The Empire murmelt back

Zaterdag publiceerde de Volkskrant over het voorlopige inspectierapport basisonderwijs.
Vandaag een ontluisterend commentaar in de Volkskrant van de kant van het Freudenthal Instituut: “we kunnen niet terug want de kinderen van nu zijn anders”. Waar heb ik deze drogreden meer gehoord?

Ook aardig: “maar dat hebben we zo helemaal nooit bedoeld, ze begrijpen onze geweldige methode helemaal verkeerd, kunnen wij daar wat aan doen?” De vraag is niet alleen of ze er iets aan kunnen doen, maar natuurlijk ook of ze het haben gewusst?
Het antwoord is JA op beide vragen en de kromspraak om daar niet voor uit te komen maakt het niet alleen fout, maar ook buitengewoon laf.

Ik zeg dit zonder cynisme, maar dit doet me pijn. Dat een instituut waar ik lang geleden met veel plezier heb gewerkt, waar ik veel aan te danken heb, waar men scherp en beargumenteerd werkte, dat het nu vervallen is tot een tja.. wat eigenlijk. Een ruïne is het niet, een ruïne is eerlijk. Een Disney facade is het ook niet, Disney is uitermate vakkundig. Tsja.. het is vervallen tot managementgedreutel.

Auteur: Gerard Reijn

Discussie over de ‘realistische’ rekenmethode laait op.
Hoogleraar: al die context maakt rekenen meer lezen.

Amsterdam De discussie over het rekenonderwijs op de basisscholen lijkt een nieuwe fase in te gaan. De Onderwijsinspectie heeft in een nog te publiceren onderzoek de twijfels versterkt die er bestaan over de ‘realistische methode’, die op vrijwel alle basisscholen wordt gehanteerd. Die me-thode wordt al fel gehekeld door een aanzwellend koor van critici, vooral sinds in 2006 uit onder-zoek van Cito (het zogenoemde PPON-onderzoek) bleek dat basisschoolkinderen weliswaar beter zijn geworden in schattend rekenen, maar slechter in ‘cijferen’: rekenen op papier.
Het belangrijkste kenmerk van de realistische methode is dat sommen niet alleen ‘kaal’ worden aangeboden (3 x 6=), maar ook in een context (hoe ver ben je als je drie keer achter elkaar zes meter onder water zwemt?). Daarnaast zijn nieuwe oplossingsmethoden bedacht voor vermenigvuldigen, delen, optellen en aftrekken, waarbij gerekend wordt met hele getallen: het kolomrekenen heeft de staartdeling grotendeels verdrongen. Bovendien worden verschillende oplossingsstrategieën aange-boden. En er wordt veel aan schattend rekenen en hoofdrekenen gedaan.
Jan van de Craats, hoogleraar wiskunde en maatschappij aan de Universiteit van Amsterdam, heeft het onderzoek van de Onderwijsinspectie niet nodig om te weten dat het Nederlandse reken-onderwijs ‘volstrekt inadequaat’ is. Door al die context zit de leerling niet zozeer te rekenen alswel te lezen, en lijkt een rekentoets vooral een intelligentietest. En door al die oplossingsstrategieën ‘ziet de leerling door de bomen het bos niet meer’.
Hij vindt de Onderwijsinspectie nog onbegrijpelijk positief. ‘Er zit een vreemde cirkelredenering in hun onderzoek. Ze baseren zich op de Cito-toets, maar die is zo gemaakt dat er altijd een bepaald deel doorkomt voor vwo, en een bepaald deel voor havo.’ Anders gezegd: volgens de Citotoets vol-doet het onderwijs per definitie. ‘De vragen van de Citotoets zijn vaak zo simpel, dat je niet begrijpt dat er kinderen in de achtste groep zitten die ze niet kunnen maken. Het is vaak van het niveau: hoe veel is 5x 6.’
Niets deugt aan het realistisch rekenen, volgens Van de Craats. Volgens hem moet er minder met context worden gewerkt, en moet ‘opa’s rekenen’ inclusief de staartdeling weer terug, zodat die ‘rare aberraties van dat kolomrekenen’ kunnen worden afgeschaft. En vooral: er moet veel meer ge-oefend worden.
De realistische methode is ontwikkeld door het Freudenthal Instituut van de Universiteit Utrecht. Marja van den Heuvel-Panhuizen, hoogleraar aan dit instituut, moet er niet aan denken dat het rekenonderwijs teruggaat naar ‘dertig jaar terug, naar kale sommen maken, naar voordoen-nadoen.’
Dat de Onderwijsinspectie schrijft dat het geen aantoonbaar nut heeft om meerdere oplossings-strategieën aan te bieden, ontlokt haar een scherpe uitval: ‘Het is nooit-nooit-nooit onze bedoeling geweest dat kinderen zo veel oplossingsmogelijkheden kregen aangeboden. Als je dat doet, wordt het één grote ramp. Wij wilden alleen dat de leerkracht oog heeft voor de manier waarop leerlingen een probleem willen aanpakken. We hebben de plicht aan te sluiten bij de denkrichting van de kin-deren zelf.’
Dat de praktijk anders is, wijt ze vooral aan de gebrekkige opleiding van onderwijzers, aan de pabo’s, waar iedereen maar op kon, zelfs wie nauwelijks kon rekenen, en waar soms nauwelijks re-kenonderwijs werd gegeven. ‘En wat gebeurt er nou aan bijscholing van onderwijzers? Niets toch?’ En als onderwijzers oefenen niet meer belangrijk vinden, dan is dat niet de schuld van het Freudent-hal Instituut, ‘want dat hebben wij nooit-nooit-nooit gezegd’.
Heeft ze wetenschappelijk bewijs dat de realistische methode werkt?
‘We hebben dertig jaar geleden al onderzocht wat er beter werkte, de staartdeling of delen via kolomrekenen. Dat was onderzoek in een kleine groep, maar de resultaten waren zeer overtuigend. We hebben juist nieuwe manieren bedacht omdat heel veel kinderen die staartdeling niet konden maken.’
Alomvattend onderzoek is er weinig, maar Van den Heuvel wijst op onderzoek van het Cito, dat in 1997 vaststelde dat de realistische methode duidelijk betere resultaten opleverde dan de oude schoolboekjes. Maar datzelfde Cito stelde twee jaar geleden nog vast dat de rekenprestaties waren gedaald.
Van den Heuvel: ‘We kunnen niet terug naar ‘mechanisch’ sommen leren maken, zonder er bij na te denken. Kinderen zijn anders dan vroeger, ouders zijn anders. In Azië kunnen kinderen dat heel goed, daar scoren ze hoog in rekenen. Maar daar klagen ze over gebrek aan creativiteit.’

23 Reacties

  1. De jongste hollandse transformatie
    Gommer en Armijn te Hoof
    Dongen om het recht geloof

    We weten hoe dit afliep:

    Gommer zag vast hier en ginds’
    Tot zo lang mijn Heer de Prins
    Gommers zijd’ die boven hing’
    Troostte met zijn stalen kling,
    Die zo zwaar was van gewicht,
    Dat al ’t andre viel te licht.
    Toen aanbad elk Gommers pop
    En Armijn die kreeg de schop.

    Dat was in de 17de eeuw. Maar hoe gaat dit aflopen ? Is de methode van het F. instituut een staatsmethode waaraan niet getornd mag worden ? Omdat dan de creativiteit van de kindertjes gedood wordt. De vorige generaties waren/zijn nl. helemaal niet ceatief. Rekkelijk of precies ? Die BON-rekenconferentie komt geen moment te vroeg.

  2. Dreinreden:
    “we hebben de plicht aan te sluiten bij de denkrichting van de kinderen”.
    Willen we kinderen opvoeden naar volwassenheid of willen we volwassenen neervoeden naar de wereld van het kind? Waarom wordt deze onbewezen stelling zo hardnekkig verkondigd? Wat is er in vroegere jaren verkeerd gegaan met het rekenonderwijs dat dit een totale verbouwing rechtvaardigd? Is het RR onderwijs dan aantoonbaar beter dan het traditionele onderwijs?
    Het Freudenthalinstituut lijkt blind voor onwelgevallige informatie en gaat door met het verkondigen van haar heilsleer. En als de leer feilloos is moeten fouten wel aan de uitvoerders liggen.

        • Dezelfde dwaallichtredenatie.
          Wel grappig en begrijpelijk, maar vooral te simpel. Produkt niet goed, dus maker verbeteren. Jammer genoeg, kan zelfs de beste timmerman weinig beginnen met steeds slechter hout.

      • Kritiek op Truijens
        Hoewel mijn sympathie voor Truijens groot is heb ik toch enige kritiek op haar stuk.
        Van die zin ‘mannen, die het leuk vinden om een moeilijke som uit te leggen’ word ik een beetje ongemakkelijk. Wat nou ‘moeilijke’ som? Op de lagere school kan iedereen leren rekenen; het gaat niet om hogere wiskunde maar gewoon om de voorbeelden die Truijens zelf noemt en wat meer elementair spul. Om dat uit te leggen hoef je geen professor te zijn: het volstaat om de juiste standaardmethode voor te doen en ze dat veel te laten oefenen. Ik dacht althans dat dat de strekking was van de betogen van de RR-critici.
        Dan noemt ze met enige nadruk dat ‘onderzoek’ waaruit zou moeten blijken dat meisjes even goed zijn in rekenen en wiskunde als jongens. Dat onderzoek is hier op het forum kort geleden helemaal neergesabeld (argument o.a.: als je het niveau maar laag genoeg legt, valt vanzelf het onderscheid tussen goed en slecht weg).
        Wat me werkelijk ergert is, dat zij schijnt te denken dat een diploma onderwijskunde extra waarde heeft voor een juf-in-spe.
        Als je eerst zakt voor de taal- en rekentoets van de PABO, en je doet vervolgens een betselaar onderwijskunde, zou je dáár dan leren rekenen en spellen? Toch hoor je geen mens klagen dat de juffen en de enkele meester onderwijskundig zo weinig onderlegd zijn. En toch gaan we dáár wat aan doen, en niet aan taal, rekenen, aardrijkskunde, geschiedenis of aan onderwerpen die de algemene ontwikkeling vergroten.
        Tenslotte is haar opmerking ‘noem iets moeilijk, dan komen ze er wel op af’ volgens mij ook onjuist. Ik denk dat je op je kop kunt gaan staan, maar dat nooit iemand een studie als onderwijskunde serieus als ‘moeilijk’ zal beschouwen.

  3. Van den Heuvel: ‘We kunnen
    Van den Heuvel: ‘We kunnen niet terug naar ‘mechanisch’ sommen leren maken, zonder er bij na te denken. Kinderen zijn anders dan vroeger, ouders zijn anders.

    Zouden ze bij het FI ook psychologen en neurobiologen in dienst hebben die dit met deugdelijk onderzoek kunnen staven?

    • Men onderzoekt zelfs de eigen resultaten niet
      Ik begrijp dat je vraag retorisch is, maar als het FI zelf geen serieus onderzoek doet of laat doen naar de resultaten van hun geloof, dan heb ik zo het donkerbruine vermoeden dat er zeker geen onderzoek is naar de vraag in hoeverre kinderen werkelijk anders zijn en kennelijk misvormd voor het leren van iets waarbij meer dan 10 minuten achter elkaar de aandacht gehouden moet worden.
      Alle waarheid wordt afgemeten aan de basisprincipes van hun geloof. Niet aan de werkelijkheid. Zelfs een studie als theologie is aanzienlijk exacter en gebaseerd op meer feitenonderzoek.

    • Self-fulfilling prophecy
      Uitspraken als “Kinderen zijn anders dan vroeger” zijn onmogelijk wetenschappelijk te staven, om een aantal redenen:
      1) De betekenis van de gebezigde termen (“zijn”, “anders”) is niet helder omschreven;
      2) er zijn te veel variabelen om een zinvolle vergelijking mogelijk te maken; met name is het onderwijs zelf veranderd.

      En (3) dat onderwijs is vaak juist veranderd omdat kinderen “anders” zouden zijn! Het is een self-fulfilling prophecy. Beweer dat kinderen “anders” zijn (dat ze zich bijvoorbeeld slechts kortstondig kunnen concentreren), verander het onderwijs (bied kortdurende felle prikkels aan) en voilà: Kinderen zijn “anders” geworden!

      Hier wordt dan ook geen wetenschap bedreven maar een geloof beleden. Alleen dan wel een geloof dat zich vermomt als wetenschap, een wolf in schaapskleren…

      • Maar toch……
        Er is, denk ik wel iets over te zeggen. Niet werkelijk wetenschappelijk, maar als dat het enige criterium is, dan ontvalt de ratio aan veel van wat we hier bij BON zeggen. Vergelijk de discussie over de kwaliteit van het onderwijs, die is op echt zuiver wetenschappelijke gronden ook niet werkelijke te winnen. Als 3 kinderen samen een powerpoint maken, kun je nooit bewijzen dat ze dat 30 jaar geleden ook hadden gekund. Het is wel degelijk legitiem om te zeggen dat kinderen anders zijn dan vroeger. Dat gevoel kun je niet zomaar wegpoetsen. Je kunt het ook wel staven, denk ik met cijfers over geweld op school, aantallen anderstaligen etc. Dat verandert de populatie. Dat je tegelijkertijd kunt zeggen dat kinderen overal en altijd kinderen zullen blijven is een fraaie abstractie, maar laat belangrijke praktische verschillen weg.

        De vraag is: hoe ga je daar mee om. En aan de situatie in Vlaanderen zien we dat de keuze die daar gemaakt wordt (met een vergelijkbaar veranderende kinderpopulatie) die veranderingen als korte concentratieboog juist niet hebben versterkt, daar heeft men de kinderen juist de structuur gegeven die ze thuis wellicht moeten ontberen. In Nederland zijn de kinderen 2x gepakt. Thuis let er niemand op wat je doet, dan op school ook niet. Rotzooi maar aan: we noemen het adaptief leren.

        Inderdaad: een self fulfilling prophesy

        • Wat bedoel je te zeggen als
          Wat bedoel je te zeggen als je beweert dat kinderen “anders” zijn dan vroeger? Dat ze andere dingen doen en kunnen? Dat komt (wat mij betreft) doordat ze in een andere omgeving leven dan kinderen vroeger, niet omdat ze zelf nou zo “anders” zouden zijn.

          Met mijn kritiek op een pseudo-wetenschappelijke, op vaste geloofsovertuigingen gebaseerde vernieuwingsdrang beoog ik uiteraard niet te verkondigen dat het gezonde verstand en de ervaring van onderwijsgevenden dan ook geen aanknopingspunten voor prudente keuzes zouden bieden. Integendeel, waar een wetenschappelijke aanpak vrijwel uitgesloten lijkt door de complexiteit van het fenomeen onderwijs, daar kan het gezond verstand van ervaren betrokkenen een sleutel zijn tot een betere opzet en invulling.

          En daarbij ben ik het met ’45 eens dat een heldere structuur, juist in een cultuur met al even opdringerige als oppervlakkige prikkels, voor een onderwijssituatie het beste uitpakt. Juist omdat kinderen net als vroeger zijn…

          • nature and nurture
            In de discussie worden nature en nurture soms door elkaar gehaald
            Seger Weehuizen

          • Precies
            “Dat komt (wat mij betreft) doordat ze in een andere omgeving leven dan kinderen vroeger, niet omdat ze zelf nou zo “anders” zouden zijn.”

            Het is voor mij ook de enige legitieme reden om mijn onderwijs aan te passen/te voegen naar die veranderende omgeving. Soms zijn dat omgevingsfactoren waar je geen invloed op hebt, maar wel wat mee moet (van de min of meer stabiele jaren-50 gezinnen naar de éénoudergezinnen/werkende ouders/etc van nu) en soms leent die omgeving zich er gewoon voor (ICT als aanvulling op je didactische gereedschapskist).
            Dat is wat het vak van docent juist spannend maakt; dat je een weg moet zoeken in die veranderende omgeving. De jaren-50 aanpak zal niet meer werken (er is gewoonweg teveel veranderd) en toch blijven kinderen/leerlingen behoefte houden aan structuur en helderheid. De manier waarop je dat aanbiedt is een spannend en creatief proces en desondanks blijven “de drie R-en” in bijvoorbeeld de opvoeding keihard overeind.

      • Anders
        Kinderen zijn natuurlijk(!) anders
        Het IQ loopt bv omhoog

        Maar dat betekent vooral dat de kwaliteit van de juf/onderwijzer/docent omhoog moet;
        en dan gaat het om kennis en kunde (vwo+ en iq>120)

        Essentieel is ook dat de docent gemotiveerd is en blijft : dus vrijheid en ruimte

        (Het Finse model ?)

      • Kinderen niet anders, wereld wel
        Is het niet zo, dat de kinderen gewoon in principe hetzelfde zijn als vroeger. De wereld is echter flink veranderd en dat heeft natuurlijk zijn weerslag op tijdsbesteding, interesse (en wellicht concentratie) van de hedendaagse kinderen. Het is lastig om die factoren buiten te houden.

  4. Infiltratie op wikipedia
    Zie *hier*.

    Met meteen een oproep om op scholen het cijferen maar af te schaffen.
    Het lijkt me duidelijk wie de schrijver hiervan is (volg de ‘externe links’).

    • Inzake Truijens: inlijsten
      Voor ieder die met onderwijs te maken heeft zou dit stuk verplichte kost moeten zijn.

Reacties zijn gesloten.