Beste mensen,
Ik ben net afgestudeerd, en werk nu zo’n 5 maanden in het onderwijs. Ik heb voor deze weg gekozen nadat ik volledig afgekickt was op mijn werkzaamheden in de wetenschap ( 3 jaar lang onderzoeksassistent op het Max Planck instituut). In het onderwijs heb ik mijn droombaan gevonden, maar ik moet wel wat kanttekeningen plaatsen.
Allereerst ben ik me terdege bewust van alle perikelen in het onderwijs: slechte saliering, geen waardering voor hoger opgeleiden, managers die je het leven zuur maken etc.
Al deze negatieve zaken nemen voor mij niet weg dat ik lesgeven geweldig vind. Vanaf de middelbare school ben ik al geïmpregneerd met ideeën van mijn Latijn leraar ( tevens academicus en wetenschappelijk onderzoeker) dat er niets mooiers is dan als een vroedvrouw te helpen bij het baren van kennis. Ik houd van de interactie met leerlingen en iedere vooruitgang die zij boeken geeft mij een voldaan gevoel.
Ondanks deze euforische mededeling maak ik me wel zorgen over mijn toekomstperspectief. Ik ben inderdaad academica, en ik heb niet 5 jaar gestudeerd ( en 3 jaar gewerkt in de wetenschap) om vervolgens te horen te krijgen dat ik net zo goed HBO had kunnen doen, gezien het salaris. Zoals iemand hierboven al zei “welke getalenteerde academicus kiest vrijwillig voor een jaar nutteloze zelfkastijding op het ILO, waarvoor dan, bovendien, nog uit eigen zak moet worden betaald ook?”. Ik lijk inderdaad wel gek dat ik achter 5 jaar hard studeren nog eens een LIO opleiding plak, terwijl 4 jaar HBO Nederlands me net zo ver hadden kunnen brengen. Ik ben ook gek, gek op kennis, op diepgang, op kritisch zijn en verder vragen waar anderen met instemming knikken. DAAROM ben ik naar de universiteit gegaan. Ik wil alleen dat mijn keuze ook beloond wordt met waardering, en ik vind ook dat er niks mis is met onderscheid tussen docenten.
Verder ingaand op onderscheid. Ik erger me dood aan de nivellering die is ontstaan door jaren PVDA beleid. Dit beleid heeft ervoor gezorgd dat het niveau maar omlaag gehaald moest worden zodat de zwakkeren beter geholpen konden worden. Deze gedachte van nivellering is ook doorgevoerd in het onderwijs: eerste en tweedegraders worden verondersteld over dezelfde kwaliteiten te beschikken en krijgen daarom hetzelfde salaris.
Nu wil ik niet veralgemeniseren, dus spreek ik puur uit eigen ervaring. Als academicus heb ik zoiets ontwikkeld wat men noemt: een academisch denkniveau. Als sommige van jullie wordt dit tenietgedaan door te zeggen “Zelf heb ik ooit zeer bewust besloten geen academische titel te gaan behalen, omdat ik de kennis die daar aangeboden werd niet relevant genoeg achtte voor het werk dat ik interessant vond: lager geschoolden helpen hun taal beter te gebruiken. Méér Bredero of meer grammatica zouden daar mijns inziens niet toe leiden.” Ik snap de keuze van deze persoon, maar besef dat een TEVEEL aan kennis juist minder hinderlijk is dan een TEKORT aan kennis. Ik mag dan weliswaar iets minder ‘relevante’ informatie tot me genomen hebben tijdens mijn universitaire studie, maar deze kennis heeft mij in zijn algemeen gevormd. Ik snap dat mijn kennis over morfologische woordvormingprocédés niet bijdraagt aan mijn directe onderwijskwaliteit, maar mijn denkproces wél. Ik ben in staat om boven de lesstof uit te stijgen, mochten leerlingen hier behoefte aan hebben en dat feit mag wel eens wat meer gewaardeerd worden.
Mijn academische ervaring leidt er ook toe dat ik leerlingen beter kan voorbereiden op wat er komen gaat. Ik weet uit eigen ervaring wat de eisen zijn die bij een opleiding aan je gesteld worden en deze kan ik verwerken in mijn vak ( Nederlands). Dit is ook een plus van een academische opleiding.
Daarnaast kan ik mensen ook enthousiasmeren voor een universitaire studie, iets wat mijn leraar latijn bij mij heeft gedaan. Als leerling ben je erg beïnvloedbaar en neem je zeker bagage mee van de bevlogen docenten. Als docent moet je deze leerlingen juist overtuigen van het nut van een universitaire studie en
wie kan dat beter dan de academicus. Dan zijn de managers gelijk ook weer tevreden omdat het percentage leerlingen dat doorstroomt naar universitair onderwijs ook hoger is.
Mijn pleidooi voor het onderscheid tussen academici en 2e graders neemt niet weg dat ik 2e graders fantastische docenten vind. Velen van hen zijn didactisch en pedagogisch meer onderlegd dan academici. Zelfs op de universiteit sta ik soms stom te kijken van het absurd lage didactische niveau van de hoogleraar. Dat terzijde is het vooral de hoeveelheid kennis en het denkniveau die academici onderscheidt van 2e graders. Dit is absoluut geen reden om een elitaire houding aan te nemen, maar het moet niet onder stoelen of banken geschoven worden.
Concreet uitgewerkt vind ik dat er meer waardering moet komen voor academici. Dit moet gebeuren in de vorm van een hogere saliering ( om academici de gedachte “ik ben wel gek als ik het onderwijs in ga” te ontnemen) Daarnaast is onderscheid van niveau ook een bijdrage aan deze waardering. Het hoeft maar een formaliteit te zijn, maar het is als academicus gewoon wrang te beseffen dat 4 jaar HBO tot hetzelfde resultaat had geleid ( aan de oppervlakte weliswaar)als 5 of 6 jaar studie.
Omdat ik nog aan de voet sta van mijn LIO-opleiding, nog wat voorstellen in die richting:
– schaf het collegegeld voor de LIO-opleiding af
– zorg voor een fatsoenlijke LIO-cao en een goede stagevergoeding. Straf geen studenten die al werkzaam zijn in het onderwijs maar beloon ze hiervoor.
– als een school erg tevreden is met een LIO, laat dan de mogelijkheid open dat de LIO betaald wordt als beginnend docent, puur om waardering te tonen.
– zorg ervoor dat binnen studies in een relevant schoolvak meer aan werving wordt gedaan door de LIO opleiding. Veel studenten die goede docenten hadden kunnen worden wijken uit naar het bedrijfsleven omdat zij meer van zich laat spreken dan het onderwijs.
Mocht dit allemaal nog niet helpen, dan is het inderdaad geen slecht idee om academici een stoomcursus “protesteren en spandoeken maken” te geven. Het is tijd dat de politiek, overigens voor het merendeel ook academici, beseft dat er een onderwijsramp dreigt ( zeker qua niveau) als de eerstegraads docent uitsterft.
It’s all in the money.
Wat jij beschrijft voelen velen hier. De meeste zijn ook voor een zekere salariëring naar opleiding. Wel zou het goed zijn dat een uitstekend functionerende 2e graads docent uitzicht heeft op hogere loonschalen.
Ik heb het al eens eerder gemeld:
1e graad: LD
2e graad: LC
on/onderbevoegd: LB
Lager inschalen is niet mogelijk, hoger wel. Qua startsalaris vallen de verschillen mee, het gaat om de groei. De reden dat ik on/onderbevoegden meeneem komt omdat we er de komende tijd niet onderdoor kunnen. De LB-schaal is hier bedoeld voor studenten van de lerarenopleidingen (LIO’s) en de juffen/meesters van de basisschool die hun bevoegdheid nog moeten halen.
Ook Jong BON is hier voor: www.beteronderwijsnederland.nl/?q=node/3434
Historia vitae magistra
Aanvullende geluiden
Dag Lingua Hollanda, welkom op dit forum. Je treft er geestverwanten en andersdenkenden. Dat helpt de discussie. Ik onderschrijf je betoog en vul het graag op enkele punten aan.
1. Wat niet lang geleden vanzelf sprak – de veel grotere vakkennis, de academische kwaliteiten en de algemene ontwikkeling van academici en de relevantie hiervan voor onderwijs – moet tegenwoordig worden uitgelegd en verdedigd, vaak zonder succes. Al te vaak wordt de dooddoeners ‘we werken allemaal hard’ en ‘in het havo en vwo heb je geamekkelijker leerlingen’ van stal gehaald.
2. De beroerde salariëring gaat na een paar jaar sterker klemmen. Deeltijders met een goedverdienende partner voelen het minder. Wie kostwinner is, een huis koopt en/of zijn/haar kinderen graag minder dagen per week naar de creche brengt, wel. Academici merken je dan ook het inkomensverschil met studiegenoten.
3. Je geeft heel duidelijk aan welke leraren jou tot lesgeven hebben geïnspireerd. Vakkennis, eruditie, kennishonger en de adeldom van het leren horen daarbij. Voor anderen zijn dat verdachte woorden uit vervlogen tijden. Met steeds minder academici in het vwo komen begaafde, geïnteresseerde leerlingen minder aan hun trekken. Toch zullen ook zij de nieuwste generatie leraren uitmaken. Die spiraal gaat neerwaarts.
4. Je verschilt niet alleen in WO-opleidingsduur van HBO-leraren, ook in zwaarte van die opleiding, en in lengte en zwaarte van je vooropleiding (vwo vs. havo, zelfs mbo). Die verschillen horen evenmin onder stoelen of banken.
5. De nivellering is geen PvdA-ding. CDA-er Deetman heeft dit beleid doorgedrukt (HOS). Schoolleiders voeren het beleid met graagte uit, hielden zich nimmer aan afspraken over quota 12-functies voor eerstegraders, en voerden met CDA-er Van der Hoeven het platte FuWaSys in. De AOB ging steeds met alles akkoord.
6. Eerstegraders doen pedagogisch-didactisch niet onder voor tweedegraders.
niet meer of minder maar anders
ad punt 6: De verschillen tussen een VWO-leerling en een VMBO-leerling zijn gemiddeld zo groot dat je aan een in het VWO lesgevende docent andere pedagogisch-didaktische eisen moet stellen dan aan een docent die in het VMBO lesgeeft. Denk maar eens aan de akademische uitstraling die een docent in het VWO zou moeten hebben. Daarmee kun je in het VMBO niet aankomen.
Punt 6 zou dus moeten zijn: Docenten die in het VWO les geven moeten andere paedagogisch-didaktische vaardigheden hebben dan docenten die in het VMBO lesgeven. Ik heb expres gesproken over docenten die in het VWO lesgeven en docenten die in het VMBO lesgeven en niet over eerste- en tweede-graders. Heel het VWO moet weer het gebied van de universitair in hun leervak opgeleide eerstegraders worden. Een tweedegraadsbevoegdheid voor alle leerlingen uit de 3 laagste klassen van het secundair onderwijs is een politieke uitvinding en heeft geen onderwijskundige basis. Het is een “diploma onderwijzer middenschool”. Couzijn heeft in punt 6 appels met peren vergeleken. Seger Weehuizen
Pedagogische kwaliteiten, appels, peren, vezels en vitamine C
Dag Seger, zie onder deze link wat ik afgelopen september over hetzelfde onderwerp schreef.
Een citaat: “Daarbij dus die mythe dat ‘eerstegraders uitblinken in vakkennis, maar tweedegraders uitnemende pedagogen zijn die met moeilijke leerlingen kunnen omgaan’. Onzin. Ten eerste zijn er onder tweedegraders ook heel wat docenten die voor die ‘moeilijke leerlingen’ weinig betekenen; een tweedegraads diploma is geen garantie op pedagogisch talent. Belangrijker: lesgeven in het eerstegraads gebied vereist niet minder, maar een *andere* pedagogiek. Eerstegraders leggen zich toe op relatief (zeer) begaafde, leergierige leerlingen in het havo en vwo. Als docent moet je dan niet alleen verstand hebben van popmuziek, jongerentaal en kleding, maar juist ook van wat nodig is om deze leerlingen qua intelligentie, interesse en wereldwijsheid aan hun trekken te laten komen. Om hun leervermogen op te poken, hen over de horizon van hun wereldbeeld te laten kijken, hun te laten ervaren hoe spannend onderzoek doen is en hoe leergierigheid loont. En wat ordeproblemen betreft: moet je eens een 3-gym-klas zien met een docent ervoor die z’n vak slecht verstaat.”
We zijn het dus roerend eens over jouw boodschap.
Waar we het niet over eens zijn is dat ik geen appels met peren mag vergelijken. Dat mag wel, bijvoorbeeld bij de vraag of deze soorten fruit gezond zijn. Vergelijken impliceert geenszins een aanname dat de vruchten gelijk zouden zijn. Als ik zeg ‘appels doen niet onder voor peren’ (vergelijk mijn oorspronkelijke formulering) zeg ik niet dat peren en appels precies hetzelfde zijn. Maar ze kunnen wel even gezond zijn, en ook ieder om een andere reden (vezels, vitamine etc.).
verdediging en waardering
Waarde Couzijn,
Uw aanvullende geluid is in harmonie met het mijne.
1) eens. Overal waar ik kom, of het nu op mijn werk is, of sommige topics op het BON forum, lijken academici zich te moeten verantwoorden voor hun opleidingsniveau. Ik hoor vaak veralgemeniseringen van “academici hebben teveel aan kennis waardoor ze de kennis niet adequaat op de leerling over kunnen brengen zoals een tweedegrader dit wél kan”. Zoals ik al zei is een teveel aan kennis nog altijd te preferen boven een tekort aan kennis. In het begin had ik ook moeite met het overbrengen van lesstof op leerlingen, maar dat kan zo aangeleerd worden. Een gebrek aan kennis opschorten gaat niet over een dag ijs.
2)om eerlijk te zijn heb ik hier nog geen ervaring mee. Veel van mijn studiegenoten gaan ook het onderwijs in of kiezen voor een AIO positie. Als AIO heb je een lager salaris dan als beginnend leraar, maar het perspectief op een baan met beter salaris is groter.
3) precies mijn gevoelens!Als het tekort aan leraren niet wordt opgevuld met academici is het geen duurzame oplossing. Juist bevlogen docenten zorgen voor de volgende generatie docenten.
4)klopt. Ik durf het gewoon bijna niet meer te zeggen omdat je dan al snel van politieke incorrectheid beticht wordt…. 🙁
5) Goed om te weten. CDA kreeg mijn stem toch al niet, en blijkbaar terecht.
6)eens. Pedagogische didactische vaardigheden verschillen per individu en niet tussen opleidingsniveau. We moeten ook van het vooroordeel af dat academici minder praktisch ingesteld zijn dan 2e graders.
POE herleeft
Geachte academica, het is wellicht een idee u aan te sluiten bij het POE-initiatief?
POE-interesse bij een AOB-lid
Ook in het AOB-forum is iemand met belangstelling voor een eerstegraads belangengroep. Zie deze link
Vraag jezelf af hoe het komt dat binnen de AOB niemand op het idee komt een belangengroep voor tweedegraads docenten op te richten.
Niet aardig
Beste Hollanda, ik kan het niet eens zijn met uw beschouwing. U gaat met het grootste gemak voorbij aan de buitengewone didactische en pedagogische vermogens van de tweede grader. Ten eerste: loopt u eens tijdens een lesuur door het schoolgebouw. Achter welke deuren klinkt rumoer? Juist, achter die van de eerstegrader! Ik weet niet wat dat is, maar het is ze niet gegeven om een klas stil te krijgen. Ten tweede: is het u wel eens opgevallen dat eerstegraders niet kunnen determineren? Ik heb eens meegemaakt dat tijdens een vergadering dat volk maar bleef twijfelen en aarzelen. Havo? Vwo? Jaartje overdoen? Uiteindelijk hebben ze er een tweedergrads collega bij moeten halen. Die hoefde maar een blik op de foto van de leerling te werpen, een paar tellen naar de cijfers te kijken en hij wist genoeg: havo, met een extra taak voor wiskunde! De ouders zijn een half jaar later nog, in tranen, bij de mentor van deze leerling geweest: het treffende advies had hun hele leven veranderd. Eindelijk was de jongen gaan leren! Al die jaren op een te laag niveau gezeten. Ten derde: tweedegraders kunnen dezelfde stof veel en veel simpeler en doeltreffender overdragen dan eerstegraders. Ik heb zelfs meegaakt dat een tweedegrader de les van een zieke collega in de bovenbouw overnam (moest wel, er was niemand te vinden). Hij keek strak naar de leerlingen, en vervolgens had hij aan drie zinnen genoeg om hen het hele hoofdstuk duidelijk te maken. Nooit was een les zo helder geweest! Hun oorspronkelijke leraar deed niets anders dan kletsen. Dit zou met dat kunnen samenhangen en dat weer met dit, en als je daar aan dacht moest je ook daar aan denken… Nee, dat schiet niet op, dat begrijpt u zelf ook wel. Duidelijkheid! En met name de tweedegrader kan dit bieden.
Af en toe hebben we wel een eerstegrader nodig, hoor, maar liever werk ik met tweedegraders. En leerlingen ook. Ik zou nog lang kunnen doorgaan met mijn opsomming, maar ik houd nu op, want de zuurkool kookt…
Moet je niet doen met zuurkool
Dan gaat de smaak eraf. Hetzelfde effect ontstaat als ik je verhaal lees. Ik hoop dat dit cynisme was. Zo nee, dan vind ik het gewoon onzin, als dat mag van de redactie. Wat een kwatsch.
Verklaar u nader:
Wat is dan precies onzin?
Historia vitae magistra
Kom nou mensen: Simon hoeft toch geen smiley te plaatsen hoop ik
Het lijkt me volslagen duidelijk was Simon beweert. Hij drijft de spot met een gefingeerde mening.
Ironie ligt er duimendik bovenop
Volgens mij druipt de ironie er van af. Wat het stukje ook zo verteerbaar maakt. Het feit dat je het ‘quatsch’ vindt, is dan ook precies de bedoeling van de schrijver.
Hoe anders dan uit ironie. wil je anders zinnen duiden als: “Hij keek strak naar de leerlingen, en vervolgens had hij aan drie zinnen genoeg om hen het hele hoofdstuk duidelijk te maken”.
Inderdaad niet aardig
Gewoon flauw Simon. Je doet de discussie hiermee geen goed.
Wat is de discussie dan
Wat is de discussie dan eigenlijk? Ik denk dat meesten hier het er wel over eens zijn dat 1) het van belang is dat er academici blijven werken in het onderwijs en 2) dat het er in de huidige situatie maar bitter weinig zijn die zo gek zijn.
Hoeven we, denk ik, niet over te discussieren. Over maatregelen om academici binnenboord te houden wellicht wel. Ik zou denken aan een herwaardering van het beroep van leraar (zie mijn relaas hierboven) als iets waar je je hart en ziel in kunt leggen. Tevens lijkt het me noodzakelijk om ervoor te zorgen dat een academicus in het onderwijs niet automatisch veel minder verdient dan in andere sectoren: salarismaatregelen dus.
Kortere of betere LIO-trajecten zijn leuk en aardig, maar dat voorkomt niet dat de academicus binnen een jaar of vijf alsnog zijn heil elders zoekt.
Precies!
Natuurlijk vaart het onderwijs er wel bij als er meer academici (en meer mannen) instromen. Dat is belangrijk! Het lijkt me niet nodig om daarom de cliché’s over de vraag ‘Welke leraar is beter?’ nieuw leven in te blazen. Niet alle academici zijn didactische onbenullen, niet alle tweedegraders zijn oppervlakkige nitwits. Als iemand een bevoegdheid heeft, zijn we blij met hem/haar.
De cabareteske tekst van Simon, die door de tweedegraads te overduidelijk te verheerlijken, ons probeerde te overtuigen van het tegendeel had die bedoeling mijns inziens wel. Dat doet de discussie geen goed. Niet elke ironie is gepast. Het ligt gevoelig en we wáren het al lang eens.
Mij begint de herhaalde klacht van de eerstegraders over hun positie nu echt de keel uit te hangen. Is BON het nieuwe gezicht van het voormalige Nederlands Genootschap van (1e graads) Leraren? Prima, maar dan heb ik hier niet te zoeken.
Mijn illusie was dat we het hadden over goed, liefst beter onderwijs. De factor die docenten en hun betaling daarin kunnen zijn is nu hoog en breed geheel uitgekauwd. Als de eerstegraders een forum zoeken voor hun frustratie, dan toch echt liever niet hier. En zéker niet zo vaak en met volledige herhaling van zetten.
Van een moderator
Beste forumleden,
Het is belangrijk dat we hier op dit forum op een goede manier met elkaar omgaan. Daarbij kan er een spanningsveld zijn waarbij meningen of argumenten tot wederzijdse irritatie leiden. Dat betekent niet automatisch dat we daarom de discussie maar moeten vermijden.
Ook zijn zo’n beetje alle onderwerpen die voor BON relevant zijn al hier op het forum besproken. Dus wordt er een en ander herhaald. Ook daarvoor zijn geen absolute regels.
In dit specifieke geval heb ik de post van Simon doorgelaten in de overtuiging dat hij op geen enkele manier probeert de draak te steken met college 2e graders. Wel met argumenten die vaak door bestuurders worden geuit om het belang van eerste graders te relativeren. We kennen voorbeelden van uitspraken van bestuurders (bv uitspraken van de bestuurder van het Commanderij College en uitspraken van Sjoerd Slagter). Dat we argeren tegen die uitspraken lijkt me in de lijn van BON.
Omdat ook nu weer (plan Plasterk, bericht TU-Delft) de kwestie van het tekort aan eerste graders hoog op de agenda staat, is het begrijpelijk dat het onderwerp hier op het forum wordt besproken. De voorwaarden staan in de spelregels.
Ik wil daar aan toevoegen dat het van belang is elkaar positief te blijven benaderen. Maar in de post van SImon heb ik geen kritiek op 2egraders gelezen, enkel kritiek op argumenten om het belang van 1e graders te relativeren
te hoog gegrepen
hmm kennelijk heb ik nog een masterclass ironie nodig, want de reactie baarde me bijna zorgen..
Overigens hoor ik van
Overigens hoor ik van oudleerlingen ook wel pro-academicigeluiden. Nou spreek ik natuurlijk vooral oud-gymnasiasten. Van hen hoor ik zeker verhalen over te chaotische academici (gelukkig vaak wel inhoudelijk sterk), maar ook verhalen over leraren die hen inhoudelijk niets te bieden hadden, hen dus niet konden uitdagen, prikkelen of nieuwsgierig maken, vragen van slimme leerlingen niet konden beantwoorden en zeiden “kijk maar in het antwoordenboek”.
Die oudleerlingen willen hun leraren niet afvallen en beginnen hun verhalen dus steevast met “het is een enorm aardige man, maar…”, “ze bedoelt het goed, maar…”. Een lieve leraar zijn is prachtig, een enthousiaste leraar zijn is prachtig, goed kunnen uitleggen is prachtig, maar als je zelf de bovenbouwstof nauwelijks beheerst kom je met je sterke uitlegvaardigheden nog nergens.
Ze hebben ook enthousiaste verhalen over leraren die volgens de leerlingen “echt heel scherp” waren, en bij elke vraag met een uitgebreid antwoord konden komen, en de les erna er nog op terugkwamen met extra literatuur erbij. Academici die de leerlingen enthousiast maakten voor wetenschappelijk onderzoek. Die daarover uit eigen ervaring konden vertellen en dat ook volop deden.
Het is voor leerlingen in bovenbouw VWO van belang dat ze les blijven krijgen van zulke leraren. Dat er soms, vanwege ziekte, een tijdje lessen worden waargenomen door iemand die zelf het VWO niet aankon en maar net boven de lesstof staat, soit. Maar het moet geen dagelijkse praktijk worden, daar doe je die leerlingen geen recht mee. Dat geven ze zelf, na hun eindexamen, ook aan.
ELO
Ik heb er ’n gewoonte van gemaakt zaken die in de les onbeantwoord bleven/opvielen/waar ik nog op terug wilde komen, nog voor de eerstvolgende les op het prikbord van onze ELO te gooien. Voorbeeld: onlangs een “discussie” in de klas over onze bekende historici (van Rossem, Mak, von der Dunk, de Wijk etc.). Vervolgens verschenen er een aantal artikelen waarin Mak nogal werd “afgebrand”. Link erbij geplaatst en nu merk ik dat m’n leerlingen met andere ogen naar de serie van Mak kijken.
Ander voorbeeld: artikelen van andere historici naast het boek uitreiken. Niet te veel/lang, gewoon om te prikkelen. Week erop reacties, b.v. “goh, dat artikel van van Rossem was leuk om te lezen!”
Dan weet je weer waarom je je vak zo leuk vindt.
Toevallig ben ik ook weer
Toevallig ben ik ook weer ernstig gaan twijfelen sinds een gesprek met collega’s: zij willen hogerop, afdelingsleider worden, of een andere leidinggevende functie. Waar zij ook best een aardige kans op maken, is mijn inschatting. Dus zij gaan groeien, zich ontwikkelen. Ik niet, ik zal blijven stilstaan, want ik wil ‘slechts’ lesgeven en dat wordt niet beschouwd als ambitieus. Ik vind mezelf juist wel ambitieus, want ik wil veel beter worden in wat ik doe: lesgeven. Maar in het onderwijs wordt dat gezien als stilstaan.
Ik wil graag met de leerlingen interessante teksten lezen en ze laten zien hoe mooi het is. Ik wil me verder ontwikkelen op vakinhoudelijk gebied, en op het gebied van didactiek. Maar als ik nog een studie taalwetenschap ga doen, of me stort op nieuwe manieren om in klas 5 met de leerlingen te werk te gaan, vindt iedereen het erg leuk dat ik dat doe, maar het wordt niet beloond. Niet in geld, niet in taakuren, niet in facilitering.
Had ik afdelingsleider willen worden, dan was het een heel ander verhaal. Maar inhoudelijk en didactisch goed les willen geven (iets waarvoor met name academici naar het onderwijs komen, denk ik, want hadden zij managersambities gehad dan waren ze wel direct het veel beter betalende bedrijfsleven in gegaan) is liefdewerk oud papier, en ik begin me af te vragen of dat voor mij genoeg is.
Je wilt toch graag het gevoel hebben dat het gewaardeerd wordt wat je doet in je werk, en wellicht zijn er andere sectoren te vinden waar ik dat gevoel meer krijg. Zolang ik in het onderwijs blijf wil ik lesgeven, en dat wil ik gewoon graag heel goed doen.
Ik wil graag werken in een sector waarin ik waardering krijg als ik hard werk om er echt iets van te maken. Momenteel lijkt het onderwijs bepaald niet die sector en dan is het de vraag of de aanwezigheid van fantastisch leuke leerlingen dat kan blijven compenseren.
hart onder de riem
Beste classica,
Ik herken je twijfels en eerlijk gezegd is de keuze om wel les te blijven geven nog veel lastiger dan je zelf beschrijft. In je mijmeringen ontbreekt namelijk een essentieel punt. Er is grote kans dat je over een bepaalde tijd zelfs niet meer kunt lesgeven op de manier zoals jij dat wilt. Dus zelfs als je genoegen neemt om een carrière als docent te ambiëren in plaats van als manager, dan nog kan het zijn dat je niet eens niet gewaardeerd wordt, maar dat je je moet gaan voegen in andere manieren van lesgeven waarvan we allemaal weten wat dat betekent.
De keuze: ik word gewoon de beste leraar en laat status en geld aan me voorbijgaan is wellicht niet mogelijk. Behalve als BON “wint” natuurlijk. In dat geval slaat de weegschaal naar de andere kant om en zullen de carrière kiezers in de problemen komen. In dat geval zal aan hun poten worden gezaagd en zullen zij wensen een goede leraar te zijn geworden.
Wat ik wil zeggen is het volgende: je wilt gewaardeerd worden. Maar de vraag is door wie? Wil je gewaardeerd worden door een bestuur dat vindt dat je een goede manager bent?
Het zou goedkoop zijn om op te merken dat je natuurlijk wel gewaardeerd wilt worden door leerlingen. Wel waar, wel belangrijk, maar te wee en te soft om te noemen. Dat doe ik dan ook maar niet.
Ik denk dat er maar één argument is dat telt: word je gewaardeerd door jezelf? De rest is tamelijk irrelevant en bovendien uitermate moeilijk voorspelbaar.
Dat is waarschijnlijk
Dat is waarschijnlijk inderdaad precies het heikele punt en ik denk dat het komt doordat ik een meer vakinhoudgerichte leraar ben. Waar er onder academici vermoedelijk veel van zullen zijn. Ik heb inderdaad een chronisch gevoel van tekortschieten, van mijn leerlingen niet kunnen bieden waar ik vind dat ze recht op hebben. Omdat mijn lesvoorbereiding er structureel bij inschiet, door lessen, vergaderingen, invaluren, surveillance, cursus, overlegmiddag, voorlichtingsmiddag, open avond, mentoraat. Ik kom een heel eind op kennis, ervaring en improvisatievermogen, maar het gevoel mijn leerlingen structureel tekort te doen knaagt.
De meer interpersoonlijk gerichte leraar vindt het waarschijnlijk prachtig om een middag voorlichting te krijgen over drugsgebruik bij jongeren, of twee uur te surveilleren bij het basketbaltoernooi, omdat die daar meer belang aan hecht dan ik (waarmee ik niet wil zeggen dat ik er geen belang aan hecht). De meer vakinhoudgerichte leraar beseft op dat soort middagen dat dit WEER betekent dat de leerlingen morgen een slecht voorbereide figuur voor de klas hebben staan, en een haastig in elkaar geflanste opdracht moeten maken.
Een collega van me zegt: “ik vind het gewoon zo leuk om met kinderen te werken, welk vak ik geef boeit me niet”. Daar kan ik me niets bij voorstellen: het vak dat ik geef vind ik het mooiste van de wereld. Maar ik raffel het nu noodgedwongen steeds af. Zonde.
Er is, lijkt mij, behoefte aan leraren van beide soorten, maar de meer vakgerichte komt in het huidige onderwijs niet tot zijn recht. Dat kan, afgezien van salaris en dergelijke, ook een belangrijke reden zijn waarom academici massaal het onderwijs de rug toekeren.
Troost je, vakgenote
Hier zit er nog zo één.
Met een bewuste keuze om dit jaar géén extra opleidingen mentoraat en probleemgevallen te doen, maar onbetaald verlof op te nemen voor een nieuwe (vakinhoudelijke) studie. Waar overigens de school niet aan mee wil betalen want mijn bevoegdheid is voldoende. Nou ja, kunnen ze op dat gebied ook geen eisen aan me stellen ….
Dief van je eigen
Dief van je eigen portemonnee, maar het doet me wel goed om dit te lezen, geschiedenisleraar. Dief van je eigen portemonnee misschien, maar vriend van je eigen werkplezier. En van je leerlingen.
Een vriend van me is ooit conrector geweest en is op zijn nieuwe school bijna gesmeekt om afdelingsleider te worden, omdat hij er zo geschikt voor zou zijn. Dat heeft hij geweigerd, en de bijbehorende LD-schaal dus ook, omdat hij geschiedenis geven veel leuker vindt. Zo is hij ook niet met zijn scheikundebul het bedrijfsleven ingegaan, omdat hij geschiedenis geven veel leuker vindt.
Ik vind het fantastisch dat zulke mensen bestaan. Zou uiteraard graag zien dat zij beter beloond werden, vooral ook omdat er dan vermoedelijk MEER van zulke mensen komen.
Maar voor nu doet het me sowieso al goed om het te lezen. Het is fijn om te zien dat je niet de enige bent die graag bezig is het overbrengen van de prachtige vakinhoud. En ik wil ook niet verzuren: ik kan zulke interessante dingen doen met de leerlingen, dat is schitterend. Ik zal mijn uiterste best blijven doen om me aan zoveel mogelijk van het ‘randgebeuren’ te onttrekken om zoveel mogelijk tijd vrij te blijven maken voor mijn passie. Dank voor je bericht, ik krijg er weer wat meer zin in 😉
Probleem van (sommige) eerstegraders
Classica schrijft: Omdat mijn lesvoorbereiding er structureel bij inschiet, door lessen, vergaderingen, invaluren, surveillance, cursus, overlegmiddag, voorlichtingsmiddag, open avond, mentoraat.
En ik zou het nog willen aanvullen met: schrijven op dit forum.
Is dat niet de kwaal van (sommige) eerstegraders, dat ze teveel hooi op hun vork nemen, overal verantwoordelijkheid voor willen dragen, en het belangrijkste (volgens henzelf) verdieping van hun eigen vakgebied, zowel inhoudelijk als didactisch, schier er bij in. Met als gevolg de klassen waar Simon het over heeft.
Ik vraag mij wel eens af: wat is de verhouding eerstegraders/tweedegraders op dit forum ?
Van die andere eerstegraders
Van die andere eerstegraders weet ik het niet, maar op mijn school wordt het hooi je op de vork gelegd onder de noemer ’taakbeleid’ 😉
Nuldegraders
Er zijn ook nog nuldegraders op dit forum Adios (ik ben er 1 van). Een betere vraag:
“wat is de verhouding eerstegraders/tweedegraders onder de leraren VO die actief zijn op dit forum?”
Mijn inschatting: in de buurt van 3 tegen 1. Omgekeerd aan de verhouding in het gehele VO.
Toch een lichtpuntje
Het beeld dat je schetst, 1945, is terecht en het realisme dat je classica voorhoudt herken ik – pijnlijk genoeg – voor mezelf maar al te goed. Met mijn bijna 52 jaar en 28 jaar ervaring in het onderwijs merk ik dat er mensen aan de touwtjes trekken die wat ik deed en doe niet alleen niet waarderen, maar als zeer bedreigend ervaren.
Het geloof in jezelf en wat je doet, zelfwaardering, is nodig. Maar wel erg eenzaam. Collega’s kunnen elkaar begrijpen en waarderen…dat helpt. Maar de eigenlijke uitdaging en motivatie vind ik in de pedagogische relatie die je aangaat met leerlingen. Personen (die ik tegenkom vooral in klas/groepsverband) die volop in ontwikkeling zijn, jonge mensen met volop mogelijkheden. Daarin speel ik ergens een kleine rol en daar zie ik mijn ambitie en zin van mijn werk vooral. In dat ik mijn uiterste best voor hen doe. Een betrouwbare volwassene te zijn die eerlijk en kritisch probeert hen verder te brengen/laten komen in een – hopelijk zinvol – leven.
De jongeren van nu zijn in wezen zoals de jongeren van 10 of 20 jaar geleden en tegelijkertijd zijn ze anders: staan anders in het leven. Hen te begrijpen, hen uit te dagen om veel uit zichzelf te halen en zich te ontwikkelen, dat is mijn taak. En voortdurend zoeken naar nieuwe wegen om dat te kunnen en realiseren hoort erbij. Het bevechten van de mogelijkheden en voorwaarden om dat te kunnen doen, is steeds meer een onderdeel van die taak geworden de laatste jaren.
Het is niet zozeer het geloof in mezelf, maar het geloof in de noodzaak van dat dit moet gebeuren en dat het het hieraan werken (vaak een “gevecht”) op zichzelf nodig is, belangrijk is, waardevol is; dat mij op de been brengt en in gang houdt. Dat is het eigenlijke lichtpuntje in dit beroep: een verantwoordelijkheid die je op je neemt; liefst met anderen (van minister tot schoolbestuur tot managers) maar desnoods alleen of met weinigen.
mijn angsten onder woorden
Beste classica,
Jij heb hierboven precies mijn angst omschreven. De definitie die aan ambitie wordt gegeven in het onderwijs omvat veelal het op je nemen van managementtaken. Ik ben niet vies van managen, maar ik zou liever zoals u ook aangeeft, me willen verdiepen in mijn vak zelf. Het stemt mij droevig dat dit in het huidige onderwijsbeleid niet gewaardeerd wordt. Ik voorspel dan ook dat ik in de toekomst nooit een fulltime baan in het onderwijs zal nemen, maar daarnaast bij een andere (misschien commerciele) instelling zal gaan werken waar zelfontplooing wel op waarde wordt geschat.