Nieuw! Cement met echte stukjes huis!

Langzamerhand wordt in Nederland duidelijk dat de kwaliteit van het onderwijs de laatste decennia zwaar achteruit is gegaan. Velen, waaronder ikzelf, zien dit als een consequentie van de vernieuwingsmanie die het onderwijs in dezelfde periode heeft geteisterd. Waarom toch gaat er van het begrip ‘vernieuwing’ zo’n enorme bekoring uit, zelfs zo sterk dat die tot de meest verschrikkelijke misstappen heeft geleid?

Nog dagelijks hoor je mensen het begrip vernieuwing hanteren, zonder uitzondering met een vanzelfsprekende positieve lading: het is iets wenselijks, of zelfs iets onvermijdelijks. Dit is echter niet specifiek iets van het onderwijs.
Kunst bijvoorbeeld, lijkt pas van belang als het ‘vernieuwende’ kunst is. Lang geleden al klaagde mijn muziekleraar, ambachtelijk opgeleid musicus in het Residentie Orkest, dat hij mee moest werken aan een vernieuwende uitvoering van ‘Concert voor tramrails en orkest’. Iemand die, hoe mooi ook, componeert in de stijl van van Beethoven is een sufferd; rappers, hoe grof en stompzinnig ook, zijn ‘vernieuwend’ en dus van belang.
Je vindt het ook in de literatuur. Tim Krabbé laat, in zijn boek ‘Marte Jacobs’, een dichter zeggen: ‘En waarom moet ik me ontwikkelen? Ik ben waar ik wil zijn. Ja, al sinds mijn achttiende. Dat is pas vernieuwend; ik durf stil te staan. Wie schrijft dat ik mij ontwikkel, die doe ik een proces aan wegens smaad.’
Idem dito in de schilderkunst, en vooral ook in de architectuur. Hoe minachtend wordt er niet gedaan over ‘retro’-architectuur, en hoeveel aandacht wordt er niet geschonken aan ‘strakke’, ‘vernieuwende’ gebouwen: uit hun krachten gegroeide klompen van spiegelglas en beton die nu al decennia lang het aanzicht van onze steden overheersen, waar de originaliteit wordt gezocht in maar weer een opzettelijk scheve gevel of een driehoekig raam.
Vernieuwing in de techniek, zij het enigzins getemperd door de tucht van de markt, werkt al net zo. Vraagtekens zetten bij het rendement van vindingen als computer en mobiele telefoon is not done. De onstuimige groei van het e-mail-verkeer en het telefoonverkeer plaatsen in het kader van een kritiekloze omhelzing van alles wat nieuw is, is verdacht en reactionair. Wellicht wordt vernieuwing in de wetenschap op een functionele manier gezeefd door kritische collega’s en wetenschappelijke tijdschriften; zeker ben ik er niet van.
De meest kritiekloze houding jegens vernieuwing vindt men, niet toevallig, in de wereld van mode en reclame. Hier is vernieuwing een must; een voorwaarde om te overleven.
Auto’s prijst men zelden aan om hun motorische prestaties: ‘Nieuw! Nu standaard uitgerust met Tom Tom, metallic lak en futuristische wieldoppen!’.

Omdat die vernieuwingsliefde zo breed wordt aangetroffen, zou je kunnen denken dat Nederland al veertig jaar één groot achterlijk dorp is, dat hoognodig compleet ‘op de schop’ moet worden genomen. Dat wij al veertig jaar, of misschien nog wel langer, een achtergebleven gemeenschap zouden zijn vind ik een onwaarschijnlijke gedachte. Ik denk dat de noodzaak tot vernieuwing niet zozeer uit de omstandigheden voortkomt, als wel uit de karakters en de carrièrebehoeften van de hervormers, de Stevensen en de Slagters.

Deugt verandering dan nooit? Natuurlijk is dat onzin, maar de consument zou het hele woord ‘vernieuwing’ moeten vergeten. Hij zou zich af moeten vragen wat hij opschiet met die verandering; of hij het vernieuwende schilderij wel of niet graag bekijkt; of hij zou willen wonen in dat scheve huis, of er tegenover; of zijn dochter nu inderdaad meer opsteekt van dat zelfontdekkende onderwijs. En, meer persoonlijk gezien, of die verbouwing van zijn huis nu werkelijk die acht maanden van stof, gruis, lawaai en bouwvakkers waard is.
Helaas is deze constructief-kritische houding niet de norm. Veel mensen zijn nu eenmaal gevoelig voor reclame, en velen onder ons laten zich, bij het nemen van beslissingen als de keuze voor een bepaald soort school, leiden door wat anderen doen. De kuddegeest triomfeert; is die er nog niet, dan voorziet de reclame wel in die behoefte. Een belangrijk woord bij het creëren van die kuddegeest is het woordje vernieuwing. We associëren dat met fris, jeugdig en enthousiast, ook al zijn de mensen achter al die vernieuwing vaak al oud en cynisch en geraffineerd. De rattenvangers van Hamelen achter tal van SBS- en MTV-achtige jeugdprogramma’s zijn vaak al middelbare, grijzende heren.

Het is voor die kuddegeest van belang hoe de opiniemakers zich opstellen tegenover vernieuwingen. Helaas zijn die in dit opzicht niet erg weerbaar. De grote meerderheid springt in de houding bij het woord ‘innovatie’, hetgeen letterlijk hetzelfde is als vernieuwing (al hebben veel opinieleiders bij het woord innovatie vast wel associaties met Willy Wortel). Je kunt, geloof ik, zelfs hoogleraar in de innovatie worden. Een nietszeggende kreet die elke lading kan dekken.
Wanneer er belangrijke beslissingen moeten worden genomen zien we eenzelfde angst om tegen ‘vernieuwingen’ te zijn. De houding van de beslissers is meestal dezelfde als die van de gewone consument: risico mijden door het praktizeren van kuddegeest. Heb jij nog steeds geen innovatie-team in je bedrijf? Al je concurrenten werken er al mee, jongen!

Zo groeit vernieuwing uit tot een geloofsartikel. Zoals je vroeger moest laten merken dat je een gelovig Christen was door elke zondag in de kerk te zitten, zo moet je tegenwoordig steeds weer laten merken dat je altijd te porren bent voor vernieuwing ‘op zich’. Stilstand is immers achteruitgang! Trouw zweren aan de vooruitgang, in plaats van een nuchter oordeel over voor- en nadelen van een verandering.
De gewone burger intussen, kan maar weinig veranderen aan al die vooruitgangshysterie. Eén ding echter kan hij doen, en daarmee kan hij het goede voorbeeld aan vele anderen geven. Hij kan steeds weer de vraag stellen: ‘En wat word ik daar nou wijzer van?’

S. Stevin

9 Reacties

  1. Geen stilstand
    Ik genoot van je gedachten! Deel ze helemaal!
    Het idee zou echter niet moeten zijn, dat er stilstand en herhaling is.
    Daarom moeten er 2 soorten vernieuwing wel zijn:
    1. Verbetering
    2. Oplossen van problemen waarvoor een samenleving zich gesteld ziet als gevolg van dat ze geen statisch gegeven is en er zich steeds nieuwe problemen stellen.

    Het dwaze van “vernieuwingsblindheid” is dat het ervan uitgaat dat verandering altijd goed is en dat het voorbijgaat aan de kwaliteiten van wat “is”. Daarom is (degelijk) experimenteren wel nodig en terugkoppelen naar wat je hoopt te verbeteren steeds essentieel.
    Genoeg te doen nog dus: ook in het onderwijs. Maar niet voortdurend alles op de schop; zonder degelijke analyse en zonder een deugdelijk plan en zonder de voortdurende kritische vraag: is dit wel beter?

    Vul ik je verhaal zo goed aan?

  2. Mooi stuk Stevin
    Het verdient eigenlijk een breder publiek dan alleen de lezers van de BONsite. Heb je eraan gedacht om het naar een krant te sturen?

  3. Prachtig
    En gelukkig ie er ook een punt waar ik het niet geheel mee eens ben. Dat maakt het nog pittiger en lekkerder.

    Ik denk dat de misvatting nieuw = beter voorkomt uit de wetenschap en de techniek. De quantummechanica is beter dan Newtons wereldbeeld, de computer waarmee ik dit bericht maak is beter dan de vorige die hier op mijn bureau stond. Het asperientje van nu is beter dan de aderlating vroeger. De kennis van de mensheid wordt (of werd) steeds groter. Dat is denk ik juist bij alle exacte wetenschappen, maar bij andere domeinen lijkt het veel meer om modegevoeligheid te gaan.

    Bij niet exacte wetenschappen of bij kunst is er helemaal geen vanzelfsprekendheid dat nieuw ook beter is. Bij kunst wil ik dat allemaal nog wel billeken, het is tenslotte kunst en inzichten daarover hoeven niet persé consistent te zijn, maar bij alles wat zich wetenschap noemt is het dodelijk.

    Dat men desondanks meelift met de nieuw=beter stroom komt vanwege het naieve vertrouwen van de mensen. Men vertrouwt iemand die zich wetenschapper noemt. Dat was in het veleden ook terecht, maar nu door de komst avn de softe “wetenschappen” en door de verlaging van de kwaliteit van de wetenschappers is dat helaas niet meer zo.

    Daar komen we nu langzaam aan achter. Het is dus voortschrijdend “NIEUW” inzicht, dat nieuw niet altijd beter is. Waarmee ik de poten onder mijn eigen stoel zaag, maar dat is voor een waarheidszoeker nooit een probleem.

    • Wat is beter?
      Is een moeilijke vraag.
      Binnen het belang (!) dat goede computers sneller meer data moeten kunnen verwerken, is nieuw inderdaad beter. Je kunt beter ook zien als energiezuiniger of als degelijker (gaat langer mee) of als “waar voor je geld” uit economisch oogpunt. Voor een fabrikant is een computer “goed” als hij aan dat model meer kan verdienen.
      Maar als je dezelfde vraag stelt vanuit het oogpunt van gezondheid (lichaamsbeweging bijvoorbeeld), kwaliteit van communicatie of kwaliteit van onderwijs bijvoorbeeld, dan wordt dat antwoord al wat moeilijker en minder eenduidig. D.w.z. ook afhankelijk van overtuigingen en keuzes. Blijkbaar heeft de brede beschikbaarheid van computers op zichzelf ook een werking op kwaliteit: omdat het kan wordt het een norm.
      Je kunt (en moet m.i.) nog fundamentelere vragen durven stellen: bijvoorbeeld of de computer de kwaliteit van samenleven positief beinvloedt of dat mensen door de computer wezenlijk gelukkiger worden. Dus die vraag naar beter is niet zo gemakkelijk te beantwoorden! Je betwijfelt bij voorbaat het nut van hierover nadenken, omdat de complexe vragen niet zo gemakkelijk eenduidig beantwoord kunnen worden. (zoals exacte wetenschappen dat wel kunnen binnen hun relatief eenvoudige optiek en objectiveringen van de werkelijkheid). Ik denk dat we verplicht zijn daarover wel na te denken! En liefst ook op een wetenschappelijke manier. Want anders is een streven als “beter onderwijs” ook wel een erg hol ideaal……en zouden je idealen hiervoor ook wel erg willekeurig worden 😉
      Dus zorg alsjeblieft wel voor poten onder die stoel!

      • Saskia en Serge en de kleine dingen (die het doen)
        Je kunt goed en beter inderdaad op verschillende niveaus beschouwen. En mijn voorbeelden en de betekenis die ik er hierboven aan hechtte, betreffen inderdaad de meest concrete betekenis van goed of beter. Ik noetm dat in het vervolg 1e orde kwaliteit. En dat is inderdaad maar een beperkt aspect van het menselijk bestaan.

        Het ging mij ook om die betekenis. In eerste instantie om duidelijk te maken dat nieuw=beter in bijvoorbeeld de onderwijskunde of de didactiek juist op dat eerste orde niveau een bijzonder slechte beurt maakt. Met het nieuwe rekenen leren kinderen niet beter rekenen. Dat is aangetoond. Dat is een waardevolle constatering an sich. Op het tweede orde niveau zou je je kunnen afvragen of beter rekenen hier misschien iets betekent als beter getalbegrip, beter schatten, beter omgaan met kwantiteit. Ook daar blijkt het tegendeel van nieuw=beter waar te zijn. Nu kun je zo diep graven als je wilt, maar beter wordt dan steeds meer individueel bepaald en steeds abstracter. Tot uiteindelijk Nieuwer=meer menselijk geluk (en wat is dat dan wel). Dergelijke vragen zijn er de oorzaak van geweest dat alle eerste orde kwaliteit bij het groot vuil is gezet. Jaartallen, stelling van pythagoras, Franse woordjes, hebben allemaal het onderspit moeten delven in de queste naar het diepere “beter” dat enkel omschreven is in competentie prietpraat.
        Let wel: ik zeg niet dat de wens tot menselijk geluk prietpraat is, ik zeg dat de wens tot menselijk geluk niet op school thuis als leerdoel moet worden geformuleerd. In ieder geval niet de 1e orde kwaliteit moet overvleugelen.

        De school moet zijn plaats kennen. Te diepgravende doelen voor een school leidt tot ledigheid. Simpelweg omdat we dat niet kunnen. Andersom is het juist wel waar. Als je zorgt voor top 1e orde kwaliteit, dan leidt dat vaak, maar vast niet altijd, tot hogere kwaliteit op de hogere orde niveaus.
        Heel kort door de bocht: een kind dat goed staartdelingen kan maken en daar ook trots op is, heeft een grotere kans op menselijk geluk dan een kind dat de chagrijn krijgt van slecht rekenonderwijs waar hij geen touw aan kan vastknopen.

        Saskia en Serge zongen het al…het zijn de kleine dingen die het doen die het doen, het zijn de kleine dingen die het doen.

        • Ik ben daar wel mee acoord
          beste 1945, met de grote lijn waarmee je antwoordt.

          Maar misschien zie ik en benadruk ik wat meer de naiviteit (en niet degelijk en kritisch genoeg nadenken) op dat 2e en 3e nivo, die achter zoveel te gemakkelijk willen veranderen ligt.

          Ik ben het met je eens, dat degelijk en elementair leren een eerste taak is van de school. Waarom zou je de continuiteit met een eeuwenlange opbouw van kennis en kunde en met een rijke onderwijstraditie “zomaar” weggooien en door – onbeproefde, onbewezen, niet onderbouwde – nieuwigheden vervangen? Want dat is wat er zo drastisch overal gebeurd is in het onderwijs.

          Maar – en nu pleit ik natuurlijk voor mijn vak – in dat degelijk en elementair leren moet ook een plek zijn voor de beginselen van systematisch leren nadenken over betekenis, overtuiging, normen en waarden, zingeving. Ook daarin is het nodig om kennis en cultuur van vele eeuwen mee geven als een basis (en garantie) voor kwaliteit. Waardoor er mensen in staat zijn om ook op dat 2e en 3e nivo op een wetenschappelijke (of misschien vanuit jouw kijken: zo wetenschappelijk mogelijke) manier de wezenlijke vragen te stellen en antwoorden te vinden. Dat kan misschien voorkomen dat zo velen te gemakkelijk achter allerlei goeroes en “vernieuwers” aanhollen, zonder ze te kunnen ontmaskeren als “te licht”. Ookal bestaat er hier geen absolute “waarheid”, je kunt wel degelijk het een en ander zeggen over kwaliteit of gebrek daaraan.

      • (Nieuwe) computers en efficiency
        De invoering van de computer heeft op mijn school niet geleid tot meer efficiency. Integendeel, veel processen zijn nu juist veel stroperiger geworden.
        Voor mijn thuiswerk ‘voor school’ heeft de computer ook geen toegevoegde waarde.
        Repetities worden niet beter, lesstof wordt niet beter, rapportcijfers worden niet beter verwerkt, het e-mail-systeem leidt tot allerlei oneigenlijk communicatiegedrag (mailtjes sturen aan mensen die je elke dag tegen het lijf loopt) en de beruchte e-mail-stress.
        Er zijn een paar duidelijk aanwijsbare voordelen: individueel gebruik van spreadsheets voor allerhande gecijfer (en bv. ook rapportcijfers); bij mij in de les het gebruik van Java-applets (computersimulatie van natuurkundige verschijnselen); computergekoppelde proefnemingen.
        Maar die paar voordelen wegen niet op tegen alle nadelen.
        Misschien is het oneerlijk om zo’n machine als zodanig de schuld te geven. De computer zou, bij voorzichtige, individuele en kleinschalige toepassing, wel degelijk tot enige verbetering kunnen leiden. Helaas is dit scenario uitgesloten sinds op de scholen de ‘ICT’ door de schoolleiders is ontdekt en sinds die scholen allemaal een als een gezwel uitdijende afdeling ICT-ondersteuning (ja, ja!) hebben. Alleen al hun salaris kan nooit meer door toekomstig te boeken efficiencywinst worden goedgemaakt.

        En de leerlingen? Die lachen zich kapot met al die computers.
        Mijn zoon beweert, dat alles wat hij van school op de computer moet doen tot onnodige vertraging en rompslomp leidt. Ik geloof hem direct.

        • Hear hear!!
          Ik noem de door jou geconstateerde tegenstelling: “de computers zijn sneller, maar de processen worden traag als stroop”, de tegenstelling die er soms is tussen 1e orde kwqaliteit (objectief betere computers) en 2e orde kwaliteit (beter functionerende organisatie).
          Het laatste domein, die organisatie is het domein van de managers, van de organisatiekundifgen, van de pseudwetenschappers. En inderdaad in die domeinen geld nieuwer = beter van geen kanten.

          Hoe minder exact een domein is, hoe slechter de correlatie tussen nieuwer en beter, En dat is precies de kern van wat ik zeg. Het nieuwer = beter geloof is geworteld in de echte wetenschap en is overgenomen door commersie, kundigen en gogen.

          Hiermee beoogde ik je vraag te beantwoorden: waarom denkt iedereen nou dat nieuwe = beter. Mijn antwoord: vanuit de historie, toen dat bij 1e orde kwaliteit altijd zo was.

Reacties zijn gesloten.