De -toch altijd al zo lezenswaardige- Groene Amsterdammer heeft een nieuwe columnist in de persoon van Graa Boomsma. Na het sluiten van de schrijversschool moest hij wat anders en hij kon als eerstegrader direct aan de slag. Hij is inmiddels leider van de sectie Nederlands in de bovenbouw van het VWO.
Zijn verbijstering over het niveau van zijn collega’s (en dientengevolge het niveau van het aangeboden onderwijs) is te lezen in zijn eerste column. Elke drie weken een nieuwe. Ik verheug me er nu al op.
Sorry, ik kan geen link vinden: koop of leen die Groene dus!
Inzake openhartigheid
Als die Boomsma in de Groene kritisch is over het niveau van zijn medeleraren ben ik benieuwd of de sfeer in de sectie Nederlands nog een beetje gezellig is. Maar misschien hebben zijn collega’s nog nooit van de Groene gehoord, of het kan zijn dat de teksten daarin voor hen te moeilijk zijn.
Boomsma
Ik geloof dat ie daar niet zo mee zit. Hij beschrijft in De Groene hoe de zaal begon te morren toen hij in een speech bij het afscheid van een collega het verdwijnen van de vakkennis die met dat vertrek gepaard ging betreurde.
En hij brandt zijn sectiegenoten niet af: hij valt hen niet aan op hun niveau, zegt alleen dat de opleiding tekortschiet en wil daarom de tweedegraders die in de bovenbouw lesgeven een bijscholing aanraden, omdat hun opleiding nu eenmaal niet heeft voorzien in onderwerpen als Middelnederlandse letterkunde.
Nederlands eerstegraads?
Op mijn school hebben we een tweedegraads leraar Nederlands die zich aan het ontwikkelen is en die vond dat hij te weinig in huis had om in de bovenbouw les te geven.
Hij is nu net begonnen aan een eerstegraadsopleiding in Utrecht. Hij houdt mij op de hoogte van zijn verbijsterende ervaringen. Zo heeft hij drie deelvakken in de eerste periode. Het eerste en belangrijkste is “werken aan competenties”. Hij moet nu in zijn schaarse tijd daar uitvoerige opdrachten voor uitvoeren, terwijl hij weet dat het verloren tijd is. Een tweede vak moet hij in groepjes voorbereiden. Op zijn opmerkingen dat dat een tijdrovende zaak is, want deze cursisten komen uit allerlei streken rond Utrecht (hij uit Rotterdam), kreeg hij te horen dat alles natuurlijk per mail kon en dat hij toch ook niet zo diep moest gaan. Zijn tweede opmerking was dat hij verwachtte dat hij inleidingen zou krijgen van een erudiet docent, want hij wilde zich vooral ontwikkelen en zich laven aan de kennis van iemand die gestudeerd had. Tot zijn ontsteltenis, zaten veel andere medecursisten, zo van de tweedegraads vercompetentieerde opleiding, er maar schaapachtig bij, hij kreeg nauwelijks steun.
Het wordt hoog tijd dat de academische lerarenopleidingen kritisch tegen het licht worden gehouden, er zitten niet overal Couzijnen!
Academische lerarenopleidingen
Het is natuurlijk raar om een iemand met een 2e graads opleiding achter de rug naar een academische lerarenopleiding te sturen. Die opleidingen zijn ooit ontstaan als kopopleidingen bovenop de vakinhoudelijke opleiding om de doctorandi wat pedagogisch-didactische bagage mee te geven voordat ze les gaan geven. Een 2e graads leraar die les wil gaan geven in de bovenbouw heeft dat nu juist niet nodig, die heeft meer vakkennis nodig.
Inderdaad raar
Dat ben ik met je eens.
Het wordt ook nog eens duidelijk bewezen als ik naar het bedroevende niveau van de tweedegraders kijk die op mijn school les gaven en ten enenmale zelfs niet vakcompetent waren om in de onderbouw les te geven. Les gaven, want je ziet ze na verloop van tijd verdwijnen, althans op mijn school.
De leraar waar ik het hierboven over heb, is een gunstige uitzondering. Hij is zeer belezen, ontwikkelt zich en zoekt naar verdiepende kennis.
Daarom is het zo schrijnend dat eerstegraadsopleidingen die tweedegraders binnenkrijgen zich niet realiseren dat er wel een zeer groot wetenschappelijk gat is en zich niet de moeite getroosten daar nog iets aan te doen. In plaats daarvan geven ze alle aandacht aan die stompzinnige competenties en laten ze hun binnenstromers in nauwelijks iets wetende groepjes ronddraaien en ronddolen. Die komen dus geen steek verder. Dit gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef bij de opleiders wilde ik vooral aan de kaak stellen.
Twee dingen goed uit elkaar houden
Deze discussie berust op een misverstand. Jullie hebben het over twee verschillende opleidingen:
1. De universitaire eerstegraadsopleiding bestaat uit een doctoraal/master gevolgd door een jaar post-academisch onderwijs (aan een ULO) waarin men de lesbevoegdheid haalt (half stage, half gerichte scholing waaronder didactiek, pedagogiek, logopedie etc.). Een wetenschappelijke vakmaster is vereist. De vakinhoudelijke doelen zijn door de ICL vastgesteld, zij het meer in de breedte dan in de diepte.
2. De hbo-opleiding tot eerstegrader heeft als instroom ervaren tweedegraders. De opleiding duurt drie part-time jaren (avondstudie, 90 ect). De opleiding bestaat uit een vakinhoudelijk en een beroepsgericht deel (in Amsterdam is de verhouding 2:1, Utrecht ken ik niet). De meeste opleidingsdocenten zijn werkzaam aan de hbo-tweedegraadsopleidingen; sommige worden gedetacheerd van de universiteit. Vroeger lag die verhouding in Amsterdam 1:1, tegenwoordig zet het hbo veel meer eigen personeel in. Het praktijkdeel van deze opleiding is klein. De vakinhoudelijke en vakdidactische doelen zijn ongewis.
Tweedegraders worden dus niet naar de universitaire opleidingen doorgestuurd. Dat was 15 jaar geleden wel zo, tot de hbo’s in samenwerking met universiteiten eigen eerstegraads opleidingen (her)ontwikkelden voor deze doelgroep.
In Amsterdam (UvA en HvA) ken ik beide opleidingen goed. Het niveau van de instroom verschilt zeer. De kunst op de hbo-opleidingen is het eindniveau te handhaven bij een zeer wisselend instroomniveau. Tekortschietende studenten vroeg wegsturen is bij vakinhoudelijk, getentamineerd onderwijs veel gemakkelijker dan bij competentiegerichte, goede-bedoelingenonderwijs met zwabberende criteria.
Ook op de ULO’s heeft competentiegericht leren flink toegeslagen. Dat is door het hoge instroomniveau minder een probleem.
Ik heb in de loop der tijd een aantal prima eerstegraders afgeleverd via de hbo-route, maar dat waren de witte raven. Veel vielen af.
Meer in detail
Zit je collega wel op een ‘academische’ (=universitaire) lerarenopleiding? Of volgt hij de hbo-master aan de Hogeschool Utrecht? Dat maakt nogal wat uit. In het hbo wordt het ‘academische karakter’ gesimuleerd (hbo-docenten doen zelden academisch onderzoek), aan de universiteit spreekt dat vanzelf, bij docenten en bij de instroom.
Twee van de drie vakken die hij volgt, zijn vakinhoudelijk. Dat is niet verkeerd. 2:1 is een bruikbare verhouding. Wel moet je dat op de langere termijn bekijken, niet alleen op het eerste semester. De opleiding duurt 90 ect; minimaal 60 daarvan zouden echt vakinhoudelijk moeten wezen.
Dat het derde, beroepsvoorbereidende vak ‘competentiegericht’ is, verbaast me niet. Dat is de mode in opleidingland. Als hij voor dat vak een goede docent treft, legt die daar een verstandige weg omheen. Dat is ook bij competentiegericht leren mogelijk, maar dan moet je wel kunstgrepen durven uithalen. Zo passen informatieve hoorcolleges, studie van vakliteratuur en afsluitende tentamens óók binnen CL, maar daar heb je als docent een overtuigend verhaal voor nodig jegens de opleidingscoördinator.
Ik heb weinig tegen groepsopdrachten per e-mail. Ook bij universitaire opleidingen inmiddels heel gewoon.
Tijdrovendheid hoeft geen bezwaar te zijn. Je collega is vrijwillig een opleiding van 20 uur per week aangegaan. Maakt hij die tijd niet vrij, dan doet hij langer over de opleiding – wat de opleiding niet te verwijten is; integendeel, dat heet flexibiliteit. Erger is als hij tijd moet steken in onderdelen die een aanzienlijk deel van de studenten niet nuttig vindt. Is dat wel zo?
Ook ik zie graag vakinhoudelijk uitstekend toegeruste docenten in deze hbo-eerstegraads opleidingen. In Amsterdam bij de HvA is dat een tijd lang goed gegaan. Ik heb er nu minder zicht op (werk er niet meer). De ‘proof of the pudding’ zijn goede, vakinhoudelijke toetsen van (door universiteiten) erkend niveau. Die zijn er niet. Het zou een van mijn prioriteiten zijn.
De schuld zoeken bij wie deze draagt
Vreemd argument: hoe kan een opleiding tekortschieten als werkgevers mensen met die opleiding inzetten voor taken waar de opleiding niet voor is bedoeld?
Als een tweedegrader voor de bovenbouw havo/vwo te weinig vakkennis blijkt te hebben, ligt dat niet aan zijn opleiding, maar aan de domme werkgever die op verantwoordelijke plekken geen gekwalificeerde mensen inzet.
Over de kwaliteit van tweedegraads lerarenopleidingen van alles kritisch op te merken, maar dat ontslaat werkgevers niet van de verplichting het juiste te doen. Graa Boomsma had zijn pijlen dus beter op zijn werkgever kunnen richten dan op de tweedegraads opleidingen.
Overigens vermoed ik dat ook het onderwijs in de onderbouw van het vwo er nadelen van ondervindt dat Deetman dit in 1985 tot tweedegraads gebied verklaarde. Op geen enkele wijze is deze ingrijpende maatregel met feiten geëvalueerd of getoetst. Maar eind derde klas zijn er al heel wat kaarten geschud, en heeft menige slimme leerling al een duidelijk beeld van de vraag of wiskunde/geschiedenis/biologie/Nederlands/de beta-kant of de alfa-kant een geschikt vak is voor hem of haar. Docenten leggen daarbij veel gewicht in de schaal. Waarom zouden hun kwalificaties daar geen rol bij spelen?
domme werkgever
Couzijn verwijt de “domme werkgever” dat deze geen gekwalificeerde mensen inzet. Maar als deze gekwalificeerde mensen er eenvoudigweg niet zijn? Interessant is in dit verband het rapport “kunnen en mogen” van de SBO (www.onderwijsarbeidsmarkt.nl/fileadmin/user_upload/Kunnen_en_mogen.pdf).
Daaruit blijkt dat scholen steeds meer onder- en andersbevoegden inzetten. De wet BIO heeft de mogelijkheden daartoe verruimd. Daar zijn nog wel wat beperkende voorwaarden aan verbonden, maar blijkens het rapport, kennen scholen deze voorwaarden niet, en blijkbaar is er dus ook geen controle. Dus die “domme” werkgever is misschien alleen maar pragmatisch. En de inspectie controleert wellicht niet, om geen antwoord te hoeven geven op de vraag, waar die bevoegden dan wel vandaan moeten komen.
LIA weet het antwoord wel: bevoegde leraren trek je door te zorgen voor goede arbeidsvoorwaarden.
Teja Bodewes
www.lerareninactie.nl
Geen premie op verwaarlozing, a.u.b.
Dat is me te gemakkelijk, Teja. Het lerarentekort is geen natuurverschijnsel, zoals regen en zonneschijn, maar het te voorspellen resultaat van jarenlange – al of niet bewuste – verwaarlozing van het lerarenberoep.
Werkgevers vervingen eerstegraders in de hv-onderbouw door tweedegraders, waardoor de marktpositie voor de eersten flink verslechterde. Ze verlaagden het salaris van eerstegraders met 25%, met dito resultaat. Ze trokken steeds minder geld voor leraren en steeds meer voor (midden)management uit. Ze lobbyden met succes voor een wet-BIO, die alle leraren multi-inzetbaar te maakt (iedere leraar mag in het VO elk vak geven), zodat de marktpositie van vakdocenten weer verslechterde. Die wet zorgt er ook voor dat schoolbesturen geen verantwoording meer schuldig zijn over de inzet van on(der)bevoegden, zodat tekorten onder de pet blijven en de marktpositie… enfin, je begrijpt het. Werkgevers komen de in de wet-BIO genoemde opleidingsplicht niet na, en doen alsof hun neus bloedt, in de veilige wetenschap dat OCW noch Inspectie hier een punt van maakt waardoor beunhazerij tot in lengte van jaren ongestraft kan doorgaan. Het VO-lerarentekort wordt al ruim tien jaar voorzien, maar op zijn beloop gelaten en geen enkele effectieve maatregel werd uitgevaardigd. Zelfs nu komt Plasterk met een wassen neus, die noch voor meer en/of betere docenten zal zorgen.
Schoolbesturen en OCW stuurden willens en wetens aan op deze situatie, waarin scholen vrij spel hebben bij het aannemen van wie dan ook voor welk salaris dan ook voor welke taak dan ook. Het is te kort door mijn bocht om dan nu te stellen dat schoolleidingen “best bevoegden willen aannemen, als die er maar waren” en dat ze slechts “uit nood” onbevoegden aanstellen.
Inzake lerarentekort
Een begeleidend verschijnsel is het langjarig, in grote of kleine schokken afnemen van het examenniveau, daarmee het examen aan het lagere niveau van de leerkrachten aanpassend. Zo kan men, met recht, beweren dat een tweedegraads leraar heus wel aan eindexamenklassen les kan geven. Inderdaad; ik kan het nog sterker vertellen, als we consequent zijn met dit systeem kan binnenkort elke onbevoegde elk vak op eindexamenniveau geven.
Je moet als schoolleider wel een heilige zijn om niet voor de verleidingen van dit systeem te bezwijken.
Zijn we eenmaal in dit eindstadium gekomen, dan kunnen de diploma’s meteen in de brugklas uitgereikt worden. De grote vraag is: zullen ouders gaan steigeren vóór dit stadium bereikt is, of pas daarna, of helemaal niet? En als zij niet gaan steigeren, wie dan wel?
Ouders
Ouders steigeren niet, ze lopen weg (indien ze kunnen)
– naar de categorale gymnasia
– naar België
Wat moeten (kunnen) ze anders?
Het Gymnasium als niveau-bewaarder en de universiteiten
Uit de persoonlijke ervaring van een mijner dochteren weet ik dat een zelfstandig Gymnasium veel hogere eisen stelt dan gymnasia die deel uit maken van een Lyceum of nog erger. Die Gymnasia hebben gedaan wat ze konden om een hoog VWO-niveau te handhaven en nu zouden ze tot de aanval moeten overgaan. Daarvoor is al wat infrastructuur aanwezig want ze zijn verenigd en een toenemend aantal van hen ressorteert onder éénzelfde bestuur. Zij zouden kunnen werken aan punt 3 van Couzijn in zijn blokje “Huiveren en vooruit kijken” waarin hij de universiteiten een rol wil laten spelen bij de beoordeling van alle examenopdrachten, zowel SO als CE. Sommige universiteiten proberen VWO-leerlingen door cursussen op de universiteit te interesseren voor harde β-vakken. Daarin speelt het smackhaft zijn van de cursus een grote rol. Maar in plaats daarvan zouden ze ook colleges kunnen (laten) geven die een leerling duidelijk maken wat van hem bij een bepaalde β-studie verwacht wordt. Om te kijken of de studie hem bevalt én om te kijken of hij hem wel aankan. (Ook) zware abstracte kost dus. Klassieke of Statistische Mechanika bij voorbeeld. Of logika. Een leerling die het tentamen haalt krijgt studiepunten en weet dat de studie niet te moeilijk voor hem is. Maar daarmee kan het tentamen tevens als een volwaardig stuk toelatingsexamen tot de β-afdelingen van de universiteiten gezien worden. Na verloop van tijd zouden zulke tentamina samen met het CITO-eindexamen tot één toelatingsexamen voor gerenommeerde universiteiten of studies kunnen uitgroeien. En de Gymnasia met hun slimme leerlingen zouden op den duur naast een verzwaard talenprogramma ook een echt wiskundeprogramma kunnen aanbieden. Seger Weehuizen
Vluchten kan niet meer
…’k zou niet weten waar naar toe ….
Malmaison stelt de zelfstandige gymnasia voor als bolwerken in de strijd tegen de algemene verloedering. Ik heb een wat minder gunstige indruk. Mijn zoon (een mijner zonen) zit ook op zo’n categoraal gymnasium. Ik heb het gevoel dat zijn school aan precies dezelfde euvelen (projectonderwijs, leerling centraal, reclameklets in plaats van inhoud) ten prooi is gevallen als alle andere scholen; alleen is het uitgangsniveau van leerlingen en docenten misschien wat hoger zodat het eindeffect van de verloedering wat minder is. Afgaande op de verhalen van mijn zoon wordt er door diverse leraren heel wat afgeklaagd ten overstaan van de leerlingen. Het gaat dan precies over de dingen die hier ook ter sprake komen.
niveauverschil
Het betreft, Bernard, de overstap van een “campusschool” (een scholenladder van leerondersteund VMBO t/m Gymnasium) in Venlo naar het Stedelijk Gymnasium in Leiden. Over verschil in lesmethode tussen beide scholen heb ik met deze dochter niet gesproken. Alleen maar over het opvallende niveau-verschil tussen de schoolexamens van beide scholen. Vanuit de universiteit van Leiden werden cursussen wiskunde, natuurkunde en scheikunde georganiseerd. Ik herinner mij dat de cursus Chemie begon met met beschouwingen over de instraling, opvang en benodigde hoeveelheid van zonne-energie. Bechouwingen over nuttigheid waren dus prominent aanwezig. “Realistische Scheikunde”
Seger Weehuizen
Huiveren en vooruit kijken
Bernard, ik vond je cynische bericht huiveringwekkend. Dat is geen kritiek, maar een bevestiging in de zin van dat ik mij – bij het uitblijven van serieuze maatregelen – een dergelijke loop der dingen kan voorstellen.
Ik zie drie wegen die BON kan bewandelen om op korte termijn succes te boeken met het voorkomen van dit scenario:
1. Volstrekte openheid over bevoegdheden van leraren. Hameren op publicatie van bevoegdheden van *individuele* leraren, per 1 oktober, in de schoolgids of op de website. Ouders hebben er recht op te weten wat de kwalificaties zijn van de leraren van wie hun kinderen les hebben en cijfers krijgen.
2. Hameren op het handhaven van de opleidingsplicht van scholen. Die is zelfs in de slappe wet-BIO verankerd. Binnen twee jaar moet elke beunhaas bevoegd zijn. Daar kunnen minister, staatssecretaris en Inspectie slechts zo lang omheen lopen als wij dat hun toestaan.
3. Externe validatie van zowel school – als centrale examens door vervolgopleidingen. Ik noem dit als derde, maar het is een hoofdpunt. Examens dienen als kwalificaties – toegangskaartjes – tot het hoger onderwijs. Om dat te realiseren moet dat hoger onderwijs formeel en praktisch betrokken zijn en blijven bij de kwaliteit en moeilijkheidsgraad van de examens. Ik wed dat universiteiten de kwaliteit en moeilijkheidsgraad van de huidige examens afbranden tot op de grond.
Mocht het BON-bestuur om actiepunten verlegen zitten, dan bied ik hun deze drie punten met genoegen aan.
Inzake de weg terug
Van je drie punten is nummer drie, zoals je zelf al zegt, het meest wezenlijke. Herstel van exameneisen en daaraan vasthouden zal op termijn ook de kwaliteit van leraren, lerarenopleiding en leerlingen achter zich aan slepen. Dat zal lang gaan duren. Toch moet er eerst consensus komen over het gezakte niveau en dat daar iets aan gedaan moet worden. Zolang de wil om te vergelijken met een soort ‘gouden standaard’ (vereisten aan de hand waarvan we het niveau van de examens over de jaren kunnen vergelijken) ontbreekt zullen we niet met het herstel kunnen beginnen.
Inzake het gezakte niveau
lijkt me de oplossing niet zo moeilijk. Daar waar ’t niveau begint te zakken. Voor en tijdens het basisonderwijs. Daar liggen ook de oplossingen. De uitdrukking “begin goed, al goed”, lijkt me ’n aanbeveling. ’n Recent onderzoek van de SP, waarin leraren en onderwijzers hun mening geven, dat is dus wezelijk.
Beginnen a/d basis
Hoe logisch het ook klinkt, ik ben dat niet met u eens. Uiteraard wel dat het niveau op de basisschool zoveel mogelijk opgekrikt moet worden, maar niet dat dat de teruggang in het VO zal stoppen. Zolang namelijk het VO geen serieuze eindexameneisen stelt is een hoog eindniveau van het basisonderwijs ook niet ‘nodig’; zo kan een falend basisonderwijs zich altijd verschuilen achter een falend vervolgonderwijs. Wanneer het VO duidelijke eisen stelt en niet meer faalt is die vluchtweg voor het basisonderwijs afgesneden en dan moeten ze wel leveren. Wil je het dan op het HAVO behoorlijk doen, dan moet je op de basisschool ook werkelijk hebben leren rekenen en spellen.
Als onderwijzer
houd ik mij bezig met het basisonderwijs. Eindexameneisen binnen het VO, daar heb ik geen zicht op. Hieronder hebben we ’t al druk genoeg. Basisonderwijs overigens, faalt niet. ’t Roeit met de gekregen riemen en barst van de enthousiaste juffen die 200% in hun werk steken. Als, door rugzakjes, gedrags/cognitieve problemen en taalachterstanden, hun opdracht praktisch onmogelijk gemaakt wordt, dan faalt de maatschappij, de politiek en lijkt ’t mij nogmaals zinvol, om te luisteren naar wat de onderwijzer/leraar vindt. En dat staat in ’n duidelijk rapport. Kwestie van lezen.
Jullie vergeten één ding…..
en toch zo belangrijk. Een HBO opleiding, een eerstegraadsopleiding, een Universitaire lerarenopleiding; de diploma’s bieden geen enkele garantie op vakkennis. Ze reflecteren zich een slag in de rondte, maken driedubbeldikke portfolio’s maar ALLE opleidingen zijn vergiftigd door het competentiedenken.
Lerarenopleidingen
Alle lerarenopleidingen Hinke. De Nederlandse universitaire vakopleidingen zijn voorzover ik uit Engeland kan zien niet vergiftigd door het competentiedenken. Maar wellicht loop ik achter….
Compedingesgericht leren op ULO’s
De universitaire eerstegraads opleiding bestaat uit twee delen. Eerst een 4- of 5-jarige bachelor- EN masterfase waarin de student vooral wetenschappelijke vakkennis opdoet. Er zijn verschillen tussen universiteiten, en waar die verschillen de elementaire vakkennis betreffen moeten die worden weggewerkt. Maar per saldo is er weinig twijfel aan de vakkennis van de Nederlandse master wiskunde, geschiedenis of Engels. Zeker in vergelijking met zijn tweedegraads, hbo-opgeleide kompanen.
De tweede component is een éénjarige post-academische opleiding. Die bestaat voor de helft uit praktijk (leren lesgeven aan havo en vwo en andere aspecten die het schoolse functioneren van een leraar met zich meebrengt) en voor de andere helft uit gericht onderwijs (1 dag in de week college) waarin men geschoold wordt in vakdidactiek, pedagogiek, het Nederlandse onderwijs, logopedie, effectieve lessen ontwerpen, en nog zo wat dingen (verschilt per universiteit).
Ja, dat jaar postacademisch onderwijs is bij alle universiteiten ook aangeraakt door het compedingesgericht leren; zoals bekend niet mijn voorkeur. Gelukkig is de instroom, en zijn de opleiders, van een dergelijk niveau dat er niet voortdurend knollen voor citroenen worden verkocht en er – naar mijn ervaring – geen stupide invulling aan wordt gegeven.
In mijn instituut wordt kritiek op de competenties serieus genomen. Er zijn legitieme mogelijkheden om zodanig met die – in ICL-verband afgesproken – competenties om te gaan, dat de opleiding ‘leren lesgeven in je vak’ centraal blijft stellen en naar tevredenheid van de studenten recht doet aan het vakspecifieke beroep. Zo nemen wij (op initiatief van opleiders en met goedkeuring van studenten) gewoon tentamens af over te bestuderen vakdidactische leerstof. Studenten tonen vervolgens hoe ze didactische principes in hun lessen verwerken én waar dat feitelijk in resulteert. ‘Nieuwe Leren’-ideeën worden daarbij eerder kritisch bejegend dan voor zoete koek geslikt.
Een nieuwe ULO
Ik haat het gebruik van Engelse namen maar voor iemand die ULO kent als afkorting voor uitgebreid Lager Onderwijs (en dat is minder dan MULO = meer uitgebreid lager onderwijs) komt een ULO-lerarenopleiding wel wat vreemd over.
Seger Weehuizen
ALO en ASO
Er zijn in Nederland nu twee soorten unversiteiten: academische en niet academische . De tweede groep is dus het HBO. Deze draad gaat over de eerste soort en dus is ALO een betere benaming in de NNS (Nederlandsenieuwspraak) En zoals je er op een ALO voor gaat om een academische leraar te worden , ga je er op de ASO voor om …
Zeer Uitgebreid Lager Onderwijs
“Engelse” namen?
De ULO en MULO zijn al meer dan veertig jaar geleden afgeschaft. En met Piet Vroon overleed ook de ZULO.
De Universitaire Lerarenopleidingen (ULO’s) werden al meer dan twintig jaar geleden opgericht. Je hebt dus al een aardig tijdje aan het nieuwe gebruik van de afkorting kunnen wennen… 🙂
Maar eerlijk gezegd: omdat mijn lieve oudste zus ooit een ULO-diploma haalde, associeer ik zelf als ULO-medewerker ook de afkorting ULO nog wel eens met de dorpsschool waar mijn zus geregeld krijtstof deponeerde op de stoel van de meester.
Ook de Universitaire vakopleidingen
Geneeskunde: competentiegericht
Onderwijskunde: nou ja, hoef ik niet eens te zeggen. Wel hebben ze daar het portfolio afgeschaft (je gelooft je oren niet)
Re: Ook de Universitaire vakopleidingen
Klopt Hinke. Ik had de schoolvakopleidingen in gedachten.
Geneeskunde en onderwijskunde zijn natuurlijk ook eigenlijk HBO opleidingen (geen wetenschappelijke traditie).
🙂
Academisch niveau simulerende hbo-opleidingen
Komende week zal ik gaan uitzoeken waar mijn collega precies zit.
Op de school waar ik aan verbonden ben én de twee scholen waarvan ik bestuurslid ben, wordt eerst en vooral gezocht naar inhoudelijk gekwalificeerde leraren. En dan moet je hopen dat ze er zijn.
Onduidelijk in eerste instantie
Mijn college kon in eerste instantie de opleiding niet goed traceren, omdat het een samenwerkingsverband betrof tussen de hogeschool en universiteit van Utrecht. Maar in tweede instantie kwam hij toch tot de conclusie dat hier sprake is van de sluiproute waarlangs tweedegraders door de hogeschool ge-upgraded worden.
Logo’s lezen op het briefpapier
Zo verschrikkelijk moeilijk moet dat voor je collega niet geweest zijn. Hij heeft immers 1000 euro (of iets dergelijks) overgemaakt naar hetzij de universiteit, hetzij de hogeschool. Of had hij geen zicht op die overboeking, omdat zijn school dat geld voor hem betaalt? Dan moet hij maar naar het briefpapier kijken dat hem vanwege de opleiding ongetwijfeld geregeld wordt toegezonden. Daar staat de afkorting HU of UU boven, inclusief de oplossing van die afkorting.
Ik kan me slecht voorstellen dat iemand aan een hbo studeert zonder dat in de gaten te hebben.
Zoals ik al schreef, 15 jaar geleden gingen hogescholen (toen hog HvU) en universiteiten (toen nog RUU) samenwerken om de betreffende sluiproute vorm te geven. Inmiddels voeren de hbo’s een geheel eigen bewind over deze hbo-masters, en is de ‘academische kwaliteit’ slechts aanwezig in de vorm van (een onbekende proportie) gedetacheerde universiteitsmedewerkers en het tijdens de opleiding doen van ‘een onderzoek’, van welke kwaliteit dan ook.
De accreditatie van deze opleidingen is achter de rug (2007), dus voorlopig hebben de hbo’s de vrije hand om de ‘samenwerking’ met universiteiten terug te schroeven en eigen personeel in te zetten. En een ‘eigen vorm’ voor deze ‘academische’ opleiding te vinden.
Het zou een interessante excercitie zijn om voor deze opleidingen een landelijk vakinhoudelijk examen in elkaar te draaien. Natuurlijk gaat dat er in deze tijden van lerarentekorten niet van komen: waarom zouden we de goedbedoelende kandidaat-eerstegraders een strobreed in de weg leggen?