De hervorming van de universiteit

De politiek zou misschien ook eens moeten nagaan hoe het met de universiteiten is gegaan. Hieronder een door mij destijds opgesteld overzicht van de hervormingen, die ik heb trachten te bestrijden; helaas tevergeefs! Van de vrijheid van onderzoek, die mij deed besluiten Stanford weer te verlaten voor de TU-Delft (toen nog passend Hogeschool genoemd), is niets meer overgebleven, terwijl de graad van doctor een totaal andere inhoud heeft gekregen.

Schets van het “Plan Veringa” (opgesteld door J.F.Besseling maart 1971)

Elementen: Wet Universitaire Bestuurshervorming (WUB)

Planningsprocedure van het Bureau Mc. Kinsey

Wet Herstructurering Wetenschappelijk Onderwijs (WHWO)

Met de WUB wordt het collegiale bestuur van universiteiten en hogescholen door de hoogleraren, onder het toezicht op de financiële middelen door Curatoren (ex-captains of industry), opgeheven. De WUB introduceert als bestuursorganen door personeel en studenten verkozen Raden. Door de geledingsgewijze opbouw van deze raden is verzekerd, dat de door deze raden in te nemen standpunten een zeker machtsevenwicht zullen vertegenwoordigen tussen de belangen van de wetenschap, de werknemersbelangen (wetenschappelijk en niet-wetenschappelijk personeel) en de belangen van opleiding vragende studenten. Veel daadwerkelijk bestuur kan van deze raden zelf niet worden verwacht. Toch zullen deze raden veelal ook niet geneigd zijn veel bevoegdheden te delegeren aan afdelingsbesturen en colleges van bestuur (ze zouden later zonder openbare evaluatie door de politiek weer worden opgeheven).

In het bestuur van universiteiten en hogescholen wordt dan ook nog op andere wijze voorzien. Een top-formatiekader is door de Minister voor het bestuur van de instellingen ter beschikking gesteld. In een directe hiërarchische lijn met het Ministerie worden topbestuurders benoemd, die een bedrijfsmatige aanpak van het grote probleem van de verdeling van de beschikbare middelen over het wetenschappelijk onderwijs mogelijk maken.

Voor de organisatievorm van het wetenschappelijke onderwijsbedrijf als onderdeel van het tertiaire onderwijssysteem heeft de minister zich laten adviseren door het Bureau Mc. Kinsey.

Dit bureau heeft een hiërarchische planningsprocedure ontworpen met een door de Minister te benoemen professioneel topbestuur (Nationale Stuurgroep met discipline-subcommissies), ondersteund door een uitgebreide staf (Nationaal Planbureau voor het tertiaire onderwijs). De in de landelijke planningsprocedure goedgekeurde planning van de instellingen levert de gegevens voor de jaarlijkse begroting van deze instellingen.

Daar de traditionele studievrijheid aan de Nederlandse universiteiten en hogescholen met het toenemende aantal studenten onbetaalbaar wordt, is door de Regeringscommissaris Prof. Posthumus een herstructurering van het wetenschappelijk onderwijs voorbereid. In de WHWO wordt een onderwijsfase van vier jaar geïntroduceerd met een op selectie gerichte éénjarige propaedeuse. Ten aanzien van studenten, die tot de doctorale fase worden toegelaten, hebben de instellingen een morele verplichting hen te laten afstuderen mits zij deelnemen aan de onderdelen van hun studieprogramma. Het toestaan van herhaalde deelneming aan onderdelen van het studieprogramma, zowel in de propaedeuse als in de doctorale fase, wordt afhankelijk gemaakt van in de afdelingen daarvoor beschikbare capaciteit. Deze capaciteit wordt in de landelijke planningsprocedure echter afgestemd op studenten die ‘normaal’ studeren.

In het kader van in de planning goedgekeurde onderzoekprogramma’s zal aan een aantal studenten gelegenheid worden geboden als assistent-onderzoeker voor een periode van maximaal drie jaar zich te bekwamen voor wetenschappelijk onderzoek. Het aantal beschikbare plaatsen wordt in de planning bepaald op basis van de beschikbare middelen en maatschappelijke behoefte. Deze plaatsen worden na onderling overleg over de in aanmerking komende vakgroepen van de instellingen verdeeld. De maximale periode van drie jaar dient te leiden tot de graad van doctor, terwijl een kortere periode wordt gehonoreerd mer een research-aantekening op het doctorale diploma.

Resumerend kan worden gesteld dat het ‘Plan Veringa’ een sluitend geheel vormt, waarbij een beoordeling van onderdelen van het plan slechts kan geschieden tegen de achtergrond van het gehele systeem. Inhoud en organisatie van het wetenschappelijk onderwijs, in het verleden toevertrouwd aan daarvoor uitverkoren, door de Kroon benoemde hoogleraren met volledige onafhankelijkheid voor onderzoek, wordt ingepast in een scholensysteem voor tertiair onderwijs met door de colleges van bestuur benoemde (hoog)leraren.

1 Reactie

  1. Dat driejarige doctoraat,
    Dat driejarige doctoraat, uitgedeeld ‘op basis van beschikbare middelen en maatschappelijke behoefte’, is een regelrechte schande! Het lijkt Italië wel; daar noemt zowat iedereen zich ‘dottore’, hetgeen daar al tot de nodige verwarring leidt. Zelfs op TV heb ik wel eens een debat gezien over de verschillende betekenissen van de titel ‘dottore’ die inmiddels de ronde doen.

    Die eeuwige dooddoener dat maatschappelijke behoefte leidend moet zijn bij de allocatie van middelen is ook al zoiets treurigs. Geen enkele wetenschappelijke ontdekking met enig maatschappelijk belang is ooit gedaan met het maatschappelijk belang prominent op de achtergrond; enkel vanuit nieuwsgierigheid en oprechte toewijding aan het werk. Wanneer dringt het eens tot de hersens van mensen door dat het wetenschappelijk bedrijf het grootste rendement oplevert als het vrij gelaten wordt? Als al die overhead van bestuurders en managers, projectvoorstellen en -evaluaties, rationalisatie van tijdsbesteding, professionalisering van academisch onderwijzend personeel en ga zo maar door, wordt weggesneden?

Reacties zijn gesloten.