Hoorde zojuist het volgende verhaal uit de eerste hand.
Opleiding pre HBO voor buitenlandse studenten. Men gebruikt een portfolio. Hierin moeten studenten aantonen dat ze ook buiten de opleiding Nederlands spreken.
Een van de studenten had in het portfolio geschreven dat ze regelmatig telefoneerde met iemand (in het in het Nederlands) en zo aan die verplichting voldeed. Er stond een naam en een telefoonnummer bij.
De betreffende docent trekt de stoute schoenen aan en belt die persoon op. Hij blijkt onvoldoende Nederlands te spreken om haar ( de docent) te woord te staan, dus de conversatie gaat verder in het Engels. Hij bevestigt desgevraagd wel degelijk haar regelmatig in het Nederlands te spreken over de telefoon.
Waarom denk ik nou dat dit een buitengewoon ingewikkelde manier is om te toetsen of iemand voldoende Nederlands spreekt? Wat zou die man hebben gedacht?
Maar ja… het werkt wel modern met zo’n portfolio.
De tweede wet van 1945 doet opnieuw van zich spreken.
Buitenschools leren
Op zich is het niet zo gek als zo’n opleiding van buitenlandse studenten vraagt buiten school zo veel mogelijk Nederlands te spreken. Dat kan een goede aanvulling zijn op de taal- en conversatielessen op school en je mag dit best van studenten verwachten. Het is op taalscholen in binnen- en buitenland eigenlijk de gewoonste zaak van de wereld. Maar daar moet het dan ook bij blijven want zoals uit jouw voorbeeld blijkt is dit buitengewoon moeilijk te toetsen. Je moet het indirect via schooltentamens toetsen Je kunt je afvragen waarom dit vereiste in zo’n portfolio als toetsbaar element is opgenomen. Is dit een uitvloeisel van het competentiegericht leren ? Moeten we hier spreken van de eigenaardige competentie: spreekt Nederlands buiten de opleiding ? Wie het weet mag het zeggen.
How to lie with portfolio?
– Foto’s van door anderen gemaakte producten
– Werkstukken van je broer inleveren
– Brieven met aanbevelingen vragen van familie of bekenden
– Een gefingeerde 360 graden-fietbek
– Een ‘verslag’ laten ondertekenen door een vriend, namens je stagebieder
Kan naar believen aangevuld worden
Naast de wet van 1945
die – vrij vertaald – luidt: het blijkt iedere keer nog erger dan je je kon voorstellen, is er de – even onplezierige – wens van weknow: “Wie weet dat het beter kan, mag de moed niet opgeven”.
Dat het de meeste mensen eigenlijk niet intereseert dat het tij in het onderwijs gekeerd zou moeten, dat moet je onder ogen zien: iemand moet al heel bewust zijn, kennis van zaken hebben, er al langer middenin staan of op een vervelende manier geconfronteerd worden met slechte ontwikkelingen om zich druk te maken. Het onderwerp van dit forumbericht en vele andere voorbeelden, die voor ons passen in een groter plaatsje, zijn voor anderen niet eens een incident. In die ogen worden “we””gezien als fanatiek, geobsedeerd, van een andere tijd of ze begrijpen gewoon niet waarover wij ons zo druk maken. Ik vind dat veel vaste posters op dit forum veel waardering verdienen, voor dat zij over onverschilligheid heengestapt zijn en voor beter willen blijven staan.
Als je leeft voor je vak, gelooft in kwaliteit en de waarde van je leerlingen of studenten , vormen het realisme van de wet van 1945 en het idealisme van de wens van weknow samen je kracht.