Bouwstenen voor preciese vragen aan politieke partijen

De bedoeling is
NIET: maatregelen nemen en dan vertellen met welke kritreia zij sporen
MAAR kriteria noemen en dan pas met concrete plannen komen.

Willi-nillie-afweging
* wegsturen/weigeren
* lesmethode?
Studje-tutje [aspect intelligentieverschillen]
* intelligentieverschil
* willies en Zero’s
* klassen inhomogeen/homogeen
* frontaal/zelfstandig werken/in groepjes werken
* leerstofvrijheid
* leerstofwensen {echte wiskunde, grammatika, vertalen}
* leerstof en doorstroming
* schoolgrootte {doorstroming ↔geborgenheid/verantwoordelijkheidsgevoel}
* selectiemoment {groep 8; VO 1; VO 2} {leermaximalisatie}
* selectie methode {CITO; IQ-meting, toelatingsexamen; leerstofdifferentiatie VO 1}
* bevoegdheidsinhoud docenten {(veel) vakkennis/didaktiek&paedagogiek, graad}
de-monopolisering; de geest van art. 23 van de grondwet
* ja ↔ nee; vrije MARKT (voor gesubsidieerd onderwijs) ↔ direct onder OCW
* stichtingsnormen
* leerplicht of schoolplicht (verschijningsplicht)
* schoolsoortdifferentiatie {afstandsonderwijs, college-onderwijs, staatsexamen}
regeling bevoegdheidseisen
* extern verkregen; via de school verkregen; openbaarheid; nascholingsplicht
kwaliteitsbewaking
* leerling: externe examina en schoolexamens
* school: toegevoegde waarde; externe leerlingenexamina; ook zachte normen?
* hoe bepalen wat toegevoegd of de verdienste van de school is?
subsidiekriteria en subsidie-tijdstippen

Veel zaken hangen samen, b.v.
de-monopolisering staat niet los van de schoolgrootte en het aantal leerlingen dat onder een bepaald bestuur valt
voor het bepalen van de waarde van toegevoegde waarde zijn de ingangstesten voor scholieren van groot belang

11 Reacties

  1. Voorstel voor vraag aan de pol. part. door BON-discussianten
    Voorstel voor een vraag (de eerste) namens de op de BONsite discussiërende BON-leden aan de politieke partijen

    Stelling 1: Willie-nillie-afweging

    Het secundair onderwijs wordt in toenemende mate geteisterd door ordeproblemen. Hiervan zijn leerwillige leerlingen vaak slachtoffer. Leerlingen moeten recht krijgen op goed en efficiënt onderwijs en de overheid en de scholen moeten er voor zorgen dat zij dat recht geldend kunnen maken. De ordeverstorende leerlingen zouden echter hun recht op zulk onderwijs moeten kunnen verliezen omdat zij dat recht voor andere leerlingen trachten te ondermijnen. Voor hen geldt nog wel vaak de leerplicht die meestal gelijk gesteld wordt aan een school(bezoek)plicht die soms niet beduidend meer voorstelt dan een ophokplicht. De ordeverstoringen belasten de concentratie van de leerwilligen en de voortgang van de lessen. Maar indirect kan de invloed groter zijn, bij voorbeeld wanneer de leraar een lesstijl kiest waarbij de last van de ordeverstoorders minimaal is. Om de rechten van de zich correct gedragende leerling m.b.t. zijn leerwilligheid te kunnen garanderen moeten de mogelijkheden om ordeverstoorders aan te pakken verruimd en krachtiger worden. Het moet ook gemakkelijker worden om een leerling definitief van school te verwijderen. In de kern moet het leerrecht van de leerwilligen voortaan prevaleren over het handhaven van de leerplicht bij ordeverstoorders.

    geacht partijbestuur:
    1) Hoe is uw standpunt betreffende willies en nillies?
    2) Hoe wilt u het voorgestelde recht van de willies handhaven
    3) Wat moet er gebeuren met van school gestuurde nillies?

    Seger Weehuizen

    • de eerste vraag aan de politieke partijen
      Ik zou mijn vraag aan de politieke partijen graag namens zo veel mogelijk veelschrijvers van de BON-site willen stellen. Ik hoop dat de veelschrijvers mij via de interne post willen berichten of ze willen dat mijn vraag mede namens hen verstuurd wordt. In dat geval wordt de vraag hopelijk serieus beantwoord.
      Seger Weehuizen

      • de teller gaat langzaam
        Het aantal mede-ondertekenaars voor de eerste vraag aan de politieke partijen (Stelling 1 willie-nillie-afweging)is gestegen tot [1]
        het aantal reacties op mijn verzoek om mede te ondertekenen is gestegen tot [2]
        Seger Weehuizen

        • Een scheutje meer duidelijkheid, s.v.p.
          Seger, het zal vast aan mij liggen, maar ik vind het kader en de formulering in deze draad te onduidelijk om me er een oordeel over te vormen.

          Zo weet ik niet wat willies zijn. Laat staan nillies. Ik heb wel eens gehoord van ‘nolens volens’, maar of dat hier iets mee te maken heeft, vraag ik me af. Ook termen als studje en tutje schrikken mij eerder af dan dat ze me aantrekken.

          “De bedoeling is niet”, schrijf je. Maar waar gaat het hier om? Ik heb vast iets gemist. Wiens bedoeling? Met welk oogmerk?

          Je somt een hele waslijst aan onderwerpen op, die ook nog eens samenhangen, schrijf je zelf. Wat is nu concreet de bedoeling? Dat er bij elk onderwerp een vraag komt? Dat lees ik nergens.

          Je bedoelingen zijn zonder twijfel goed. Ik verklaar de tegenvallende support dan ook eerder uit communicatieproblemen dan uit gebrek aan belangstelling of dissidentie.

          • Het waarom van willies, nillies, studjes en tutjes
            “Willie-nillie wordt vaak gebruikt als vertaling voor nolens volens. Je was dus “warm”. De willies zijn de volentes (intrinsiek en extrinsiek) en ook de leerlingen die uit zichzelf niet ijverig zijn maar wel aan het werk gezet kunnen worden. Het Latijnse woord zegt dat ze willenden zijn. De nillies zijn de nolentes, de moeilijk corrigeerbare leerlingen die zich zo gedragen en blijven gedragen dat de leraar en de willies er last van hebben en houden. Nolens is in het Latijn een samentrekking van non volens en nillie dus van niet willend.
            Ik wil geen Engelse termen gebruiken en had natuurlijk de ijverige leerling kunnen aangeven met studiosi of zèlootai en de ongeïnteresserde met pigri of agroi. Maar ik wilde ijver en intelligentie samennemen. Een slimme leerling die ook hard wil studeren wil ik definiëren. Zo kwam ik op “studje”. Als tegenpool paste vanwege de klank goed het woord tutje. Veel VMBO-meisjes besteden veel aandacht aan hun uiterlijke verzorging. Zij zijn echte tutjes. Ik strek het woord ook uit naar hun mannelijke tegenpool die vaak geïnteresseerd is in krachtige voertuigen en dat wordt niet als tutterig beschouwd.
            Willies en nillies drukken de tegenstelling tussen coöperatief en saboterend of sociaal gestoord uit.
            Studjes en tutjes gaat over abstract en geconcentreerd leren tegenover eenvoudig en niet veeleisend onderwijs en de tegenstelling homogene en inhomogene klassen die daar nauw mee verbonden is.
            Zo kan je de benaming van een leerlingentype direct linken aan een probleem.
            Mijn actie komt voort uit de wens bij de politieke partijen hun standpunten en de bewoordingen waarin ze er over spreken te beïnvloeden. Als dat lukt is dat een betere strategie dan afwachten waar de partijen mee aankomen en daar kritiek op uitoefenen. Maar ook als het niet lukt zorgt deze strategie voor een beter beeld bij BON van wat de partijen willen.

            (aanvulling volgt)
            Seger Weehuizen

          • vraagopbouw; @ Couzijn-2
            Wanneer ik alleen een politieke partij vraag om een bepaalde vraag te beantwoorden kan zij zich daar gemakkelijker met een Jantje van Leyden van af maken dan wanneer een groot aantal forumdeelnemers die vraag stellen. Als sommige partijen de vraag helder bentwoorden en andere gemeenplaatsen debiteren en alle reacties worden op deze website gepubliceerd staan vooral dan laatstgenoemde in hun hemd.
            Ik wil antwoorden op vragen krijgen die sommige partijen vermijden te stellen. Mijn eerste vraag lijkt mij typisch zo’n vraag die ze niet willen horen. Veel partijen maken zich druk over uitvallers en achterblijvers in het onderwijs. Als reden geven zij aan dat het een morele plicht is om iedereen zelfredzaam te maken of dat een groot aantal laagopgeleiden slecht voor onze economie en welvaart is. Een aantal van die partijen weigert te zien dat de bestrijding van het “voortijdig schoolverlaten” ten koste gaat van leerlingen die naar school gaan met de wens van henzelf of hun ouders dat zij veel op school zullen opsteken. Ik wil van de politieke partijen horen of zij een recht van leerlingen op goed en ongestoord onderwijs erkennen en zo ja hoe zij dat afwegen tegen hun wens om alle leerlingen binnen boord te houden.
            Als wij nu niet proberen een uitspraak uit te lokken is de kans groot dat over keuzes m.b.t. deze afweging in de partijprogramma’s weinig te vinden zal zijn.
            De opbouw van mijn compoundvragen zijn als volgt:
            In een klein aantal zinnen beschrijf ik de stand van zaken en de maatregelen die volgens mij genomen moeten worden om het probleem te bestrijden. Ik vraag de partijen of ze het met mijn analyse en eventueel met de voorgestelde maatregelen eens zijn. Daardoor zijn de antwoorden van de verschillende partijen gemakkelijker met elkaar te vergelijken. De overige vragen moeten de partijen dwingen tot het voorstellen van een concrete oplossing voor een aantal deelproblemen.

          • WSNS en het afvoerputje @ Couzijn-3
            Er zijn dus een aantal vragen die straks bij de verkiezingen waarschijnlijk niet door alle politieke partijen gesteld en beantwoord worden. BON mag natuurlijk voorafgaand aan de verkiezingen een stemadvies uitbrengen dat de kiezer help om een keuze te maken voor zover hij zich laat leiden door de wens van beter onderwijs. Dan is het ook belangrijk om te weten wat de partij denkt over bepaalde uitgangspunten of verwezenlijkingen die zij niet vermelden of uit eigener beweging niet vermeld zouden hebben. BON moet een betrouwbaar stemadviesbureau worden voor kiezers die hun stem willen laten bepalen door hun onderwijswensen en daar moeten we nu al aan werken. En daarom moeten we de politieke partijen op de ontleedtafel leggen, tomogrammen maken. Een voorbeeld van de willie-nillie-afweging, dat bij frequente bezoekers van de BON-site in het geheugen gehamerd is, is natuurlijk het WSNS van de basisschool. Een probleem in het secundair onderwijs is het afzakken van intelligente probleemleerlingen van het VWO naar het VMBO. Daar horen ze helemaal niet thuis maar omdat de leerstof geen eisen stelt en VMBO-leerlingen minder verweer kunnen bieden kunnen de ex-VWO-ers er meer kwaad verrichten. Het VWO gebruikt dan het VMBO als afvoerputje. Ik wil weten welke politieke partijen de rechten van de willies met overtuiging prioriteit toekennen en ik vraag nogmaals mijn mede-forum-leden mij te steunen door samen met mij mijn vragen in te dienen.
            Seger Weehuizen

  2. criteria
    Ja, mijn reactie heb ik vernietigd, omdat ik niet voldeed aan “de bedoeling”. Zelf censuur.
    Je wilt eerst deze criteria aangevuld zien?

  3. voorzetje over stelling over monopolisering
    overweging:
    Door fusies worden schoolbesturen zo groot dat vervreemding van management van de werkvloer ontstaat. Veel schoolbesturen hebben daarbij ook nog het monopolie in een gebied zodat er geen keus is voor ouders tussen scholen van verschillende schoolbesturen en leerkrachten hebben geen keus voor een andere werkgever.

    Voorzetje over mogelijke vragen:
    Hoe er over schaalgrootte van besturen gedacht wordt
    Hoe er gedacht wordt over de keuze mogelijkheid voor ouders en leerlingen in een bepaald gebied
    Hoe er gedacht wordt over management dat geen contact meer heeft met de werkvloer

    • @ Gems
      Bij mijn vraag heb ik een inleiding gegeven om duidelijk te maken dat ik van de politici duidelijkheid vraag over een afweging. Ze moeten er niet mee wegkomen te kunnen zeggen dat het probleem niet bestaat en er daarom geen afweging nodig is. Grote scholen hangen behalve met fusies en schoolbesturen die over heel veel leerlingen gaan ook samen met (uitstel van) schoolkeuze en egaltaire wensen. Keuze voor de ouders en veiligheid en geborgenheid voor hun kinderen zijn argumenten voor kleine scholen. Bij kleinschaligheid kan de overheid veel geld besparen maar dan moeten de meeste beslissingsbevoegdheden weer terug naar OCW en komen we weer bij jaren 50-scholen terecht. Belangrijk bij het besluit om scholen en scholenorganisaties kleiner te maken is niet alleen of het onderwijs daardoor beter wordt maar ook hoe je het wil bereiken en wat de extra kosten en ellende voor de leraren zijn gedurende een eventuele transitie-periode. In beginsel ben ik voor terugkeer naar de toestand in de 50-er jaren maar ik denk dat we ons doel het snelste en goedkoopste kunnen bereiken door een volledig vrije markt voor onderwijs te creëren mits het belangrijkste criterium voor het goedkeuren van een school en het blijven geven van subsidie de resultaten zijn die leerlingen halen bij extern afgenomen examina. Het gaat dus om twee keuzes: “wel of niet” en “hoe”.
      Het moet uit de vragen duidelijk zijn dat de respondenten moeten aanhaken bij de inleiding al mogen ze natuurlijk ook nog met eigen argumenten komen. Daarom heb ik ook in mijn vragen over willies en nillies gesproken. Jouw eerste vraag zet de weg open voor een eigen propagandastuk waarin de argumenten van de inleiding niet terug te vinden zijn. In een debat of interview merk je vaak dat een politicus een vraag niet beantwoordt maar een eigen stokpaardje gaat berijden. Dat moeten we bij onze enquête aan de politieke partijen voorkomen

      Seger Weehuizen

Reacties zijn gesloten.