UvA snijdt in talenonderwijs

De UvA heeft een toekomstplan Taal- en Letterkunde gemaakt. ‘Van Volkstuinen naar Landschapstuin´ is de brutale titel ervan. Kern van het plan is een flinke vermindering van het aantal onderwijsuren en dan vooral van het aantal taalspecifieke uren. Studenten zullen vooral in de richting van algemene vakken worden gestuurd omdat je die immers aan alle talenstudenten tegelijk kunt aanbieden. Er is gelukkig al een protestactie gestart, waarvoor enkele prominenten (Hella Haasse, Antoine Bodar) zijn gestrikt. Meer informatie is hier te lezen: reddetalen.nl/?p=3#more-3

9 Reacties

  1. Kleine opleidingen
    Dat is het probleem met kleine opleidingen: het is gewoon te duur om onderwijs te geven aan een groep van 5 studenten. Daarvoor is geen geld meer nadat de bestuurders ‘hun’ deel van het geld genomen hebben.

    Bij wiskunde is dit ‘opgelost’ door de masteropleidingen te bundelen in een landelijke master. Bij de talen denken ze het probleem dus ‘op te lossen’ door alle taalstudenten bij elkaar te zetten voor cursussen tekstanalyse en dergelijke.

    • Het is zeker waar dat het
      Het is zeker waar dat het studentenaantal van studies zoals Italiaans, Frans, Slavische Talen, etc. niet hoog ligt.

      De reikwijdte van die studies is echter veel hoger dan het aantal studenten dat zich er daadwerkelijk bijaanmeldt Zo kiezen elk jaar ongeveer 25 studenten voor de studie Italiaans aan de UvA. Het aantal studenten dat de taalverwervingsvakken van het eerste jaar Italiaans volgt ligt echter rond de 100: 75% bestaat uit studenten afkomstig van andere studies (vooral Europese Studies) die een minor Italiaans doen.

      In de plannen van de UvA wordt hiermee echter nauwelijks rekening gehouden. De kwalificatie door de afdeling Taal- en Letterkunde van onze razend populaire minor is namelijk haast lachwekkend te noemen: men noemt de de minor Italiaans “te duur”. De zaken worden door de afdeling natuurlijk voor het gemak omgedraaid. De kwalificatie van een populaire minor als te duur kan in feite alleen maar voortkomen uit een vooraf bepaald idee over waar het geld naartoe zou moeten gaan en waar niet.

      Het lijkt me overigens niet ondenkbaar dat het uiteindelijke doel van de afdeling is om taalverwervingsvakken Italiaans, Spaans, Frans etc. in de toekomst alleen maar te laten bestaan als keuzeopties binnen grotere studies (van het type Romaanse talen, RUG, of Europese Studies, UvA). De talenstudies worden eerst langzaam afgebroken en heterogeen gemaakt, om vervolgens over een aantal jaar te zeggen: we kunnen ze net zo goed samenvoegen.

      Dat mag dan voor de balans wellicht een goede oplossing zijn, het staat buiten kijf dat deze nivellering gepaard zal gaan met een onvermijdelijke niveauverlaging. Het doel van de wetenschap is uiteindelijk dat studenten zich ergens zo in specialiseren dat ze nieuwe kennis opdoen en nieuwe ontdekkingen doen. Dat sluit massaliteit uit: daar waar heel veel mensen precies hetzelfde doen gaat men nou eenmaal vaak niet al te ver de diepte in.

      Jonathan Oudendijk, één van de initiatiefnemers van Red de Talen

  2. Red de talen in NRC 25/9/2008
    De noodkreet van Red de Talen is op 25 september 2008 ook geplaatst in NRC Handelsblad.

    —————–
    No eh… pardone, can you speak Dinglish?

    Het universitaire talenonderwijs wordt door bezuinigingen opgeheven, te beginnen in Amsterdam

    Het talenonderwijs aan de Amsterdamse universiteit dreigt om zeep te worden geholpen als het nieuwe bezuinigingsplan doorgaat, waarschuwen Hella Haase, Erik Schoonhoven e.a.

    De afgelopen decennia heeft zich aan de Nederlandse universiteiten een omwenteling voorgedaan die het onderwijs en onderzoek aan sommige faculteiten dreigt te verstikken.
    Een bedrijfscultuur met rendementsdenken en steeds verdergaande verschoolsing maakt dat een intellectueel steeds minder op de universiteit te zoeken heeft.

    In het boek Topkitsch en slow science , besproken in de Boekenbijlage van 19 september, schetst René Boomkens de ontwikkeling van het academische onderwijs sinds de jaren zeventig. B oomkens’ boek is zeer herkenbaar voor wie de bezuinigingsplannen kent die het taal- en letterkundeonderwijs aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) dreigen te treffen.

    Het plan heet ‘Van volkstuinen naar landschapstuin’. Deze metafoor dekt precies de lading: alles wat eigen aan een talenopleiding is, zal sterk beperkt worden, totdat er een voor iedereen toegankelijke landschapstuin overblijft. Dit betekent dat talenstudenten het tweede en derde jaar van hun bachelor nog maar een kwart van hun tijd mogen besteden aan de taal van studie. Voor het overige moeten algemene vakken worden gevolgd die voor iedereen toegankelijk zijn en dus alleen in het Nederlands of in het Engels worden gegeven.

    Daarmee dreigt de doodsklap voor het talenonderwijs aan de UvA. De uitholling, die werd ingezet met het terugbrengen van de studieduur van zes naar vier jaar, heeft ervoor gezorgd dat de student nog maar amper de vreemde taal onderwezen krijgt. De sterfhuisconstructie die het onderwijs – voorheen van nul naar near native – nog verder terugdringt, maakt dit überhaupt onmogelijk. Het betekent een kaalslag voor de Nederlandse cultuur. Als doekje voor het bloeden wil men een buitenlands verblijf verplicht stellen, zodat men daar de taal kan leren. Uiteraard is ook dit idee een ordinaire bezuinigingsmaatregel: het collegegeld wordt doorbetaald en de student gebruikt geen voorzieningen. Kassa voor de UvA.

    Het spook van rendementsdenken waart al enige tijd rond. Eén van de gotspes van het Studiehuis (waarvan Nederland collectief afstand heeft genomen) waren de zogeheten ‘handelingsdelen’: verplichte opdrachten waaraan geen cijfer werd verbonden. Dit domweg uitvoeren zonder naar kwaliteit te kijken, is in de afgelopen jaren ook aan de letterenfaculteit ingevoerd: ‘inschrijven = meedoen = afmaken’. Dit komt neer op een eindeloze stroom aan knullige opdrachtjes die wekelijks moeten worden ingeleverd. Cijfers lager dan een 5,5 zijn daarbij zeldzaam want dit verzwakt de positie van de docent. Het bedrijfsmatige denken ligt aan deze praktijk ten grondslag .

    Het zal dan ook niet verbazen dat het Toekomstplan Taal- en Letterkunde afkomstig is van het hoofd Bedrijfsvoering. In het plan staat letterlijk dat de afdeling winstgevend moet zijn. Uiteraard moet het talenonderwijs een breed georiënteerde student afleveren en het aanbod moet concurreren met andere universiteiten en opleidingen.

    Een van de paradoxen is dat het programma beter moet aansluiten op de arbeidsmarkt, maar ook wetenschappers van hoog niveau moet afleveren. Maar het werkelijke effect van de plannen is dat de taalopleidingen ernstig in gevaar komen. Vooral de kleine studies zullen lijden onder de vermindering van het personeel (variërend van 30 tot 60 procent). Juist deze kleine studies zijn als minor (bijvak van andere studies) razend populair – soms is zelfs 75 procent van de studenten afkomstig van andere opleidingen.

    De rampzalige gevolgen van het Studiehuis zijn nu ook aan de universiteiten merkbaar: de student weet niets meer, maar kan wel hele werkstukken bij elkaar googlen. Het Toekomstplan Taal- en Letterkunde is een knieval voor deze generatie. Het leren van een vreemde taal op academisch niveau zal in de voorgestelde structuur niet meer mogelijk zijn. Scripties worden alleen nog in het Engels of Nederlands geschreven, de grote werken van de wereldliteratuur zijn alleen nog toegankelijk in vertaling.

    Het voorkomen van deze plannen dient een nationaal belang. De kwaliteit van literaire vertalingen zal verschralen, net als de talenkennis buiten de universiteit. De wendbaarheid van Nederland in internationaal gezelschap zal afnemen. De geesteswetenschappen zijn slachtoffer van de de universiteitsbestuurders en de nationale overheid, die de exacte wetenschappen voorrang verlenen en die een obsessie hebben voor de Angelsaksische wereld. Hierin is Poldernederlands en Dinglish inderdaad voldoende.

    Erik Schoonhoven, Jonathan Oudendijk en Hella Haasse zijn initiatiefnemers van reddetalen.nl.
    ————–

    • Exacte wetenschappen
      Enige fout in de brief: dat de exacte wetenschappen voorrang krijgen.

      Bij de exacte wetenschappen is de bijl al eerder gevallen. Tijdens mijn studietijd van 5 jaar werd het wetenschappelijk personeel van mijn opleiding (wiskunde) met 50% ingekrompen. Inmiddels is het zo ver dat het onmogelijk is om een master opleiding vorm te geven (vandaar de landelijke master wiskunde) en om een bacheloropleiding vorm te geven (vandaar de ‘brede bachelor’ samen met natuurkunde en scheikunde).

      • Inzake terminologie
        Dat dacht ik ook, toen ik het artikel las. Hoe dan ook is het ‘heden ik, morgen gij’ zolang de rendementsdenkers de lakens uitdelen. Waarschijnlijk gaan ze door tot er alleen nog maar makelaars en voetballers over zijn in dit land.
        Degene die dan naar de universiteit wil kiest dan de studierichting ‘doorleren voor professor’. Voor die studierichting wordt dan een stompzinnige Engelse term als ‘investment engineer’ (met dank aan Robeco) uitgevonden zodat het niet opvalt dat alle studierichtingen feitelijk zijn opgeheven.

      • Ook op de scholen
        Ook op de scholen is op de exacte vakken bezuinigd: Wiskunde A2 en B2 zijn geschrapt, evenals natuurkunde N2. Met name voor het profiel NT hakt dat er in. Verder is natuurkunde geen verplicht vak meer in het NG-profiel.
        De compensatie hiervoor in de vorm van wiskunde D en NLT (een soort opgepimpt ANW) is boterzacht, omdat de scholen deze vakken niet hoeven aan te bieden, en omdat er geen centraal examen in wordt afgenomen.

    • En dit levert de nieuwe academici
      die natuurlijk volgens velen onder ons een ‘academisch salaris’ in het onderwijs moeten gaan verdienen.

  3. Suggestie
    Toch zou juist in Amsterdam kwalitatief hoogwaardige talenstudies overeind moeten en kunnen blijven als VU en UvA eindelijk eens samen gaan. Beter weinig goede studies, dan overal in het land van die halfbakken opleidingen. Amsterdam ligt ook nog eens behoorlijk centraal.
    Het is natuurlijk onbegrijpelijk dat zo weinig mensen een taal kiezen als hoofdvak. Zou het iets te maken kunnen hebben met het onvermijdelijke perspectief van leraar worden. Eigenlijk is dat de meest voor de hand liggende beroepsoptie als je een tal hebt gestudeerd.

    En: leraar worden, dat willen de meeste jongeren niet. Het is zwaar belastend werk, alle problemen van de samenleving komen op jouw bordje, je hebt de meeste uren en de grootste klassen van heel Europa, je loopt de kans door een stelletje pubers volledig uitgeleefd te worden (aangemoedigd door media en soms door de ouders, terwijl er allerlei wijsneuzen aan de kant staan die zeggen dat het je eigen schuld is: geen gezag, geen vakkennis of wat dan ook maar) en tenslotte nog een salaris en arbeidsomstandigheden die niet lijken op wat andere hoger opgeleiden hebben (administratieve medewerker, een computer en een eigen werkplek bijvoorbeeld). Daar stonden redelijke vakanties tegenover, maar dat wordt gelukkig op peil van alle andere slechte voorwaarden gebracht.

    • Over leraren en de VU (maar niet in onderling verband)
      Hinke schreef: “Zou het iets te maken kunnen hebben met het onvermijdelijke perspectief van leraar worden?”

      Het perspectief van leraar worden is voor talenstudenten juist zeer vermijdelijk. Maar weinig talenstudenten studeren door voor leraar en/of belanden in de schoolpraktijk. Met een doctoraal/master Nederlands, Engels, Frans, Duits, Italiaans, Spaans, Algemene Taalwetenschap, Algemene literatuurwetenschap etcetera kun je veel andere kanten op dan alleen de kant van het leraarschap.

      Dat de VU en de UvA niet samengaan heeft er natuurlijk mee te maken dat de VU dat niet wil. Opdat ze in alle vrijheid hun christelijke wetenschap kunnen bedrijven en hun religieus geïnspireerde colleges kunnen geven. Dat vinden ‘wij’ in Nederland een groot goed, waarvoor wij graag de schatkist aanspreken.

Reacties zijn gesloten.