Toen ik nog in een van de hogere klassen van het middelbaar onderwijs zat, eind jaren vijftig hadden wij de gewoonte de leraren met Sinterklaas een presentje te geven, een doosje met hun favoriete sigaren vergezeld van een chocoladeletter of iets dergelijks. De meeste leraren waren aangenaamd verrast en deden dan in ruil daarvoor iets leuks met de klas. Bij sommigen mochten we rockplaten draaien, anderen lazen voor, weer anderen gaven gewoon vrij. Eén leraar echter gooide een keer roet in het eten door bij het zien van het pakje, dat we op zijn lessenaar hadden gelegd op een heel zure ton op temerken: “dat doen jullie zeker om geen les te hoeven krijgen”. Onze klassevertegenwoordiger, een voor die tijd heel assertief type, stoof naar voren en griste het pakje van de lessenaar. Begrijpelijk dat de sfeer in de klas bij deze leraar vanaf dat moment grondig verpest was. En dat heeft enkele weken aangehouden totdat de desbetreffende leraar op een gegeven moment de klas tegemoet kwam en ruiterlijk toegaf dat hij fout had gezeten. Vanaf dat moment klaarde de stemming weer op en hebben we met deze leraar in een betere verstandhouding dan ooit de eindstreep gehaald. Het was trouwens een goede leraar Engels die echt heel mooi de poëzie van dichters als Wordsworth en Keats kon voorlezen en toelichten.
In De Groene van deze week staat een stukje van Margreet Fogteloo. Het gaat over de Gemeente Rotterdam, die een “meldpunt cynisme” heeft ingesteld, een intern digitaal loket voor haar 14.000 ambtenaren om melding te doen van “bitter gestemde collega’s, die de werksfeer ondermijnen”. Naar aanleiding daarvan moest ik ineens aan bovengenoemd incident met de leraar Engels denken. Het gaat mijn niet om het meldpunt, dat mij niet zo ’n goed idee lijkt alswel om de vraag hoe je een slechte werksfeer, voortdurend cynisme, onderling wantrouwen ten goede zou kunnen keren. Het lijkt erop dat in vele onderwijsorganisaties leraren en management in een staat van voortdurende wrijving en irritatie met elkaar verkeren, wat zich uit in ergernis, autoitair optreden van managers enerzijds en cynisme en lijdelijk verzet anderzijds.
Wethouder Bolsius ( CDA) in Rotterdam verklaarde: “cynisme is een grote bron van ergernis. Mensen storen zich enorm aan negatieve energie op de werkvloer en het ondermijnt de arbeidsvreugde”. Nogmaals, zo’n soort kliklijn lijkt mij niet de opolossing maar Bolsius heeft wel gelijk v.w.b. de negatieve invloed van een cynisch gestemde werkvloer. Maar dat cynisme komt natuurlijk niet uit de lucht vallen. Het is de uiting van wat Fogteloo noemt “burn out-achtig gedrag”en, zegt ze ” de ironie is dat veel werkgevers en politici het er ook naar heben gemaakt”.
Veel managers en schoolleiders lijken de idee van echte communicatie en inspraak van het personeel (sorry, ik noem hier ook leraren personeel, hoewel ik weet dat sommigen op dit forum zich daaraan storen) te hebben opgegeven en houden zich vooral bezig met hoe ze een gegeven beleid rücksichlos kunnen doordrukken. Problemen en vragen vanuit de werkvloer over de uitvoerbaarheid en de wenselijkheid in concrete gevallen worden steevast teruggekaatst als weerstand, negatieve houding of als problemen die niet zo zeer het beleid betreffen maar die bij de vragensteller behoren en die hij als “probleemeigenaar”zelf mag oplossen zonder dat op de kwestie verder wordt ingegaan. Problemen opwerpen daar houdt men niet van in de zo positieve “ja-cultuur”. Zo groeit bij het personeel een cynische houding tegenover alles wat van het management komt en daarmee de negatieve energie en ondermijning van de arbeidsvreugde.
Als nu eens wat meer managers en schoolleiders zouden kunnen geraken tot de zelfreflectie als bij mijn oude leraar Engels en de moed en het verstand hebben bij zichzelf te rade te gaan of ze wel goed bezig zijn. Kortom, het vermogen ontwikkelen om uit hun autistische cocon te kruipen en de ravage die ze zelf mede aanrichten onder ogen te zien. Dat lost natuurlijk niet alle problemen op maar draagt wel bij aan het verhelpen van het door Bolsius c.s. geconstateerde cynisme.
Zitten we daar met zijn allen, behalve degenen die het management als de bron van alle kwaad zien, niet een beetje op te wachten ? En als ik doel op een andere managementstijl bedoel ik daarmee niet de volstrekt vrijblijvende pluimstrijkerij jegens de geweldig belangrijke rol van de leraar in het algemeen, die je veelvuldig aantreft en waar je niets mee opschiet maar op een serieuze communicatie met en respect voor de leraar als professional. Het is dan aan de leraren zelf om hier op een adequate manier op te reageren en zo ook van hun kant een bijdrage te leveren. Een soft verhaal ? Dat wel misschien, ik schrijf deze bijdrage aan dit forum op geitenharen sokken. Er blijven natuurlijk nog genoeg knelpunten over maar ik wilde mij hier beperken tot dit aspect.
Reacties zijn gesloten.
Inzake knelpunten
Hoe sympathiek uw pleidooi voor managers die de hand in eigen boezem steken ook is, het gaat m.i. voorbij aan de kern van het onderwijsprobleem. Het gaat hier niet om twee mensensoorten, de een cynisch en de andere idealistisch; het gaat ook niet om andere menselijke eigenschappen.
Het gaat om het verstoorde machtsevenwicht tussen bureaucraten en de mensen op de werkvloer. De bureaucraten hebben gewoon veel te veel macht. Oorzaak daarvan zijn dingen als FuWaSys, lumpsum en het laten vallen van bevoegdheidseisen, het niet grondig en serieus willen weten wat leerlingen kunnen, geen of slechte centrale examens, slagers die hun eigen vlees keuren, etc. etc. Stuk voor stuk dingen die je gewoon, zakelijk, kunt regelen. Stuk voor stuk dingen die de onvrede op de werkvloer geweldig zullen terugdringen. Niet omdat daardoor de slechte of de arrogante managers zullen verdwijnen, maar omdat ze dan veel minder onheil kunnen stichten. Zelfs als alle wettelijke en rechtspositionele verslechteringen van de laatste dertig jaar ongedaan worden gemaakt houdt de manager nog genoeg machtsmiddelen over. Maar de balans is dan weer enigzins hersteld.
Machtsevenwicht
Je hebt gelijk maar over dit soort zaken is op dit forum al heel veel gezegd. Het leek me daarom relevant, waar mensen die aan de top staan van grote bureaucratische organisaties als de Gemeente Rotterdam (14.000 ambtenaren) zelf de schadelijkheid van het cynisme op de werkvloer onderkennen, eens in te gaan op de vraag wat zij daar zelf aan zouden kunnen doen vanuit hun positie. Veel illusies heb ik niet. Daarvoor hoor ik teveel verhalen over slecht managagement, idiote reorganisaties, geldverspilling en noem maar op. Kritiek lijkt daarop weinig vat te hebben. Men stelt zich daarvoor niet open en er is te weinig “countervailing power” Dus toch ook het machtsvraagstuk, ik ontken het niet. We blijven het proberen.