Ab Societate BONa condita is mijn “ceterum censeo” geweest “scholas facile esse condendas” en zeker na de afschaffing van de basisvorming vond ik de monopoliepositie van de grote scholenorganisaties de grootste belemmering op het pad van BON naar beter onderwijs. Zoals Cato vond dat zolang Carthago niet verwoest was alle andere onderwerpen bijzaak waren.. De scholenorganisaties hoeven echter niet vernietigd te worden. Zij moeten atrophieren doordat ze verdrongen worden door nieuwe krachtige smalle davidscholen. De kleine Davids zullen de grote Goliaths verslaan.
Als ik schrijf dat het speelveld van het gesubsidieerde onderwijs een markt geworden en dat die markt voor nieuwe kleine partijen opengesteld moet worden willen veel BONners mij in het laatste niet volgen . Markt en onderwijs zijn in hun ogen onverenigbare zaken en ze bedenken van allerlei rampen die volgens hen zeker zullen plaats vinden en waarvan vooral de leerlingen het slachtoffer zullen zijn
Als ze zouden schrijven dat we heel voorzichtig moeten zijn met het toelaten van nieuwkomers omdat er vast weer mensen op de loer liggen om te kijken of je bij die verandering in het onderwijs ook snel machtig en rijk kunt worden geef ik ze gelijk. Maar als ze niet inzien dat wij ons daartegen kunnen beschermen lijkt het wel of zij door een ideologische blindheid getroffen zijn.
Hoe kun je voorkomen dat iemand gauw een BV-tje opricht om een school te exploiteren, zich daarvan directeur te maken met een riant salaris en de BV na 2 jaar failliet te laten gaan omdat de leerlingen op de school niets blijken te hebben opgestoken?
Om te beginnen kun je afspreken dat een nieuw op te richten school pas geld voor een leerling krijgt nadat hij met voldoende succes aan een centraal extern examen heeft deelgenomen. De overheid loopt dan geen risico Maar ook het risico voor de leerlingen is erg klein. Niemand steekt zijn geld of zijn tijd in een onderneming als het risico groot is dat hij het geld nooit terugziet of dat zijn arbeid nooit verzilverd wordt. Het nadeel van deze regeling is dat je het oprichten van een school zo wel heel moeilijk maakt en dat was nu juist niet de bedoeling. Beter is daarom dat de overheid wel van te voren de school (gedeeltelijk) financiert maar wel zodanig dat bij een mislukking de directie en de docenten slechter af zouden zijn dan wanneer ze niet zouden hebben meegedaan. Nabetaling na geleverde prestatie of terugclaimen na een wanprestatie zouden daarvoor instrumenten kunnen zijn
In dit BLOG kunnen wij ideeën ontwikkelen over de manier waarop het oprichten van scholen een stuk gemakkelijker gemaakt kan worden zonder dat de overheid geld verknoeit en zonder dat leerlingen schade lijden.
Seger Weehuizen