Plasterk in de volkskrant: leraren zijn echt beter af

De minister van OCW, Ronald Plasterk schreef op 25 maart 2008 het volgende in De Volkskrant:


Bij het aantreden van dit kabinet is geconstateerd dat de positie van leraren fors moet worden versterkt. Een beter salaris, meer invloed op school, minder werkdruk. Dit tegen de achtergrond van een dreigend tekort aan leraren, met verder oplopende werkdruk, meer onbevoegde leraren en lesuitval tot gevolg.

Daarom is de commissie-Rinnooy Kan ingesteld, waarvan de regering de aanbevelingen voor het grootste deel heeft overgenomen in haar actieplan. De essentie is dat het beroep van leraar aantrekkelijker gemaakt moet worden. De leraar moet meer zeggenschap krijgen over het eigen werk; ook wordt 1,1 miljard per jaar uitgetrokken om de salarissen te verhogen en de opleiding en loopbaan van de leraar te verbeteren. Nu wordt overlegd met bonden en werkgevers om het actieplan in te vullen.

Onderwijl is er ook kritiek. Dat kan. Maar af en toe ontstaan er misverstanden. Zo riep een leraar van het Haagse Aloysiuscollege op tot een wilde staking omdat het kabinet niet één miljard per jaar extra aan de leraren wil geven, maar slecht één miljard in de periode tot 2020 (Forum, 20 maart). Als dat zo zou zijn, zou ik ook gaan staken. Ook proberen de SP en D66 de indruk te wekken dat oudere leraren (en/of de studenten) opdraaien voor salarisverbetering van de jonge docenten. Ook dat klopt niet.

Het Lerarenplan heeft een omvang van 1,1 miljard euro. Per jaar. Al in 2011, dus binnen deze kabinetsperiode, is het voor tweederde gerealiseerd (0,7 miljard per jaar). Dat geld wordt voor een belangrijk deel gestoken in het verbeteren van carrièremogelijkheden van leraren, zodat het uitmaakt als je een goede leraar bent, en je carrière kunt maken zonder manager te hoeven worden. De maatregelen zullen resulteren in een gemiddelde salarisstijging van zo’n 10 procent ittn het voortgezet onderwijs. Dat is exclusief stijgingen die in cao’s worden afgesproken. Ook wordt geïnvesteerd in scholing en gaat het gesprek over maatregelen die de werkdruk van leraren beperken.

Waar betalen we dat van? Volgens SP’er Jasper van Dijk betalen ‘leraren en studenten hun eigen salarisverhoging. Het miljard is grotendeels een sigaar uit eigen doos’. Alexander Pechtold zegt in het Vakblad voor het Voortgezet Onderwijs: ‘Plasterk haalt een groot deel van de bekostiging van de lerarensalarissen uit de onderwijsbegroting. Daarmee betaalt onderwijs voor onderwijs en dat vind ik een perverse gedachtegang.’

Het is gelukkig niet waar. Ik heb het in de Tweede Kamer voorgerekend, SP en D66 weten het inmiddels best. De opbouw is als volgt: 400 miljoen is bij de aanvang van het kabinet als nieuw geld gereserveerd voor het lerarenbeleid. 400 miljoen komt uit de pot Incidentele Loon Ontwikkeling. In de periode 2003 tot 2007 (in de tijd dat D66 in de regering zat) is die pot nooit bij Onderwijs terechtgekomen. Nu dus wel. De derde en laatste post waaruit het lerarenplan wordt betaald, is 300 miljoen die wel van de OCW-begroting komt. 100 miljoen daarvan bestaat uit bezuinigingen elders in de OCW-begroting (niet zijnde salarissen van leraren), 100 miljoen is een gedeeltelijke korting op de Bapo (Bevordering ArbeidsParticipatie Ouderen) en 100 miljoen is een beperkte verhoging van de collegegelden: 22 euro per jaar. Over tien jaar zal door deze maatregel het collegegeld 220 euro hoger zijn, het is nu 1530 euro (hier staat een uitbreiding van de leenmogelijkheden tegenover). Geen draconische maatregel.

Dus het geld voor het Lerarenplan is voor het overgrote deel nieuw geld, dat voor meer dan 80 procent tot op heden niet aan onderwijs werd besteed.

Volgens de SP heeft de regering ‘het advies van Rinnooy Kan niet overgenomen’. Inderdaad is er één nuanceverschil. Het voorstel van de commissie-Rinnooy Kan was dat een leraar die een extra diploma haalt automatisch promotie maakt. Ik vind dat leraren profijt moeten kunnen hebben van extra opleiding, maar in mijn plan staat inderdaad geen absolute koppeling tussen diploma en salaris. Veel leraren (zoals sommige praktijkdocenten in het vmbo) zullen immers niet snel een eerstegraads bevoegdheid halen, maar moeten wel in aanmerking kunnen komen voor een hogere rang. Omgekeerd vind ik het niet gek dat wordt beoordeeld of een extra diploma ook van belang is voor het onderwijs op school. De bonden vinden dat er wel een duidelijke koppeling moet zijn tussen een nieuw behaald diploma en de inschaling. Ik heb hun gezegd dat daarover zeker te praten is.

Er zijn ook andere gespreksonderwerpen in het nu lopende overleg. Ik noemde de Bapo. Dat is een regeling die leraren van 52 jaar en ouder de mogelijkheid geeft een aantal uren per week minder te werken. In tijden van een lerarentekort lijkt het mij niet onredelijk te kijken of dat geld niet anders kan worden ingezet ten behoeve van dezelfde leeftijdgroep. Bijvoorbeeld door die leraren minder les te laten geven, maar ze de vrijvallende uren binnen de school actief te laten zijn als mentor van jonge leraren. Veel jonge leraren vinden een volle baan voor een startende leraar immers erg zwaar.

De groep leraren die 20 jaar geleden in lagere salarissen zijn gezet (de ‘nahossers’), vrezen nu door zo’n maatregel opnieuw de klos te zijn. Dat snap ik. Ik ben bereid met de vakbonden te bespreken of het pakket zodanig in maatvoering en fasering kan worden ingevuld dat hier wat aan gedaan kan worden.

Een ander belangrijk onderwerp is de positie van de leraren. Leraren willen – terecht – de baas zijn over de lessen die ze geven. De regering wil hun zeggenschap versterken, zodat ze niet het gevoel hoeven hebben dat de managers de onderwijsinhoudelijke beslissingen voor ze nemen. Het primaat van het onderwijs hoort bij de docenten te liggen. Over de precieze vormgeving zijn we in gesprek; zonodig moet er wetgeving komen.

Een ingrijpend plan als dit vraagt van iedereen veel inzet, vraagt om over de eigen schaduw heen te springen. Tot dusver is die bereidheid er, bij alle partners. Ik wil daar zelf ook mijn uiterste best voor doen. Het doel waar we samen voor staan is duidelijk: het beroep van leraar versterken, zodat we het onderwijs zo goed mogelijk kunnen maken. Dat is belangrijk voor onze kinderen, en daarmee voor de toekomst van ons land.


17 Reacties

  1. Plasterk zegt heel weinig
    Hij rekent voor waar die 1,1 miljard vandaan komt, maar hij rekent niet voor waar die aan uitgegeven gaat worden. Het lijkt dat hij alles aan de managers over wil laten. En de ervaring van de afgelopen jaren leert wat die met geld doen: aan zichzelf uitgeven.

    Een concreet voorbeeld van vaagheid:

    Ik noemde de Bapo. Dat is een regeling die leraren van 52 jaar en ouder de mogelijkheid geeft een aantal uren per week minder te werken. In tijden van een lerarentekort lijkt het mij niet onredelijk te kijken of dat geld niet anders kan worden ingezet ten behoeve van dezelfde leeftijdgroep. Bijvoorbeeld door die leraren minder les te laten geven, maar ze de vrijvallende uren binnen de school actief te laten zijn als mentor van jonge leraren. Veel jonge leraren vinden een volle baan voor een startende leraar immers erg zwaar.

    Wil Plasterk wettelijk vastleggen dat van 52 jaar en ouder minder lesuren krijgen? Het lijkt er niet op. Hij merkt op dat een volle baan voor startende leraren erg zwaar is (en dat is zonder meer waar), maar het meest logische antwoord daarop (hen minder les laten geven) komt bij hem blijkbaar niet op. In zijn plannetje zijn deze leraren naast hun volle lesgeefbaan ook nog eens veel tijd kwijt aan het praten met hun mentor, hoezo werkdrukverlaging? Waarom niet gewoon in de wet of de CAO vastleggen dat beginnende leraren en oudere leraren een kleinere lestaak moeten krijgen?

  2. Omgekeerd
    “Omgekeerd vind ik het niet gek dat wordt beoordeeld of een extra diploma ook van belang is voor het onderwijs op school.”
    En dat vind ik nou wel gek. Ik wil geen prutcursussen van pretinstituten volgen omdat het management dat zo nuttig vindt. Ik wil mijn dorst naar kennis lessen. En daar moet het management zich niet mee bemoeien.

    • Niet van belang
      Een universitaire studie is volgens de managers niet van belang voor het onderwijs op school (en een academische promotie natuurlijk helemaal niet). Zelfs een HBO opleiding vinden de managers lijkt het niet van belang voor het onderwijs op school. Alleen indoctrinatiecursussen `doe precies wat het management zegt’ zijn volgens het management in het belang van het onderwijs op de school. Deze kant moeten we niet op.

      *Goede schoolleiders niet te na gesproken natuurlijk, maar die zullen zichzelf geen `manager’ noemen.

      • Dit punt is cruciaal in
        Dit punt is cruciaal in Plasterks verhaal. De opleiding moet in het belang zijn van de school….. Echter management en besturen hebben belang bij laaggeschoold loonvolk. Beïnvloedbaar, afhankelijk, gedwee, leveren geen kritiek. Als on(der)bevoegde ben je toch blij met een LB salaris ! Kortom, als het management dit mag bepalen zakt het kennisniveau nog meer .

    • Dit is hetzelfde laken
      dat hij over ons heen wierp tijdens de ALV in Amsterdam.

      Historia vitae magistra

  3. Plasterk en de plannen
    Het leest goed, daar in de Volkskrant. De duivel zit in de details.

    Ook de begroting 2008 van OCW leest goed, daar zijn gedifferentieerde cijfers, (zó veel cijfers, en toch zo weinig zeggend), ze schuiven soms een beetje op. Het is al vaak gezegd : de onderwijs-wereld blijft ogenschijnlijk ongeveer zoals die is.

    De salaris verhoging van Plasterk (10 percent) is niet de 15 percent waarom morgen (den Haag, manifestatie) gevraagd wordt. Docenten zijn WEL duidelijk een meer belovend toekomst-segment van Nederland dan politie-agenten en hun bobo’s.

    Het probleem van Plasterk blijft zoals voorheen :
    de kans dat (een fors deel van) het extra geld (1.1 milliard per jaar, zegt P) terecht komt bij onderwijs-ondersteuning, i.pl.v. direct bij de docenten.
    Dus bij al die mooie en ‘gerechtvaardige’ plannen waarmee directeuren, manasjurs, stuurders en vernieuwers (oeps, ik had me bijna vertikt : vernielers) de malaise in het onderwijs willen verhelpen – wat ze op die manier niet lukt.

    Hoe dan ? Eigenlijk heel eenvoudig :
    [1] Door de financiele allocatie aan de scholen te verbinden met een max cap van, zeg, 20 percent, van het schoolbudget voor ondersteunende taken.
    [2] Door voor kleine scholen (max 1000 leerlingen) wat meer financiele middelen te reserveren. In kleine scholen kent iedereen elkaar, dat komt het school-resultaat ten goede. Kleine scholen kunnen associaties met andere kleine scholen aangaan, en zo het aanbod verbreden ; dat mag wat extra kosten.
    [3] Die budgettering voor kleine scholen zal de grote organisaties aan het denken zetten, hoe ze ditzelfde voordeel naar zich toe kunnen halen : door kleine eenheden.

    maarten

    • Groot of klein?
      Sassoc schrijft: [2] Door voor kleine scholen (max 1000 leerlingen) wat meer financiele middelen te reserveren. In kleine scholen kent iedereen elkaar, dat komt het school-resultaat ten goede. Kleine scholen kunnen associaties met andere kleine scholen aangaan, en zo het aanbod verbreden ; dat mag wat extra kosten.
      Dit punt begrijp ik niet van je. Je bent – naar mijn mening terecht – een groot voorstander van kleine scholen. Wat stel je je precies voor bij “verbreden van het aanbod”? Een kleine school kan toch ook zonder extra geld goed samenwerken met een andere (bij voorkeur kleine) school?

      • kleine scholen
        Marten,
        Ik heb er twee beweegredenen voor :
        [1] Een kleine school (VO) kan niet altijd alle vakken even goed/volledig/continu aanbieden ; een grote school kan dat wel.
        Het probleem kan al bij de groepen 6, 7, 8 voorkomen, in de aanzet tot vak-onderwijs .

        Het kan, (VO bijvoorbeeld), voorkomen dat er in een leeftijdsgroep niet zoveel leerlingen zijn dat de klas ‘gevuld’ is. Dat kan tot gevolg hebben dat een klas-uur duurder is dan een doorsnee uur. Associatie met een (of enkele) kleine scholen in de buurt zal dit probleem reduceren. Wat extra ruimte (het hoeft niet veel te zijn) helpt in zo’n geval.
        Ook in een groter (associatief) verband kan het voorkomen dat voor specifieke vakken of -onderdelen de klas nog steeds niet groot genoeg is om de doorsnee kosten te halen. Ook dan lijkt het raadzaam dat er wat extra geld is voor zo’n situatie.
        Ik denk bijvoorbeeld aan vreemde talen (frans, spaans) of aan specifieke vak-onderdelen, m.n. van biologie, natuurkunde, wiskunde, geschiedenis. Niet alles hoeft examenvak te zijn, om wat ruimte in het les-aanbod op school te hebben.

        [2] Kleine scholen hebben altijd eerder moeite om het hele les-aanbod continu vol bezet te handhaven. Uitval, door ziekte of anderszins, is een bekend probleem, dat wel gedeeltelijk maar vaak niet volledig door associatie te minimaliseren is. Wat extra ruimte in het school budget kan daarbij helpen.

        Beide effecten samen zijn m.i. wel wat geld waard in het school budget. Het hoeft niet, het is geen eis, maar het helpt. Het gaat ook niet om veel geld, zeker veel minder dan de management lagen in een mammoet school. Ik denk dan uiteraard aan een platte school-organisatie.

        maarten

        • Duidelijk
          Dank je wel voor je toelichting.

          Zeker je punt 2 uit je toelichting lijkt me logisch: je zult in een kleine school (wat) meer overbezetting moeten hebben om uitval op te vangen dan in een grote school. Bij punt 1 vraag ik me af of je dan leerlingen van meerdere scholen fysiek bij elkaar wilt zetten. Zo ja, dan moeten die scholen zo ongeveer naast elkaar staan.

          • re : duidelijk – Marten Hoffmann
            Ja, die leerlingen clusteren op één plaats ; het schaaleffect.

            Maar je hebt gelijk. De uren-planning wordt dan kritisch, wij deden het door dgl. uren in de middag te plannen, met wat meer pauze. Overigens : dat is nog een argument voor wat meer geld in het budget van associatief werkende scholen.

            Het leuke van die xtr budgettering zou ook kunnen zijn dat mega-scholen zich op het hoofd krabben (geen hoofdluis, maar figuurlijk ;-))
            en gaan zoeken naar de mogelijkheid van kleinere scholen
            (mega organisaties zijn hot op geld – – ;-))

            maarten

        • Grote schaal heeft ook voordelen
          Er zijn wel degelijk ook voordelen verbonden aan een grotere schaal (Ik durf het bijna niet te zeggen;-)), bijvoorbeeld gerealiseerd op de manier die sassoc voorstelt. Statistische fluctuaties in leerlingaantallen, bijvoorbeeld, zijn relatief kleiner op grote scholen (de Poisson-verdeling aannemende) dan op kleine. Dit betekent een betere structurele ‘planbaarheid’ binnen de organisatie.

          Maar uiteraard kleven er ook evidente nadelen aan grootschaligheid, waaronder de overhead, en, minder meetbaar maar daarom niet minder belangrijk, de onpersoonlijkheid. In de praktijk is het lastig de voor- en nadelen van een grotere of kleinere schaal tegen elkaar af te wegen en zo een ‘optimale’ schaal te bepalen.

          Zoals altijd bij sociaal-economische beschouwingen: Er zijn ongelooflijk veel variabelen waarvan we de meeste niet eens kennen… Wat dat betreft zijn natuurwetenschappen een stuk simpeler.

      • kleine scholen
        Nog dit erbij : een associatief verband tussen scholen gaat natuurlijk het beste als het tussen ~ gelijke partijen gaat. Het zal op de lange duur niet goed gaan tussen een mega-organisatie of een megagrote school en een kleine.

        maarten

  4. Plasterk wil praten….
    Lees ik dat goed in het stuk ? : is Plasterk bereidt om te praten over de koppeling opleiding-salaris ????

    Heeft hij het licht gezien of is hij zo slim geweest om die koppeling in eerste instantie niet door te voeren, maar dit vanuit kostenoogpunt ‘achter de hand heeft gehouden’. Nu de druk toeneemt, is hij bereidt om te praten. Voor hetzelfde geld waren de docenten (wederom) niet bereidt om hiervoor op te komen (vanwege de lage stakingsbereidheid bij docenten). Had hij dus mooi een leuk bedrag van zijn budget elders kunnen inzetten. Nu blijkt dat er wel degelijk stakingen op komst zijn, is Plasterk bereidt om te praten…

    Er is dus nog hoop…., hoewel, … hij praat met de bonden, dus het resultaat laat zich raden…

    • Opleiding-salaris
      Nee geen hoop.
      Dat zegt iedere directie ook ‘we kunnen erover praten’ en langzaam word je ingepakt.
      Neen, het enige dat telt dat is de regel. En daar wil Plasterk niet aan.
      Hij zou ook kunnen zeggen: we maken de koppeling opleiding-salaris wél, en vervolgens kunnen vmbo-docenten vanzelfsprekend ook in schaal omhoog wanneer ze dat verdienen.
      Zo eenvoudig kan het ook.
      Maar nee, die verborgen agenda….!

  5. Laat hij gewoon opnemen dat
    Laat hij gewoon opnemen dat voor iedereen de werkdruk omlaag gaat. Startende en oudere leraren hebben het zwaar, maar de rest net zo goed. De jonge collega’s in mijn omgeving die vanwege de werkdruk uitkijken naar ander werk, hebben allemaal tussen de vijf en tien jaar leservaring.

    Ik lees bijzonder weinig over de werkdruk in zijn stuk, en wat ik lees, zet geen zoden aan de dijk.

  6. Puppet on a string
    Plasterk spreekt niet met zijn eigen mond.
    Hij lijkt me een ‘puppet on a string’ van de hoge ambtenaren.

    • Puppet of paus
      Dat is mij om het even – waar het om gaat is dat Plasterk leraren voorhoudt beter af te zijn, terwijl ze daar harder en langer voor door moeten werken en minder voorbereidingstijd en nakijktijd hebben dan hun collega’s in naburige landen. Daar doen zijn voorstellen zoals gezegd niets aan. Daar moeten we voor staken. Dit is het begin, we gaan door met de strijd, is weer hoogst actueel.

Reacties zijn gesloten.