Brief aan de Tweede Kamer

Eerder vandaag is de volgende brief naar de Tweede Kamer verstuurd.


Betreft: Standpunt vereniging Beter Onderwijs Nederland (BON) over het convenant Actie-plan Leerkracht van Nederland en de beleidsreactie ‘Tijd voor onderwijs’

9 juni 2008

Geachte voorzitter,

De maatschappelijke discussie over het onderwijs, culminerend in de commissies Rinnooy Kan en Dijsselbloem, heeft ertoe geleid dat nu het systeem van ons onderwijs ter discussie staat – en dat mag zeker winst worden genoemd. Dit systeem – het stelsel van wetten, regels en afspraken tussen overheid en de uitvoerende actoren in het onderwijs – heeft in abstracte zin precies één functie: ervoor zorgen dat de overheid haar verantwoordelijkheid voor goed onderwijs kan waarmaken.

Door allerlei mensen en organisaties, waaronder de twee hierboven genoemde commissies, is recent betoogd dat het systeem op dit moment tekort schiet. In de visie van BON zijn de vier belangrijkste indicaties hiervan:
1. Het dalende niveau, in meerdere opzichten, van de leerkrachten
2. De verstoorde relatie tussen de leerkrachten en het schoolmanagement
3. Het feit dat onderwijskwaliteit ondergeschikt wordt gemaakt aan financieel beleid
4. Het falende toetsbeleid
De centrale vraag is daarom in welke mate de door de regering voorgestelde maatregelen deze vier aspecten van systeemfalen verbeteren.

Het dalende niveau van de leerkrachten. Het rapport-Dijsselbloem, het rapport-Rinnooy Kan, en vele andere rapporten hebben het probleem van de dalende kwaliteit van de leerkrachten helder in kaart gebracht. Gebrekkige opleidingen en gebrek aan vakinhoudelijke nascholing spelen een rol, evenals tekortschietende beloning en de afwezigheid van beloningsdifferentiatie. Bovendien, en mede als gevolg hiervan, trekt het leraarsberoep mensen aan uit steeds lager opgeleide delen van de maatschappij. Het leraarschap wordt een blue-collar beroep.

De beleidsreactie ‘Tijd voor onderwijs’ stelt dat het salaris van leerkrachten zal stijgen, en deze stijging is inmiddels vastgelegd in het convenant Actieplan Leerkracht. De claim van de beleidsreactie van ‘wettelijke verankering van hun professionele ruimte’ is echter alleen in negatieve zin waar: de leraar wordt expliciet gemaakt tot de ondergeschikte van zijn baas, en bezet daarmee de laagste rang in de hiërarchie van de school. De toevoeging ‘Hierdoor krijgt de leraar als professional weer de waardering die hij verdient’ is dan ook uitermate wrang.

De belangrijke aanbevelingen van Dijsselbloem, Rinnooy Kan, de Onderwijsraad, en anderen blijven in de beleidsreactie onbesproken. In de Beleidsagenda Lerarenopleidingen 2005-2008 worden alleen verantwoordelijkheden benoemd; de overheid bemoeit zich met proces, niet met niveau of met inhoud. Daarnaast volgt deze agenda de competentiebenadering van het leraarsberoep, waarin de vakinhoud een verwaarloosbaar klein aandeel krijgt. Het kabinet wil geen vakinhoudelijke borging door centrale examens, de ervaringen met de PABO ten spijt.

De verstoorde relatie tussen de leerkrachten en het schoolmanagement. In de visie van het kabinet hoort de leraar onderaan de pikorde; de leidinggevende heeft de volledige beoordelingsbevoegdheid, en bepaalt het salaris van de leraar. Daarmee is expliciet gemaakt dat de leraar er niet is voor de leerling, maar voor de baas; en dat hij in zijn handelen zich niet moet laten leiden door een ideaal van goed onderwijs, maar door de praktische en financiële situatie van zijn organisatie. Het ligt voor de hand dat dit niet zozeer tot beter onderwijs maar vooral tot cijferinflatie leidt.

Ook hier heeft het kabinet de voorstellen naast zich neergelegd. Rinnooy Kan stelde een themaraad voor, die de leraar zou kunnen beschermen tegen een te sterk bedrijfsmatig ingestelde directie. In landen om ons heen heeft de leraar een veel sterkere positie binnen de school. Het is niet toevallig dat het beroep in die landen ook meer aanzien heeft.

Het feit dat onderwijskwaliteit ondergeschikt wordt gemaakt aan financieel beleid. Op allerlei manieren is de overheersing van ‘het geld’ zichtbaar. Diploma’s eroderen, leraren worden in steeds lagere schalen ingezet, onderwijsassistenten staan voor de klas, leerlingen worden ‘opgehokt’, basisscholen voeren alleen de betere leerlingen op voor de CITO-toets, leraren worden onder druk gezet om hogere cijfers te geven, hogescholen frauderen met inschrijvingen, bezuinigingen worden vermomd als onderwijsinnovatie, reclamebudgetten rijzen de pan uit, en zo verder. Deze symptomen zijn het gevolg van het huidige financieringssysteem, dat de scholen en instellingen in een nepmarkt plaatst waarin het productiedenken overheerst.

Veel van de voorgestelde maatregelen van het kabinet zijn ineffectief zolang deze basisstruc-tuur van het financieringssysteem ongemoeid blijft – nog sterker, zij zijn juist ingegeven door deze structuur. De byzantijns ogende rapportage via leerlingvolgsystemen (zoals in de beleidsreactie is voorgesteld), de versterkte rol van de Onderwijsinspectie, de bizarre afspraken over de ‘functiemix’ en de afspraken over governance zijn allemaal vormen van symptoombestrijding. Als de onderliggende perverse prikkels van het systeem niet worden aangepakt zullen zij weinig effect sorteren.

Het falende toetsbeleid. Door allerlei personen en organisaties, waaronder de commissie-Dijsselbloem, is voorgesteld om voor het VO-diploma te eisen dat de cijfers van school- en centraal examen beide voldoende zijn. Het is onbegrijpelijk dat het kabinet hiervoor terugdeinst. Deze simpele verandering is eenvoudig door te voeren en zou al een belangrijk effect sorteren, namelijk dat scholen slechte prestaties op het Centraal Examen niet meer kunnen maskeren.

Ook op andere niveaus laat de overheid na om helder te toetsen. Ook Dijsselbloem stelt voor aan het eind van de basisschool een verplichte eindtoets af te nemen. Die zou, in tegenstelling tot de CITO-toets, sterker moeten concentreren op de basisvaardigheden.

In het middelbaar beroeps- en hoger beroepsonderwijs blijkt de zelfregulatie van de sector te leiden tot erosie van het niveau. De potentiële invoering van competentiegericht leren in het mbo, dat per instelling een eigen vertaling kent en allerwegen van methodiek omgebouwd is naar een didactiek, zal dit effect nog verder versterken. De lessen die getrokken kunnen worden uit de invoering door het hbo worden helaas achterwege gelaten. De overheid moet hier de regie over de leerresultaten in eigen hand nemen, bijvoorbeeld door het instellen van centrale toetsing in de basisvakken.

Samenvattend valt het op dat de systeemveranderingen bijzonder beperkt zijn, en in sommige gevallen een negatieve uitwerking zullen hebben (zoals in het geval van de verslechterde positie van de docent). ‘Laaghangend fruit’, zoals het voorstel van dubbele voldoendes op Centraal Eindexamen en Schoolexamen, is niet geplukt.

Het kabinet laat deze kans voorbijgaan om de zo nodige fundamentele verandering in het systeem van financiële aansturing te geven. De vereniging Beter Onderwijs Nederland roept de Kamer op het kabinet op zijn systeemverantwoordelijkheid te wijzen en de perverse prikkels uit dat systeem van financiële aansturing te laten verwijderen,

Met een vriendelijke groet
Namens het bestuur van de vereniging,

Prof. dr. Mark A. Peletier

16 Reacties

  1. brief aan de Tweede Kamer
    OK, heel goed.
    Hierbij nog te overwegen :

    [1]
    Na bevestiging van ontvangst (TK), komt er een vervolg-traject.
    Er zal dan follow up moeten zijn : follow up, afzonderlijk per sector onderwijs : BO, MBO, VMBO, HAVO/VWO. HBO.
    [2]
    Waarom afzonderlijk ? De problemen zijn onderscheidelijk per sector ; m.n. als ze praktisch worden aangepakt.
    [3]
    De brief geeft terecht de macro-argumenten weer.
    BON kan ook een leidende rol spelen bij het uitwerken van de praktische zaken, per sector afzonderlijk.
    [4]
    Daarop intern anticiperen, ja er nu al intern mee beginnen, is gewenst.
    Er is derhalve werk aan de winkel – het uitdenken van hoe de vervolg-trajecten zullen lopen. Die verschillen per sector.
    [5]
    Bijvoorbeeld (als voorbeeld gegeven) : schaalgrootte is een relatief minder zwaar probleem in de meeste basis-scholen (BO), maar een cruciale kwestie in het VO, in al zijn sectoren. In het HBO en UO zijn wel schaalproblemen, maar anders.
    [6]
    In het BO zijn de meeste problemen wel bekend (rekenen, taal, docent) ; de aanpak ervan is van invloed op het volgende traject (VO).
    De differentiaties binnen het VO staan natuurlijk wel op de kaart, maar de implicaties niet of minder. Nog een probleem in het VO : scheve verhoudingen.
    [7]
    Een ander probleem (ook alleen als voorbeeld) is : positie, plaats, taak van “de docent” in de organisatie.
    In hoeverre zijn school-organisaties verticaal (of juist niet) gestructureerd. Wie “maakt de dienst uit” in school ?
    [8]
    Een onderliggend probleem is natuurlijk de conglomerate school-organisaties, die, soms niet dan weer wel, kleinschalige scholen onder hun vleugels besturen.

    Suggestie : het is goed om snel te beginnen, een duidelijk, ja scherp idee te ontwerpen van de soort problemen, en hun oplossingen, die we zien (hier alleen als voorbeeld gegeven, er zijn veel andere).

    Vraag aan Mark : is aan vervolg-trajecten gedacht ? Hoe eerder er begonnen wordt, hoe beter BON de komende discussie kan sturen.

    maarten

    • Brief aan sassoc,
      kan ook maarten wezen.
      Onder punt 6, geef je aan, dat de problemen binnen het basisonderwijs wel bekend zijn. Rekenen, taal, docent.
      Als basisschoolleerkracht, beste sassoc/maarten, smacht ik naar je bijdrage voor oplossingen binnen het BO.
      Als het kan haalbaar.
      Groet, Leo.

  2. Uitstekende brief aan 2e Kamer
    Deze brief slaat de spijker op de kop. Je weet alleen niet of hij gelezen wordt en of er nota van genomen wordt.
    Mijn voornaamste angst is, dat die brief door de groep Kamerleden die kan lezen best begrepen wordt, maar dat andere, tegenstrijdige belangen weer sterker zijn. Onderwijs als wisselgeld dus.
    Maar het kan nooit kwaad om de dingen nog maar eens duidelijk te zeggen.

    • Prikbord
      Deze brief past ook goed op het prikbord in de docentenkamer, denk je niet?

  3. Ik zit een beetje met de
    Ik zit een beetje met de zin:”het leraarschap wordt een blue-collarberoep”. Wat bedoel je daarmee ? Blue-collar/white collar betreft een eerlijk gezegd nogal gedateerd statusverschil tussen verschillende categorieën werknemers; zo iets als arbeiders en beambten. In België spreken ze geloof ik nog van bedienden. In dit verband vind ik de uitdrukking niet zo adekwaat. Op de beroepenladder spelen deze begrippen geen rol.
    Verder wordt uit je reaktie niet altijd duidelijk wat BON nu eigenlijk wil. Ik lees een aantal passages in de bekritiseerde stukken toch wat anders m.n die over de wettelijke verankering van de professionele ruimte, het professioneel statuut en de versterking van de medezeggenschap. Je schrijft:”de leraar wordt expliciet tot ondergeschikte gemaakt van zijn baas, en bezet daarmee de laagste rang in de hiërarchie van de school”. Hoezo gemaakt ? In de meeste gevallen zijn leraren nu eenmaal gewone werknemers met, noem het een baas. Er wordt niks gemaakt dat er al niet was. Verder wordt geconstateerd dat de professionele positie van de leraar nogal zwak is en dat men daarin op verschillende manieren iets wil doen. Daar kan BON toch niet tegen zijn ? Of is voor BON de zuivere profesionele organisatie het enige model ? Dat is toch een beetje buiten de werkelijkheid in bijv. het HBO.

    • Heel helder
      Mij leek het woord blue collar beroep duidelijk. Het gaat hier niet om een formele kwalificatie maar om het soort werk dat je verricht: volgens het boekje; je volgt een bouwtekening; geen ruimte om te experimenteren of af te wijken. Productie draaien. Je bent getrained in efficiënt doorwerken volgens een bepaald vastgelegd programma.
      Een leraar was vroeger geen gewone werknemer. Hij moest geregeld 50 minuten gezag uitoefenen over zo’n 30 mensen. Hij had veel vrijheid met grote verantwoordelijkheid. Een echte white collar baan. Op zijn vakgebied stond de leraar vaak boven zijn baas. Daarom was hij in de klas ook heer en meester en in principe bemoeide een directeur zich niet met wat in de klas gebeurde. Ieder had zijn deskundigheid en zijn eigen verantwoordelijkheid. Soms is de leraar de grote ster en de directeur slechts zijn impressario.
      Zodra een directeur mag oordelen over de wijze waarop een docent lesgeeft en daarop het salaris van de docent baseert is de directeur ook in de klas de baas. En daarmee verdwijnt ook de professionele vrijheid van de docent.
      Seger Weehuizen

      • Niet helder
        Sorry, niet helder. Tot de white-collar workers mocht zich ook de kantoorslaaf rekenen, de boekhouder, de postbezorger, de juffrouw van de telefoon. Dat heeft weinig te maken met professionele autonomie en alles met status. Blue-collar workers van allerlei pluimage hadden daartegenover hun eigen skills en beroepstrots. Aan de basis van de vakbeweging in de negentiende eeuw staan dan ook geschoolde arbeiders als typografen en diamantbewerkers. Maar goed, ik wil alleen maar zeggen dat ik de term blue-collar beroep in het betoog van Mark wat ongelukkig vind.

    • reactie b.verkroost
      Dag b.verkroost, hierbij een reactie.

      Blue-collar verwijst inderdaad naar een statusverschil, maar ook naar een opleidingsverschil, en vanwege deze twee samen ook naar een verschil in welke mensen je trekt. Met mijn opmerking verwijs ik naar alledrie de aspecten tegelijk.

      Wat betreft de relatie tussen docent en management, jouw opmerking dat de docent ‘nu eenmaal gewone werknemers’ zijn geeft aan dat je je hebt neergelegd bij de huidige situatie. Die is relatief recent, aangezien enkele decennia geleden docenten ambtenaren waren. Bovendien is de uniek voor Nederland: in Frankrijk en Duitsland, bijvoorbeeld, ben je in dienst bij de staat. In beide gevallen geeft dat een geheel andere machtsverhouding tussen docent en management.

      Je hebt in strikte zin gelijk dat de docent al een aantal jaren juridisch ‘gewoon’ een werknemer is. De voorgestelde veranderingen, echter, verscherpen die relatie: door de (tot voor kort expliciete, sinds het convenant impliciete) oproep om salarisverhogingen 100% af te laten hangen van de beoordeling van de leidinggevende, wordt een traditie van ambtelijk-achtig beloningsbeleid omgezet in een ‘de baas bepaalt’ beloningsbeleid. Daarme geef je als regering het signaal af dat je de zeggenschap van de leidinggevende over het werk van de leraar wil versterken.

      Het is voor mij helder dat deze verandering een verandering ten kwade is, dat wordt in de rest van het stuk ook betoogd (en daar kan ik desgewenst meer over vertellen).

      • Aanvulling op het antwoord van Mark Peletier aan b.verkroost
        Voorheen werd er een periodiek toegekend op anciënniteit. Meerdere ideeën lagen hier aan ten grondslag namelijk dat meer ervaring leidt tot een betere prestatie, het hele anciënniteiten systeem sturend werkt voor de gemiddelde salarislast en vooral ook dat de prestatie niet meetbaar was. Een andere overweging was nog dat de arbeidsethiek van een werknemer hoog werd ingeschat en dat de werknemer vooral ook gemotiveerd werd door intrinsieke factoren. Nu wordt dit automatisme in salaristoename afhankelijk gemaakt van een subjectief oordeel waar ook het drukken van de gemiddelde salarislast een rol in gaat spelen. Wat nog dominanter aanwezig zal zijn is de loyaliteit aan het beleid, welk beleid wederom subjectief bepaald is door een selecte groep. Kort gezegd is dat loyaliteit aan de belangen van de organisatie i.p.v. aan die van de studenten, de toekomstige werkgevers, de ouders en verzorgers, de belastingbetalers etc.
        Corgi

      • Hallo Mark
        Bedankt voor je reaktie. Ik denk erover na (en ben benieuwd wat je nog meer te vertellen hebt) maar ik ga nu eerst met vakantie. Groet, Ben Verkroost

  4. …aan het eind van de basisschool een verplichte eindtoets…
    Liever een toelatingstoets.

    En waarom: Prof. dr.? Moet ik wel om lachen.
    Dat zal je moeder niet leuk vinden. Die zal denken: waar is kleine Mark?
    Je vader wél.
    Die houdt van ’trots’ en zal tegen zijn vrienden zeggen: mijn zoon, die is professor en dokter tegelijk!

    • Er zijn
      personen die trots zijn op hun titel omdat die iets voorstelt. Dat anderen daar aanstoot aan nemen zegt iets over hun inschatting van de waarde van een titel.

    • Dat cera fidem…
      Genoten van het levensverhaal van Paul Potts, de voormalige vakkenvuller, die met een gehuurd kostuum aantrad bij het Engelse Idols en een wereldsucces bleek. Zomaar uit het niet.
      Armoede, géén zangopleiding, géén diploma, géén getuigschrift, geen geld, geen tijd, nee, helemaal niets.
      Dat is toch prachtig! Tranen in mijn ogen.
      Vanmorgen bij de slager met wél diploma’s in keurige gouden lijstje aan de muur, om een stukje wild zwijn van de Veluwe te bemachtigen, dankzij Gerda Verburg van het CDA. Daar kwam ik een kennis tegen, die die dingen ook verzamelt. Hij is mijn grote voorbeeld van iemand met veel stapelstudies, hoewel het hem minder om de inhoud gaat, maar meer om de diploma’s zelf.
      Het gaat hem ook niet om die éne, maar om de grote hoeveelheid, net zoals bij schaatsmedailles, eredoctoraten en commissariaten.
      Heel indrukwekkend vindt hij dat.
      Ik ken een onbevoegde ouder, die vrijwilligerswerk doet op de naburige school. Er wordt altijd op haar gerekend, om haar kennis van zaken, vooral in rekenen en Nederlandse taal. Bovendien wordt ze geroemd om haar pedagogische en didactische kwaliteiten. Van nature meegekregen, maar ze heeft de pabo niet gehaald.
      Het is er immers nooit van gekomen.
      Ze valt wel in voor iedere leerkracht, maar als er een vergadering is, wordt ze daaruit geweerd.
      Ze heeft toch geen diploma!
      Mijn kennis is weer aan een nieuwe studie begonnen en mijn vrouw wil dat ik dat óók ga doen.
      Je weet er al wel veel van af, zegt ze, maar een diploma geeft toch meer vertrouwen.
      En zo is dat, vooral op het Binnenhof!

  5. Goed initiatief en noodzakelijk
    Deze brief is een goed initiatief en geeft duidelijk het probleem weer.
    Betalen op basis van kwantiteit zonder externe bewaking van de kwaliteit. De manager wordt baas en de leraar wordt een gewone werknemer waardoor ook de interne bewaking van de kwaliteit verdwijnt. Nu nog een grote zuivering onder het docentenkorps en de nieuwe school is gerealiseerd. Nu is het tij nog te keren dus zo’n brief is zeer actueel, zeker als je beseft dat heel veel mensen, ook parlementariërs, geen idee hebben van de impact van de ingeslagen koers.
    Corgi

Reacties zijn gesloten.