Realistisch rekenen zet de scholier op achterstand

De Stentor van zaterdag 3 januari 2009 bericht:

De rekenvaardigheid bij kinderen gaat achteruit door de methode van ‘sommen met een verhaaltje erbij’.

De laatste jaren woedt er in ons land een stevige discussie over de kwaliteit van het onderwijs. Eén van de onderwerpen is het rekenondericht. Met de invoering van de methode van het zogeheten realistisch rekenen leren leerlingen in grote delen van het basisonderwijs anders rekenen: kinderen leren alleen sommmen maken met een verhaaltje erbij. De rekenvaardigheid gaat daardoor echter achteruit en ik zal dat proberen aan te tonen.

Ten eerste hoeven we niet vaak te rekenen, omdat we rekenmachines, automatische kassa’s en computers hebben. De aanhangers van het realistisch rekenen vinden oefenen in rekenen niet meer nodig. De situaties waarin je zelf iets moet optellen of aftrekken zijn tegenwoordig op één hand te tellen. We pakken er veel makkelijker een rekenmachine bij. Sommen oefenen en tafels leren, dat is helemaal niet meer nodig. Maar rekenen is een vaardigheid, en vaardig word je alleen maar door veel te oefenen, ongeacht of je deze oefeningen in het dagelijks leven vaak nodig hebt. Op de middelbare school keert dit gebrek aan oefening zich tegen de leerlingen.

Ten tweede stellen voorstanders van realistisch rekenen dat je niet hoeft te oefenen met leerstof die je niet begrijpt. Rekenen is moeilijk en abstract. Als je een taart eerlijk moet verdelen of in de supermarkt vijf appels moet pakken, begrijp je wel waar het over gaat. Rekenen werkt anders: 8 gedeeld door 4 is abstracter dan ‘vier kinderen knikkeren met 8 knikkers’. De realistische rekenaars zijn van mening dat abstractie vanzelf ontstaat, vanuit realistische situaties. Het oefenen van abstracte sommen is volgens hen zinloos. Iedereen weet echter: oefening baart kunst. En het kunstje staat niet garant voor oefening.

Het derde punt sluit aan bij de vorige. Als leerlingen niet oefenen met leerstof die ze niet helemaal onder de knie hebben, dan wreekt zich dat in het vervolgonderwijs. Leerlingen op de basisschool snappen breuken niet goed. Daar zijn hun hersens nog niet geschikt voor, zeggen de realistische rekenaars. Oefenen met breuken zou dus geen zin hebben. Maar wanneer de leerlingen een leeftijd bereikt hebben waarop abstracte breuken wél begrepen worden, blijken ze toch heel veel moeite met die breuken te hebben, omdat ze gewoon niet hebben geoefend. Natuurlijk kan de wiskundedocent de rekenvaardigheid van leerlingen wel op peil brengen, maar dat kost veel tijd, en dat is jammer omdat hij die tijd wel beter kan gebruiken: voor echte wiskunde. Als je als leerling niet oefent dan leer je natuurlijk nooit goed rekenen. Het is bekend dat jonge leerlingen nog niet zo goed abstract kunnen denken, maar om hen dan het hoofdrekenen te onthouden, is vragen om problemen op latere leeftijd.

We kunnen het best het realistisch rekenen weer afschaffen.
Arend-Jan van Gestel is docent wiskunde.

3 Reacties

    • Weer de bekende uitvlucht
      “Ik geloof niet dat de resultaten beter zijn dan van goed gegeven realistisch rekenonderwijs”. Hoe komt het toch dat geloof in een methode niet getoetst mag worden aan de resultaten van realistisch rekenen. Waarom weer die mantra dat de methode deugt maar dat hij niet goed wordt toegepast.

Reacties zijn gesloten.