik heb een nare smaak in mijn mond en mag er eigenlijk niet te veel over nadenken. Stel nou eens dat dát de toekomst wordt en de een of andere zelfgepunnikte ‘assessor met cursus’ beslissingen mag en kan nemen die nergens door harde cijfers en of harde gegevens onderbouwd moeten worden. Dan is de gediplomeerde van de toekomst niet meer of minder dan een persoon die op de nodige momenten volledig onzichtbaar kan zijn. Opgegaan in de massa, geen eigen mening, meehuilen met de wolven in het bos…, vult u verder zelf maar in.

De niet-gediplomeerden van de toekomst zijn dus de CGO- dissidenten onder de leerlingen van nu.

J. Jeronimoon

1 Reactie

  1. De kwaliteit van assessor-oordelen
    Beste Jeronimoon, ik kan me goed voorstellen dat het geschetste toekomstbeeld van de opleiding je volledig van je stuk bracht. Maar bedenk: niet jij bent gek, zij zijn het.

    Je schrijft dat “een assessor met cursus” beslissingen mag nemen die nergens door harde cijfers en of harde gegevens onderbouwd worden”. Dat is het schrikbeeld van elke opleidingsdocent, want daarmee wordt jouw bijdrage aan de opleiding van je leerlingen gemarginaliseerd. Zakt de student voor jouw onderdeel? Geen nood, de assessor past er een mouw aan of gaat er desnoods aan voorbij.

    Net als jij denk ik dat die assessor-beoordeling ondeugdelijk is. Ik heb zelf ooit een assessorentraining ondergaan, en sta sindsdien op het standpunt dat er van alles mee mis is. Assessment en assessorentrainingen arriveerden op het moment dat er een tekort aan leraren was, waardoor de verleiding ontstond om ‘soepel’ en ‘welwillend’ om te gaan met allerhande tekorten bij de geassesseerde. Bij jouw leerlingen is dat wellicht ook het geval.

    De deugdelijkheid van die assessorenoordelen is niet of nauwelijks vastgesteld. Ik vind dat zulke oordelen alleen acceptabel zijn als de student zich tevoren op de in het assessment niet-getoetste opleidingsonderdelen heeft gekwalificeerd (d.w.z. vakinhoudelijke tentamens met goed gevolg aflegde) en de student intensief is begeleid in het leertraject, zodat een portfolio niet uit de lucht kan komen vallen.

    Om eens kritisch te kijken naar de deugdelijkheid van assessor-oordelen, zou je een paar casussen kunnen faken. Neem een eindejaarsstudent, of een buurjongen, of een verzonnen knul van 21 jaar. Schrijf voor hem een portfolio. Je weet zelf wel hoe zo’n ding op te leuken zodat het bij de assessoren beter aanslaat. Zend het in voor beoordeling, en stel vast hoe gemakkelijk de assessoren voldoendes uitdelen aan spook- of frauderende studenten. Een duidelijker signaal van onvermogen is er niet.

Reacties zijn gesloten.