De wát en hóe- hypocrisie

De wát en hóe- hypocrisie

Tot het rapport van de commissie Dijsselbloem is er met geen woord gerept over wát en hóe. Niet door de schoolbestuurderen, niet door de raden en al zeker niet door minister en staatsecretaresses. Pas ná het blootleggen van het débacle der onderwijsvernieuwingen in het voortgezet onderwijs, word door alle partijen ineens de nadruk gelegd op wat “het wát en hóe” is gaan heten. Voor alle duidelijkheid, het wát wordt in de nabije toekomst de verantwoordelijkheid van de overheid, wát moet een Nederlandse leerling, scholier en student straks weten, kennen en kunnen, het hóe, wordt de verantwoordelijkheid van de onderwijsinstellingen, bestuurders en raden, met welke methode of op welke manier zullen zij het wát de leerling duidelijk maken. Scheiding der machten, daar lijkt het op.

Maar laten we even dieper op de zaak ingaan en ons verbazen over wat er zich de laatste twintig jaar heeft afgespeeld en over wat er in de eerstkomende jaren te gebeuren staat, dank zij het wát en het hóe.

Is het niet zo dat het wát en het hóe reeds decennia lang is vastgelegd in het grondwetartikel 23? Ik meen mij te herinneren dat hierin duidelijk de vrijheid van onderwijs is verankerd. Dan gaat het niet over de vrijheid van keuze voor de ouders, naar welke school hun kind mag en kan gaan, maar over de vrijheid van inrichting van het onderwijs. Is dat niet hóe? En is het dan niet zo dat dit grondwetartikel keer op keer met de voeten getreden is op het moment dat onze overheid, in samenwerking met grijpgrage schoolbestuurderen, een onderwijsvernieuwing zoals de basisvorming of het studiehuis door de strot van iedereen in het onderwijs duwde? Is het dan geen schending geweest van artikel 23 toen onze hogescholen en universiteiten zich moesten voegen in Europese regels? Is het dan niet zo dat dit grondwetartikel eigenlijk feitelijk een wassen neus is als de inspectie van het basisonderwijs negatief oordeelde over een basisschool omdat een of andersoortige manier van adaptief onderwijs niet was of is ingevoerd?

Maar niet alleen de minister en staatsecretaresses treffen blaam. Wat moeten we denken van de raden, die alles op alles zetten om over héél het Nederlandse onderwijs een éénsoortige onderwijsmethode, onder de noemer “het nieuwe leren” uit te rollen? Waar is dan die keuzevrijheid? Of bestaat die vrijheid alleen maar in het al dan niet oplezen, voorlezen of voorgaan in ochtendgebed, groet aan de vlag, het zingen van het volkslied of het neuriën van de internationale. Voor de rest moet iedere leerling groot en klein op dezelfde afgesproken manier de eenheidsworst worden voorgezet, elke rechtgeaarde docent moet vooral hetzelfde doen, zoals zijn collega aan de andere kant van het land dat ook doet.

Is het niet ontzettend hypocriet van de staatsecretaresse om bijna elke vraag over onderwijszaken en personeelszaken, met name in het MBO te beantwoorden met “de scheiding van wát en hóe?” Hypocriet, jazeker. Eerst wordt het wát bepaald, door de overheid. Dat wil zeggen, een commissie buigt zich over een kwalificatiestructuur, kerncompetenties en niet-kerncompetenties. Kennis en kunde worden tegelijkertijd aan de kant gezet met als enige reden dat “het bedrijfsleven” daar niet meer om vraagt omdat kennis toch zo snel bejaard is. Hiermee dirigeert de overheid met het wát, het hele Middelbare Beroepsonderwijs in de richting van het “Competentie gericht Leren”, oftewel hóe verwerft de leerling de competenties. In aansluiting hierop werd vastgelegd dat de docent helemaal niet meer bevoegd hoort te zijn maar wel bekwaam, wat resulteerde in de wet Beroepen In het Onderwijs. Als klap op de vuurpijl verordonneert de staatsecretaresse de verplichte invoering van het Competentiegericht Onderwijs per 2010, hoezo scheiding van wát en hóe?

Het rapport van de commissie Dijsselbloem heeft grove schending van de geest van artikel 23 van de grondwet blootgelegd. Ministers, staatsecretarissen en graaiende bestuurderen hebben jarenlang tegen alle goedbedoelde adviezen van de échte werkvloer in het Nederlandse onderwijs, opgezadeld met vernieuwingen en veranderingen, gebaseerd op een ideologie, de onzalige gedachte van een “maakbare samenleving” en verlies- en winstrekeningen. Het is een brevet van oprechte hypocrisie om met de hand op het hart te beloven de grondwet in ere te houden, te orakelen dat in de toekomst het wát en het hóe strikt, maar dan ook strikt van elkaar gescheiden zullen blijven, om ondertussen met datzelfde wát en hóe in de hand, de meest desastreuze vernieuwing, met goedkeuring van bestuurderen en medewerking van het bedrijfsleven, verplicht te stellen in het Middelbaar Beroepsonderwijs.

Sjeekspier

2 Reacties

  1. toetsen aan de grondwet
    Hadden we maar, net zoals in de VS en vele andere landen, de mogelijkheid om toetsing aan de grondwet te eisen.
    Seger Weehuizen

  2. Wat is bij CGO niet te scheiden van hoe
    Het probleem bij CGO is dat het wát niet te scheiden is van het hoe. Sowieso worden de diverse aspecten van datgene wat geleerd moet worden niet gescheiden. Kennis wordt niet getoetst als kennis, maar alleen als het geïntegreerd met vaardigheden (handvaardigheden, sociale vaardigheden) getoond wordt. Mocht één van die zaken ontbreken dan moet alles opnieuw gedaan worden. Hopen dat je de volgende keer méér geluk hebt. Een mazzel heb je zeker: je moet van goeden huize komen als je Proeve van Bekwaamheid alleen door de magere aanwezigheid van kennis wordt afgekeurd. Dat zou toch al te zielig zijn.

    Objectieve kriteria zijn er niet meer. Daarom hamer ik erop: Voer opnieuw kennisexamens in. Vervolgens mag je dit tonen in samenhang met al die slappe vaardigheden. Zonder (getoetste) kennis géén competente beroepsbeoefenaar.

Reacties zijn gesloten.