Kerntaken en schoolcultuur

De redenering dat zwemles vooral een zaak is van ouders omdat dit niet tot de kerntaken van het onderwijs zou behoren is mij net iets te gemakkelijk. De Volkskrant citeert vandaag in een artikel op pagina 2 over al dan niet verplichte zwemlessen in het onderwijs Marc Mathies van de AVS die “wijst op de hoofdtaken van het primair onderwijs: rekenen en taal. Bij alles wat daar bovenop komt, moet je je afvragen of het op een school thuis hoort”. Om de beperktheid van deze zienswijze te illustreren ga ik maar weer eens terug naar de jaren vijftig, waarbij ik wel vooropstel dat op de onderwijscultuur uit die tijd van alles is aan te merken. Zo werd m.n. in het bijzonder onderwijs het ongelijkheidsbeginsel zeer vergaand gehanteerd en was er in veel gevallen sprake van regelrecht klassenonderwijs.
Van de andere kant durf ik te beweren dat het reken en taalonderwijs van een “ouderwetse degelijkheid”waren. Niet omdat taal en rekenen zo uitdrukkelijk als kerntaken werden gezien maar omdat deze ingebed waren in een schoolcultuur waarin goed taal- en rekenonderwijs vanzelfsprekende elementen waren in een groter verband waarin juist ook veel ruimte was voor andere zaken. Bij ons op school werd bij voorbeeld heel wat afgezongen. In mijn beleving achteraf moeten dat vele uren per week geweest zijn, waarvan we nu misschien zeggen dat ze beter aan de “kerntaken” besteed hadden kunnen worden. De onderwijzers op mijn school lazen graag voor, wel enkele uren per week; waarvan ik achteraf denk, als het goed gaat is er ook gewoon tijd hiervoor.
Daartegenover heeft de discussie over de kerntaken zoals deze nu gevoerd wordt in mijn ogen iets krampachtigs. Het primair onderwijs moet zich, bij de huidige reëel bestaande problemen met taal en rekenen, niet laten verengen tot een achtjarige intensieve cursus rekenen en taal. Er zijn dan altijd wel redenen om andere aktiviteiten af te serveren als “” niet tot de kerntaken behorend”; gymnastiek, muziek, schoolzwemmen, interessante projecten. Ik denk dat het onderwijs zichzelf dan op den duur in de staart bijt. Inderdaad, er is de afgelopen decennia van alles dwingend op het bordje van het onderwijs gelegd, wat daar misschien niet, of niet in de mate waarin ze verplicht worden, thuishoort. (Schoolzwemmen hoort daar toevallig niet bij; dat was er in mijn tijd al). Het primair onderwijs is daardoor in de verdediging gedwongen en de bezorgdheid over de kwaliteit is dan ook volledig terecht. Het is dan ook goed als er weer ruimte komt om de invulling het programma van het primair onderwijs te heroverwegen. Naast goed rekenen, taal, geschiedenis, aardrijkskunde en andere essentiële leerstof zou er dan naar mijn mening voldoende ruimte kunnen overblijven voor een echte schoolcultuur waarin plaats is voor zang, dans en plezier, sport en spel. Op eigentijdse wijze uiteraard.

3 Reacties

  1. Inzake efficiëntie
    U heeft gelijk. Maar waar gaat het dan fout? Het loopt mis in de niet-efficiënte aanpak van de lessen en in het teveel maatschappelijk hooi op de vork nemen. Projecten e.d. zijn bij uitstek tijdverspillende en uitputtende activiteiten; een anti-discriminatieweek is iets van een andere orde dan een uurtje zingen of een jaarlijkse sportdag; en hoeveel tijd gaat er wel niet in die musicals zitten? Maar omdat niet-efficiënte organisaties niet door een beleefd verzoek van buitenstaanders veranderen in efficiënte organisaties is het helemaal niet zo gek om ons voorlopig nogal puriteins op te stellen: eerst de kerndoelen, en als er dan nog tijd is de franje. Omdat de grote tijdverspillers dan gedwongen worden om in te binden heb je kans dat er op termijn weer een gezond evenwicht tussen cognitieve en niet-cognitieve activiteiten komt. Bijvoorbeeld op initiatief van individuele onderwijzers(essen).

    • toch moet het werkelijke probleem benoemd blijven
      B.Verkroost had me ook al aan het denken gezet met zijn bijdrage. Ik wilde reageren in de lijn van bernard wijntuin, maar ben daarmee bij nader inzien toch niet geheel tevreden. Als het probleem is dat de kwaliteit, effectiviteit en efficiency van het onderwijs onder de maat is, dan is dat de boodschap die we moeten (blijven) uitdragen. Het tijdelijk focussen op een “oplossing” waarbij de ineffectiviteit voortduurt, maar waarbij het niet taal- en rekenendeel van een school wordt gemarginaliseerd is niet de juiste weg. Mochten we daarmee al scoren, dan zal het er alleen maar voor zorgen dat er een herhaalde tegenbeweging ontstaat die al die andere vormingsgebieden opnieuw aandacht wil geven.

      Het belangrijkste probleem met het (basis)onderwijs is niet dat het is overladen door allerlei extra opdrachten, het probleem is dat de onderwijskundige visie in veel basisscholen en in voorgeschreven didactiek verkeerd is. Sociaal constructivisme is fout, daarmee leer je niks.
      Natuurlijk nemen de musical, de actie honger mee met Afrika en de cursussen let op loverboys (te) veel tijd en aandacht, maar dat is niet de essentie van het probleem. Kinderen kunnen met een goede rekenmethode in veel minder tijd meer en beter leren rekenen, dan is de zwemles of de aportweek of de creamiddag geen enkel probleem meer.

      Ik ben er dan ook voor om te blijven pleiten voor een basisschool waar de lat hoog ligt en niet alleen op taal en rekenen wordt gefocust. Een hoge lat en duidelijke eindtermen zouden moeten bewerkstelligen dat inefficiënt onderwijs vermindert. Als je 8 jaar lang alleen taal en rekenen doet, dan is er alle tijd voor leuteren en inefficiënt onderwijs en zijn we uiteindelijk alleen verder van huis.

      Overigens vind ik dat rekenen en vooral taal de kern, de basis, van het onderwijs moeten zijn, dat lijkt me vanzelfsprekend

  2. Wat heroverwogen dient te worden,
    is de tendens om het normaal te vinden dat de tegenwoordig maar matig opgeleide basisschool leerkracht, naast de “gewone” leerling, ook allerlei probleemkinderen dient op te vangen.

    Kon ’t toch niet laten,
    Leo.

Reacties zijn gesloten.