36 Studeren in Frankrijk : Eindexamen Filosofie

16 juni 2008
Bijgewerkt op 17 juni 2008. Op deze maandag zijn de eindexamens begonnen voor 615.625 candidaten, waar 149.423 examinatoren en correcteurs bij betrokken zijn. Zoals gewoonlijk begon dat met ‘filosofie’ voor de algemene richting (53% van het totaal). Iedereen moest, per categorie, een filosofische verhandeling schrijven in 4 uur tijds en moest daarvoor een keuze maken uit 3 mogelijkheden:

Serie S (wetenschappelijke richting) coëfficiënt 3:
– L’art transforme-t-il notre conscience du réel ?
(Verandert de kunst de manier waarop wij de werkelijkheid ondergaan?)
– Y a-t-il d’autres moyens que la démonstration pour établir une vérité ?
(Zijn er afgezien van de demonstratie nog andere middelen om een waarheid vast te stellen?)
– Expliquer un extrait de “Le monde comme volonté et comme représentation” de Schopenhauer.
(Verklaar de tekst van Schopenhauer ‘De wereld als wilsuiting of als voorstelling’)

Serie ES (economische en sociale richting) coëfficiënt 4:
– Peut-on désirer sans souffrir ?
(Kan men zonder te lijden naar iets verlangen?)
– Est-il plus facile de connaître autrui que de se connaître soi-même ?
(Is het gemakkelijker iemand anders te kennen dan zich zelf te kennen?)
– Expliquer un extrait de “De la démocratie en Amérique” de Alexis de Tocqueville
(Verklaar de tekst van Alexis de Tocqueville ‘Over de Amerikaanse Democratie’)

Serie L (littéraire) coëfficiënt 7:
– La perception peut-elle s’éduquer ?
(Kan de gewaarwording zich ontwikkelen?)
– Une connaissance scientifique du vivant est-elle possible ?
(Is de wetenschappelijke kennis mogelijk van wat levend is?)
– Expliquer un extrait des “Cahiers pour une morale” de Sartre.
(Verklaar de tekst van Sartre ‘Omschrijvingen voor een moraal’)

Wat vroeger de ‘épreuve reine’ was, is door de massificatie en de tand der tijd wat verweerd, maar het representeert nog steeds HET grote verschil met andere landen. De Fransen zijn er zeer aan verknocht, al hoeft men tegenwoordig niet meer over zulke moeilijke dingen na te denken als dit: ‘la destinée de l’homme est preuve de l’immortalité de l’âme’. Het contrasteert met een moderne vraag als deze: ‘Est-il vrai que l’homme ne pense jamais sans images?’ Het vormt de basis van de leescultuur van al diegenen die het hier voor het zeggen hebben in het onderwijs, in de politiek en in het bedrijfsleven.

Van de candidaten wordt verwacht dat ze ontwarren wat waar is en onjuist, wat echt is of voorgewend enz. Dat ze in staat een tekst te beoordelen en ook in staat zijn een mening te verdedigen. De vorm van de verhandeling is gecodificeerd in een preambule, een corpus, een samenvatting en een conclusie.

Niet alles is rozengeur en maneschijn, want 80% van de eindexaminandi schijnt het minimum cijfer van 10 (op 20) niet te halen en 20% is zelfs nauwelijks meer dan een 0 waard (…copies informes, absurdes, provocatrices ou ostensiblement bâclées…). Om het resultaat op te vijzelen zijn er ‘commissions d’harmonisation’ ingesteld, mon Dieu, quel euphemisme! die een beter cijfer moeten geven aan ‘slechte of mislukte kopieën die echter getuigen van een zekere inspanning van begrip en compositie’.

De vraag wordt hier weleens gesteld waarom de filosofie op de middelbare school moet worden gehandhaafd. Het zou economischer zijn het vak af te schaffen, want het is niet onontbeerlijk. Het zou een grote vergissing zijn. Een adolescent van 17 kan uiteraard Bergson en Freud niet doorgronden, maar het venster op het ‘hogere’ en de humanistische oefening om verschillende meningen, concepten, begrippen, analyses in een chronologische volgorde met elkaar te confronteren is op zichzelf belangrijk in de fase van de persoonlijkheidsvorming waar ook de ‘pensée critique’ en ‘la bonne volonté culturelle’ zijn plaats hebben. Met leedwezen voel ik aan dat in Nederland met veel onweegbare dingen (talenkennis, leescultuur, intellectuele nieuwsgierigheid, waardering van datgene waar we goed in waren, algemene ontwikkeling e.d.) gemakshalve geen rekening wordt gehouden, men concentreert zich op ‘taal’ en ‘rekenen’. Het niveau van het openbare debat lijdt er onder vergeleken met het Franse niveau. Als er wat meer intellectuele tegenspraak was geweest (= pensée critique) toen de onderwijshervormingen werden doorgedrukt dan zou het heel anders zijn gegaan en zou zo’n dom verhaal als van Mevr Bronneman (Leraren moeten niet zeuren, blog Sassoc) niet prominent in het NRC (14 juni 2008) zijn opgenomen. In concreto kan ik nu mijn eigen kinderen vergelijken met hun Nederlandse neven en nichten (zo vriendelijk, spontaan, glunderend, sportief, echt niet zo dom enz.), er ontbreekt iets aan, het is meer dan een groot gebrek aan algemene kennis, het is net alsof de Nederlandse samenleving geteisterd wordt door een samenzwering om het volk subaltern te houden, alsof er een nationale ambitie ontbreekt. Hoe goed zou in deze context het filosofieonderwijs voor Nederland niet geweest zijn….

Zoals vorig jaar zijn de probleemstellingen voor de wetenschappers iets minder wollig dan die voor de litterati.

De vragen zijn moeilijk om te vertalen, mijn vertaling is waarschijnlijk voor verbetering vatbaar, en ik zou de Lezers die zich op de borst slaan dat ze zo goed Engels spreken, willen uitnodigen de vragen in het Engels te stellen en zo mogelijk een opstel te schrijven over de probleemstelling. Ik denk dat meer dan 98% door de mand zal vallen…

1 Reactie

  1. Vreselijk interessant om te doen…
    Ik had nummer één uit de serie S gekozen: L’art transforme-t-il notre conscience du réel?
    Hoewel er nog een paar andere interessante onderwerpen bijzitten.
    Wel knap om op jonge leeftijd – neem ik aan – een goed onderbouwd betoog over dergelijke complexe onderwerpen te houden.
    Daar is toch een behoorlijke portie algemene ontwikkeling en een zekere mate van rijping voor nodig.

Reacties zijn gesloten.