Karpatenkoppen en bergkwabalen.
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 1) heeft de commissie Parlementair Onderzoek Onderwijsvernieuwingen de volgende vragen ter beantwoording voorgelegd over haar eindrapport d.d. 13 februari 2008 ‘Tijd voor Onderwijs’ (Kamerstuk 31 007, nr. 6).
Ik heb mij gisteren verdiept in de antwoorden van de commissie op vragen van de vaste kamercommissie en kwam tot vraag 65. Een vraag, midden in het hart van het kamerstuk, met een antwoord dat meer vragen oproept dan dat het ooit kan beantwoorden. Voor de lezer die geen flauw benul heeft wat vraag 65 inhoudt, ziehier vraag en antwoord.
Vraag 65
Vraag: Hebben de toenmalige bestuurders bij de onderwijsvernieuwingen hun oren teveel naar het bedrijfsleven laten hangen? In hoeverre is het bedrijfsleven de drijvende kracht geweest achter onderwijsvernieuwingen?
Antwoord: Het bedrijfsleven is als een van de ‘afnemers’ van het onderwijs betrokken bij onderwijsvernieuwingen op een vergelijkbare wijze als het hoger onderwijs. Kritiek vanuit deze maatschappelijke sectoren vormde soms de aanleiding tot de vernieuwingen. Het bedrijfleven stond, onder andere via de Commissie Wagner, aan de basis van ingrijpende wijzigingen in het beroepsonderwijs. In de daaropvolgende Commissie Van Veen die adviseerde over vmbo, was het bedrijfsleven nadrukkelijk betrokken.
Welke ongefilterde karpatenkop op het ministerie van onderwijs, heeft het bedrijfsleven nadrukkelijk uitgenodigd mee te denken over onderwijsvernieuwingen. Als er één land in Europa is waar het bedrijfsleven het woord innovatie alleen maar kent van een platform dat jaarlijks honderden miljoenen verdeelt aan de grootste slippendragers, dat al tientallen jaren lang tussen de 20 en 30 % van zijn bruto nationaal product haalt uit eenvoudig productiewerk en dat bekend staat om zijn flexibiliteit van een stalen pijp, dan is het Nederland wel.
Bij het noemen van “het bedrijfsleven” krijg ik onmiddellijk visioenen van “Omkoop Tjuchem”, “bammetje, bammetje”, “Monopoly-geld” en zie ik de grijnzende koppen van Grijpman-Graaiink”, Bernard “den uil” Wientjes, Roel “belastingvoordeel” Pieper en Emiel “tsjakka” Ratalaar in een waas voor mijn ogen verschijnen.
De bergkwabalen van het bedrijfsleven hebben zich mogen bemoeien met vernieuwingen in het onderwijs. Het is gewoonweg niet te geloven en waarom is het niet te geloven? Omdat de ene helft van de bedrijfsbonzen er op recepties en partijtjes prat op gaat dat ze met een half certificaat basisonderwijs en verder niets het toch wel ver geschopt hebben en de andere helft er prat op gaat dat ze uitstekend weten hoe, waar en wanneer er gefraudeerd kan worden. Dit soort linkeballende en ordinaire zakkenvullers hebben hun visie over hoe het onderwijs er uit moest komen te zien mogen ventileren.
Nu wordt duidelijk waarom al die scholen zo gretig aan het fuseren gingen en in hun besturen maar al te graag een of andere politieke onbenul benoemden. Het lijntje tussen bedrijfsleven en de grote onderwijs- subsidiepotten zijn natuurlijk meer gewaarborgd met een ex-burgemeester, ex-kamerlid, ex- vakbondsvoorzitter annex commissaris aan het roer van een megaschool of bestuurderenraad dan bij een erudiete, wijsgerige en vooral “geroepen” schoolbestuurder.
Nu wordt duidelijk dat de hele vernieuwing rust op het bedrijfsadagio “subsidie min kosten is gelijk aan winst” en hoe meer subsidie en minder kosten hoe meer winst. En ik maar denken als onze grootste hotemetoot op school sprak over de stakeholders, dat hij daar leerlingen en ouders mee bedoelden.
Nu wordt duidelijk waarom de expliciete taak van het onderwijs het “opleiden voor het leven” door de vernieuwers veranderd werd in “opleiden voor de arbeidsmarkt”. Nu wordt duidelijk dat “constructief” en “competentie” bedenksels zijn van hele enge mensen die nog geleerd hebben hoe de “culturele revolutie” begon.
Laat ik dan eindigen met “Onderwijs zorgt er voor dat een volk makkelijk te sturen is, maar nooit te knechten”.
Sjeekspier
Inzake beroepsonderwijs
Dat vertegenwoordigers van het bedrijfsleven gehoord worden bij vragen aangaande het beroepsonderwijs vind ik niet onlogisch. Met de vormgeving van het onderwijs zelf hebben ze zich niet te bemoeien, maar over de resultaten mogen ze, als afnemers, best een mening hebben. De scholen voor beroepsonderwijs horen ook belangstelling voor die mening te hebben.
Helemaal
akkoord, Bernard. Maar in het MBO is het stadium van “gehoord” worden al lang voorbij. Het bedrijfsleven schrijft voor wat, door wie en wanneer onderwezen moet worden, hoe er geexamineerd moet worden ( niet) als stok achter de deur hebben zij de stageplaatsen. Scholen worden in de tang genomen en daar hebben ze zelf voor gezorgd. Samen met Sjeekspier zeg ook ik, ieder zijn vak, onderwijs is van diegene die onderwijst en daar moet het bedrijfsleven met zijn klauwen afblijven.
werkgevers
Toch zag ik ook via deze website ooit een interview met de werkgeversvoorzitter. Hij vond het niveau van het onderwijs beneden de maat. Het leek wel een BON-ner.
Werkgevers
De organisatie van werkgevers vertegenwoordigt de werkgevers evenzeer als de onderwijsvakbonden de leraren: niet dus. Ze zijn onderdeel van incestueuze polderoverleg waar de mensen waar het echt om gaat (leerlingen, leraren, ouders, de echte ondernemers) niets te vertellen hebben.