Learning Styles Don’t Exist (Youtube)
Professor Daniel Willingham (psycholoog en neurowetenschapper) legt uit waarom de theorie over leerstijlen (auditief, visueel, kinestetisch etc.) niet deugt.
Hij staat bepaald niet alleen in zijn kritiek. Zie ook *Wikipedia* onder ‘Criticism’.
Kristalhelder verhaal
Ook ik geloofde tot op vandaag in de leerstijlenkletskoek.
Veel dank, jl, voor het opsporen voor dit schitterende stukje logica. Je kunt inderdaad niet anders concluderen: leerstijlen bestaan helemaal niet. Leuk, leuk, leuk!
En weer is er een standaard, algemeen geaccepteerd flauwekulverhaal doorgeprikt, net als dat van de leerpyramide. Ik ben benieuwd hoe lang de lerarenopleidingen nog doorgaan met het prediken van dit verhaal dat (ook tot mijn verrassing) aantoonbare nonsens blijkt te zijn!
De chaotische leerstijl
Opnieuw onderwijskunde lulkoek genadeloos ontmaskerd. Doet me denken aan een situatie van misschien wel 15 jaar geleden, waarbij ik als lerarenopleider wiskunde een les van “onze” onderwijskundige bijwoonde die over leerstijlen ging. In dat geval was het de theorie van Vermunt en Marzano, als ik me niet vergis. Nu doe je bij zo’n les van een collega die je bijwoont op verzoek natuurlijk enthousiast mee, dus ook ik vulde de lijst met vragen over mijn leerstijl in. Na scoren bleek de uitkomst opmerkelijk: ik was ingedeeld in de categorie chaotische leerstijl. De conclusie was voor mij volslagen helder: of een chaotische leerstijl brengt een mens tot afgestudeerd wiskundige, of de hele theorie was gelul.
De leerstijlen die, mij bekende, studenten werden opgeplakt klopten in mijn ogen overigens ook voor geen meter, maar alles werd door mijn onderwijskunde voor zoete koek aangenomen: de test had het allemaal uitgewezen en het was nu toch goed dat je zelf je leerstijl kende, knap toch, die theorie. blurb.
Toen ik daarna na 2x 10 bijeenkomsten van 3 uur gecertificeerd supervisiekundige kon worden, een vakgebeid waar ik helemaal niets van wist, bedacht ik dat ook dat niets kon voorstellen: om gecertificeerd te worden als wiskundeleraar had ik, na 6 jaar lager school rekenen en 6 jaar VWO wiskunde I en II ook nog een jaar of zeven gestudeerd voordat ik als voldoende capabel werd ingeschat als wiskundeleraar.
Was is dat vakgebbied toch door en door verrot.
Ontsnappingsroutes
Er zijn wel ontsnappingsroutes om gezichtsverlies voor de o’ kundigen te voorkomen. Men moet zich wel realiseren dat de definitie van ‘leerstijl’ nogal glibberig is. In mijn onderwijskunde-boek heet het ‘een door de leerling geprefereerde aanpak’ te zijn. Daar kan je natuurlijk weinig tegenin brengen. De genoemde Vermunt komt met ‘reproductieve, betekenisgerichte, toepassingsgerichte en ongerichte (chaotische, 1989?)’ leerstijlen. Ook weer zo vaag en algemeen dat je er weinig mee kunt beginnen. In het gewone taalgebruik gaan we er echter wel van uit (en dat doen al die onderwijskundigen ook) dat we ook echt iets leren met die leerstijl. Als je het woord zó hanteert (en dat is natuurlijk de enige zinvolle betekenis) bestaan de leerstijlen niet. Zodra je namelijk die leerstijlen concreter maakt kom je bij Willinghams verhaal en dan blijkt dat er altijd dingen zijn die je helemaal niet op die manier kan leren.
Willingham toetst zijn ideeën aan experimenten en levert met zijn logische en overtuigende verhaal tevens het bewijs dat je psychologie kunt bedrijven zonder vaag te worden.
Nog meer ontnuchtering
Ook in zijn boek Waarom houden leerlingen niet van school worden harde noten gekraakt over allerlei onderwijskundige vondsten en stellingen.
Wie neemt die waarzeggers, kwakzalvers en koffiedikkijkers uit de onderwijskunde eigenlijk nog serieus?
Prachtig!
Dat moet een mooi boek zijn – uit de beschrijving waar Hendrikush naar verwees:
“Elsewhere Mr. Willingham has his curious teacher ask: “Is drilling worth it?” The answer is yes, because research shows that practice not only makes a skill perfect but also makes it permanent, automatic and transferable to new situations, enabling more complex work that relies on the basics.”
Hoe waar – en hoe tragisch dat dit voor velen in de dagelijkse schoolpraktijk niet meer mag of kan.
doofer Seger
Ik heb wel een ‘maar” bij het experiment van Willingham over auditief en visueel leren. Ik kan zelf veel moeilijker nieuwe woorden onthouden die ik gehoord heb dan woorden die ik in geschreven vorm ben tegen gekomen. Als mij een nieuw woord geleerd wordt probeer ik mij voor te stellen hoe het geschreven wordt en probeer ik het in de geschreven vorm te onthouden. Als ik naar een verhaal in het Engels luister ben ik geregeld bezig om mij voor te stellen hoe een woord er in geschreven vorm er uitziet. De geschreven vorm van een woord IS het woord. Dat woord zou dan zus of zo kunnen worden uitgesproken. Niet andersom. (als je het woord “paart” hoort zou je als paard of paart kunnen spellen). Ik ben daarom blij dat ik niet in deze tijd op het VWO zit.
Bovenstaand gaat het niet om het wel of niet goed begrijpen van de betekenis van een woord. Ik heb een tijdje het niet-bestaande ‘Duitse” woord “doerf” gebruikt dat ik eerder mensen in een gesprek meende horen gebruiken. Zelf gebruikte ik het daarna in de bedoelde betekenis stom/dom tot ik er achter kwam dat het goede Duitse woord “doof” was
Seger Weehuizen
toch verschillende leerstijlen?
Sommigen onthouden dingen goed als erover lezen, anderen als ze erover horen, weer anderen zijn echte doeners. Dat vind ik toch een soort ‘verschillende leerstijlen’. Een goede les door een goede docent belicht de leerstof van verschillende kanten: een anekdote, de theorie, een handvol voorbeelden, oefeningen, proefjes et cetera. Dat is geen onderwijskundig gelul.
@Baz
Baz, heb je het youtube filmpje van Willingham wel bekeken?
Inz. dingen onthouden
Willingham bestrijdt ook niet dat iedereen voorkeuren en specialismen heeft.
Maar hij zegt dat die ‘dingen’ waar u het over heeft, of ‘dingen onthouden’, vaak onbruikbaar zijn voor het leren van datgene waar het om gaat. Iedereen kan dat uit eigen waarneming nagaan.
Een ‘onthouder’ heeft niets aan zijn ‘onthoud’-stijl bij natuurkunde; een ‘doener’ heeft niets aan zijn ‘doe’-stijl als er gewoon een lange reeks woorden gekend moet worden.
Met andere woorden: er is wel zoiets als leerstijl, maar dat is gebonden aan datgene wat we moeten leren. Dat betekent dat een leraar zich vooral op die ene, succesvolle leerstijl moet richten (en dat deed hij natuurlijk toch allang).
Wanneer men zijn ‘persoonlijke leerstijl’ niet voor alle leerdoeleinden kan inzetten dan is die ‘persoonlijke leerstijl’ nogal een leeg begrip: persoonlijke leerstijl of niet, je moet blijkbaar toch veelzijdiger zijn. Als je niet veelzijdig bent kan je in je leven dus maar een beperkt aantal dingen leren. We hebben het dus eigenlijk over ‘persoonlijkheid’ en ‘aanleg voor’. Maar dat de ene persoon anders is dan de andere, dat wisten u en ik ook al zonder al die onderwijskunde.
Ik denk dat mijn definitie
Ik denk dat mijn definitie van ‘leerstijl’ anders is dan die van de onderwijskundigen. Ik bedoel ermee dat de ene het ene en de andere een ander talent heeft. De docent zorgt ervoor dat ingewikkelde leerstof op verschillende manieren aangeboden wordt – daar hebben we geen onderwijskundigen voor nodig.
Ik heb niet zo’n goed geheugen, dus dingen uit mijn kop stampen, dat kon ik op school niet zo goed. Gelukkig kon ik op andere wijzen mijn cijfer ophalen, d.m.v. vertalen, opstellen schrijven, ontleden en andere analytische en / of creatieve onderdelen van de schoolvakken. Zo hoort dat nog steeds te zijn, leerlingen die alles kunnen, mogen tienen halen.
Babylonische spraakverwarringen
Jouw interpretatie van “leerstijl”; de een kan goed uit het hoofd leren, de ander beter analyseren, zou ik gewoon verschil in talent willen noemen. De een heeft talent voor talen, de andere voor exacte vakken. Dat er verschillen in talenten zijn is natuurlijk evident.
Bij leerstijlen gaat het om persoonsgebonden preferenties die dan weer (denk ik) vakonafhankelijk zijn. Iemand kan alleen goed wiskunde studeren als bij daarbij luistert, of juist leest of iets met de handen produceert. Ik geloof daar niet erg in. Er zullen best verschillen zijn tussen het waareren van een hoorcollege versus het zelfstandig lezen van een boek, maar denk dat de verschillen per onderwerp/vak veel groter zijn dan over de verschillende personen.
De spraakverwarring wordt nog groter door Gardner en zijn meervoudige intelligenties. Zijn dat talenten, leerstijlen of is het toch iets anders? Eerlijk gezegd weiger ik me daar het hoofd over te breken. Als de auteur en zijn volgers me dat niet in één A4tje duidelijk kunnen maken, maar er omheen lullen, dan is het de aandacht niet waard. Die onduidelijkheid is kenmerkend voor onderwijskunde. Veel blabla en geen inhoud. Dus laat ik het werkelijk links liggen. Dan loop ik het risico iets te missen wat relevant zou zijn, maar dan moet men maar helderder formuleren, denk ik dan.
O ja, die meervoudige
O ja, die meervoudige intelligenties lopen daar ook nog doorheen! Da’s voor mij ook allemaal hetzelfde. Verschil in talent, verschil in leerstijl, verschil in intelligentie, verschil in aanpak, verschil in voorkeur, verschil van haarkleur.
Hoe dan ook: de docent vertelt een anekdote, laat een voorbeeld zien, gebruikt het bord op heldere wijze, verduidelijkt de theorie, bespreekt de praktijk, doet een proef, toont een video, laat een geluidsfragment horen, geeft huiswerk op, laat leerlingen oefeningen maken, bespreekt het huiswerk, doet een dansje, vertelt een grap, geeft straf, geeft nog eens een voorbeeld, toont een andere wijze om tot dezelfde oplossing te komen en wat al dies meer zij. Niet vanwege de verschillende leerstijlen of intelligenties, maar gewoon omdat dit lesgeven heet.