In diverse Wegener-kranten (waaronder BN/De Stem en De Gelderlander) stond op zaterdag 27 oktober 2007 het navolgende artikel over HNL. Simons is in elk geval duidelijk: “„Ik vind het niet belangrijk dat een leerling weet waar Hoogezand-Sappemeer ligt, maar hij moet wel een kaart kunnen lezen, hij moet de weg kunnen vinden.”
Werkopdracht van vandaag: zoek de andere drogredenen …..
—————
Het ‘nieuwe leren’ als zegen
Carine Neefjes
Zaterdag 27 oktober 2007 – Het ‘nieuwe leren’ ligt onder vuur, maar op het vmbo en in het middelbaar beroepsonderwijs is de lesmethode – onderwerp van een parlementair onderzoek – succesvol. Dankzij het meer praktijkgericht onderwijs daalt het aantal voortijdige schoolverlaters voor het eerst sinds jaren. „Met een ouderwetse meester voor de klas redden wij het niet meer.”
Onderuit gezakt zit Sven (16) aan tafel. Terwijl drie andere jongens in zijn groepje hard aan het werk zijn, speelt hij met zijn mobiele telefoon. „Het is hier klote. Ik leer hier helemaal niks. Ik heb liever gewoon een meester die voor de klas staat. Dan leer ik tenminste nog wat.”
Arvid, die zijn wiskunde-opgaven maakt, kijkt verstoord op. „Ach man, je zeurt. Ik moet er niet aan denken om de hele dag stil te zitten. Daar kan ik echt niet tegen.” De vierdejaars leerlingen op het vmbo De Goudse Waarden in Gouda hebben gekozen voor de richting voertuigentechniek. Vanochtend mochten ze sleutelen aan auto’s, nu hebben ze één uurtje theorie.
De sfeer is rommelig en rumoerig. Het lijkt alsof de jongens het vooral druk hebben met voetbal, brommers en meiden, maar intussen wordt er wél gewerkt. Natuurkunde, wiskunde of een technische tekening, de jongens bepalen zelf met welk vak ze aan de slag gaan. „Dat vond ik in het begin wel lastig. Als ik niets doe, heb ik een probleem. Dan moet ik later alles inhalen”, zegt Arvid. Sven is één van de weinigen die verveeld rondhangt. Op zijn vorige school, waar hij klassikaal les kreeg, werd hij vijf keer per dag de klas uitgestuurd. „Typisch zo’n jongen die niet een hele dag in de schoolbank kan zitten”, zegt directeur Klaas Clements.
„Normaal gesproken haakt zo’n leerling af en gaat hij voortijdig van school. Ik verwacht dat hij door onze praktijkgerichte manier van leren, wél met een diploma de school verlaat.”
Ook op deze school in Gouda bestond veel cynisme over het nieuwe leren.
„Die vrijheid dat leerlingen zelf bepalen wanneer ze welke vakken doen, dat leek mij helemaal niks”, zegt docent Rob van der Spek. „Onze leerlingen hebben sturing nodig.” Maar juist door ‘het nieuwe leren’ kan hij ze veel beter coachen. „Vroeger zag ik leerlingen één uurtje per week, nu zie ik ze de hele dag. Ze trekken niet meer van lokaal naar lokaal, maar zitten in een grote werkruimte. Eigenlijk zit ik er voortdurend bovenop, help ze met plannen, kijk hoe het gaat met hun verplichte vakken, zoals Nederlands, Engels, natuur- en wiskunde. Maar ik leer ze ook met twee woorden spreken. Leerlingen krijgen veel meer persoonlijke aandacht dan vroeger.”
Amper een jaar geleden luidden scholieren de noodklok over het nieuwe leren. Ze klaagden over te weinig kennisoverdracht en teveel aandacht voor het aanleren van vaardigheden. Zelfstandig werken was het nieuwe motto, maar leerlingen eisten juist meer structuur en begeleiding. Het protest leidde tot grote commotie in de Tweede Kamer. Als zelfs scholieren méér en beter les willen, moet het wel ernstig gesteld zijn met de kwaliteit van het onderwijs, was de gedachte. Op initiatief van de PvdA besloot de Kamer tot een parlementair onderzoek naar de onderwijsvernieuwingen van de afgelopen jaren.
Een commissie onder leiding van PvdA-kamerlid Dijsselbloem gaat in november aan de slag. Terwijl Kamerleden hun hoorzittingen voorbereiden, klinken er uit het onderwijsveld meer en meer positieve geluiden over het nieuwe leren. De problemen hadden vooral te maken met de snelle invoering van deze lesmethode. Leraren kregen nauwelijks de tijd om over te schakelen van klassikaal lesgeven naar individuele begeleiding. Sommige docenten verlieten overspannen hun school.
Nu, bijna een jaar later, hebben vooral vmbo-scholen en het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) het ‘nieuwe leren’ beter op de rails. Scholen die al langer volgens deze methode werken, oogsten hun eerste successen: het aantal voortijdige schoolverlaters daalt.
Op het Friesland College in Heerenveen, een mbo met ruim 10.000 leerlingen, is de schooluitval op niveau 1 het laagste niveau – drastisch teruggebracht: van 60 naar 12 procent. „Voor kinderen die moeilijk kunnen leren, is dit een uitkomst”, vertelt Bert Scheepers, loopbaan-adviseur en verantwoordelijk voor de in- en uitstroom. Ook hier is er veel praktijkgericht onderwijs. Op school werken leerlingen in een geïmproviseerde supermarkt, broodjeszaak of kantoorboekhandel.
Dagelijks krijgen ze opdrachten: schoonmaken, vakken vullen of verkopen. Als zich problemen voordoen een leerling weet niet hoeveel geld hij moet teruggeven – krijgt hij extra rekenles van een docent. Scheepers: „Deze moeilijke groep leerlingen is gemotiveerd. Dat is een enorme winst.”
Gedegen onderzoek naar het effect van het nieuwe leren is er in Nederland nog niet gedaan. Uit de eerste, kleinschalige studies komt wel een eenduidig beeld naar voren: leerlingen zijn enthousiast, er is minder schooluitval. Leraren hebben het moeilijk, zij moeten de grootste omslag maken. Ook is er veel onzekerheid, vooral over wat leerlingen wél en niet moeten kennen en kunnen.
Dat probleem wordt goed zichtbaar op het A. Roland Holst College in Hilversum. In de onderbouw van havo/vwo kunnen leerlingen kiezen voor het ‘nieuwe leren’. In de bovenbouw is deze methode absoluut taboe. Hier moeten leerlingen vooral kennis stampen zodat ze hun eindexamen kunnen halen.
Oot Verharen, docente geschiedenis: „Ik moet als een speer door die stof heen. We moeten de héle geschiedenis behandelen, vanaf de prehistorie tot heden, dat is een nieuwe eis van het ministerie. De Grieken en Romeinen hebben we net achter de rug, ik begin nu met de middeleeuwen.” Verharen benadrukt dat het in de bovenbouw essentieel is dat ‘de docent de regie houdt’. Bij het ‘nieuwe leren’ is het net andersom: leerlingen hebben de regie, leraren zijn begeleiders. Verhagen: „Dat werkt hier echt niet. Dan wordt het drie keer niks met dat eindexamen. Het krankzinnige is namelijk dat er in het eindexamen helemaal geen rekening mee wordt gehouden dat er zoiets als het ‘nieuwe leren’ bestaat. Mijn leerlingen moeten straks de hele geschiedenis paraat hebben.”
Het grootste probleem in het onderwijs is dat nergens vaststaat wat leerlingen aan basiskennis moeten hebben, zegt Robert Jan Simons, hoogleraar digitaal en didactiek aan de Universiteit Utrecht. Simons is de man die al in 1995 het ‘nieuwe leren’ introduceerde. Hij signaleerde dat scholen er onvoldoende in slaagden hun leerlingen te boeien. Het aantal voortijdige schoolverlaters nam gestaag toe. Minder vakken, méér vaardigheden, dán houd je leerlingen bij de les, is nog steeds zijn overtuiging.
„Ik vind het niet belangrijk dat een leerling weet waar Hoogezand-Sappemeer ligt, maar hij moet wel een kaart kunnen lezen, hij moet de weg kunnen vinden. Hij moet ook meer weten over oorzaken van de klimaatverandering. Dat geldt zowel voor een vmboals een vwo-leerling.”
Het probleem is dat beleidsmakers het oneens zijn over wat wel en niet belangrijk is in het onderwijs. Simons: „We klagen over pabo-leerlingen die niet kunnen hoofdrekenen. Tegelijkertijd krijgen sommige kinderen op de basisschool al een rekenmachine in hun hand gedrukt. We mopperen over de slechte beheersing van de Nederlandse taal, maar als we echt willen dat niemand meer een d- of t-fout maakt, dan kan iedereen dat leren.
Maar daar doen we niks aan. Kennelijk is het niet belangrijk.” Dat zijn gedachtegoed succes oogst op het vmbo en mbo doet Simons deugd. Het ‘nieuwe leren’ is hier een noodzaak geworden. Vooral om moeilijk lerende kinderen binnenboord te houden.
Volgens directeur Klaas Clements van het vmbo in Gouda is er geen weg meer terug. „Met een meester voor de klas die zegt wat leerlingen moeten doen, redden wij het niet. Die motivatie en concentratie hebben onze kinderen niet. Voor het vmbo is het ‘nieuwe leren’ een zegen.”
————————–
vmbo Gouda
Staat in de top tien van de inspectie bij de tien slechtste scholen van Nederland.
Gedane zaken …
Ik ben bang dat Klaas Clements gelijk krijgt, “er is geen weg meer terug”.
Dat is het gevolg van de sluipende niveauverlaging die is veroorzaakt door de selectieve (politieke)aandacht voor de zwakste leerlingen in PO, VO en HO. We zullen nog lang op de blaren moeten zitten.
Doodmoe
Doodmoe word ik van al die domme journalisten die na één bezoekje aan één school braaf het leuterverhaal nawouwelen wat hen door de leiding wordt voorgekauwd. Ik heb echt geen zin meer om hier nog een serieuze discussie aan te wijden. We moeten gewoon een alternatief vormen. Kom op met die BON-VMBO-school. Ik wil wel!
Jammer, Hinke, dat je mijn
Jammer, Hinke, dat je mijn oprechte verhaal als een ‘leuterverhaal’ betiteld. Ik begrijp dat jij van afstand het vermogen hebt om e.e.a. hier op school goed te kunnen beoordelen. Kun je mij vertellen hoe je dat doet? Ik wil dat ook wel graag leren!
Wel heb je nog even over het hoofd gezien dat ook mijn collega Rob vd Spek aan het woord is gekomen. Hij behoort niet tot de leiding van de school, maar zijn verhaal onderstreept het mijne en vult het vanuit de praktijk goed aan. Ga je nu zeggen dat hij niet anders kon of durfde? Ik ben benieuwd!
Meestal stap ik over mijn moeheid heen,
….maar dit keer niet. Het is wel goed zo.
Beste Klaas
Beste Klaas,
Ik heb het stokje van Hinke overgenomen(binnenboord houden) en ik zie graag een reactie tegemoet.
Corgi
stuur een tegenartikel
Bongenoten! Ik zou zeggen, stuur een fors tegenartikel! Doen!
concentratie en motivatie
We beginnen over elkaar heen te vallen om kinderen tegemoet te komen als zij iets niet (meer) willen of kunnen. In volledig contrast hiermee gaan wij als volwassenen in onze maatschappij met elkaar om. De wereld van het individualisme en economisch liberalisme(globalisering) is spijkerhard. Bij Philips en PSV neemt men meer mensen voor een positie om ze door de onderlinge strijd(competitie)
tot betere prestaties te bewegen of om de beste over te houden.
Het alsmaar toegeven aan verdere verzwakking “om ze binnenboord te houden” is een heilloze weg. Discipline, concentratie etc. het is allemaal te leren maar dat kost moeite en geld, veel moeite en veel geld en daarmee zit het probleem bij de opvoeders en niet bij de kinderen. Het is veel gemakkelijker, op korte termijn, om toe te geven dan om het gevecht aan te gaan met deze kinderen. Als docent leg ik nooit klassikaal iets uit als de leerlingen het met zelfstudie het zich ook eigen kunnen maken maar nu mag ik ook de dingen niet meer klassikaal uitleggen die ze zich niet zelf eigen kunnen maken want ze kunnen het niet meer opbrengen om naar de uitleg te luisteren en er vervolgens mee te oefenen totdat ze het weten of kunnen. Liever schrappen we het onderwerp en er is altijd wel een voorstander van schrappen te vinden, weer kindertjes blij.
Corgi
Binnenboord houden
“Gedegen onderzoek naar het effect van het nieuwe leren is er in Nederland nog niet gedaan. Uit de eerste, kleinschalige studies komt wel een eenduidig beeld naar voren: leerlingen zijn enthousiast, er is minder schooluitval. Leraren hebben het moeilijk, zij moeten de grootste omslag maken. Ook is er veel onzekerheid, vooral over wat leerlingen wél en niet moeten kennen en kunnen”.
Beste Klaas,
Waarom hebben leraren het moeilijk en wat is de omslag die zij moeten maken. Je constateert enthousiasme en dat is goed maar wat gebeurt er met het niveau, gaat dat nu, voor de hele groep substantieel omhoog? Ik hoop toch niet dat nu de hele groep inlevert om bepaalde mensen binnenboord te houden. Op mij komt het over dat er m.n. op VMBO-scholen veel behoefte is aan praktijklessen, leren door doen en dat is toch heel erg ouderwets, wat heeft dat met multitasken etc. te maken?
Wat ik mis is een inzicht in het rendement van al deze omzettingen en wat mij stoort is dat de suggestie gewekt wordt dat het management de leerlingen begrijpt en de docenten niet.
Corgi
Parate kennis plus parate zoekstrategieën
Marten citeerde Robert-Jan Simons: “Ik vind het niet belangrijk dat een leerling weet waar Hoogezand-Sappemeer ligt, maar hij moet wel een kaart kunnen lezen, hij moet de weg kunnen vinden” en zette als reactie daarop de werkopdracht uit “zoek de andere drogredenen”.
Excuus, maar heeft Simons hier niet gelijk in? Als het nu ging om Arnhem, Venlo, Vlissingen of Den Helder was het andere koek. Maar Hoogezand-Sappemeer? Een gemeente van nauwelijks 30.000 inwoners, bestaande uit zo’n 20 gehuchten? Als we vinden dat leerlingen topografische kennis op dat niveau ‘paraat’ moeten hebben, vind ik dat we doorslaan. Simons heeft gelijk: naast parate vakkennis moeten leerlingen parate kennis hebben over waar en hoe ze benodigde informatie kunnen opzoeken. Tussen die twee blijft het altijd – verstandig – afwegen.
Ter vergelijking: ik vind dat mijn leerlingen uit hun hoofd moeten weten wat een synoniem is, een jambe of een weerlegging. Ook moeten ze de woorden mits, relevant en efficiënt kennen. Maar van woorden als anti-sociaal, epitheton en Reviaans moeten ze manieren weten om de betekenis te achterhalen. Daar moet ik in mijn onderwijs dus ook aandacht aan besteden. Volgens mij is dat wat Simons benadrukt.
karikatuur
Stromannen zijn overal 🙂 Wanneer Simons Hoogezand-Sappemeer aanhaalt maakt hij een karikatuur van het aanleren van topografische kennis. Die is dan niet meer zo moeilijk onderuit te halen. Dit gebeurt veel in de discussie over het onderwijs, en ik moet toegeven, ik betrap mezelf er ook wel eens op: je beschrijft de ‘ergste excessen’ van het model dat je _niet_ voorstaat om duidelijk te maken wat je bedoelt, maar daarmee maak je tegelijk een karikatuur van datzelfde model. Ah, nuance is een groot goed … 🙂
karikatuur maken om de waarheid te achterhalen
Zoals je weet is het uitermate nuttig om extreme situaties te bekijken, als je waarheid van een bewering wilt onderzoeken. Standaardprocedure in de wiskunde natuurlijk.
En alhoewel de wiskunde wereld vele malen eenvoudiger is dan de werkelijke wereld, kan het bekijken van extremen ook in de echte wereld zaken duidelijk maken. Doel is dan alleen om de waarheid te achterhalen.
In de karikatuurvoorbeelden die je noemt, gaat het niet om de waarheid achterhalen, maar om de discussie te winnen. Dát maakt een enorme verschil in de waardering die je voor de techniek kunt hebben. Als beide deelnemers aan de discussie vanuit waarheidsvinding tewerk gaan, en beiden ook weten wat het nut is van het zoeken naar extremen, dan kan het heel veel duidelijkheid scheppen.
Dat die duidelijkheid sommigen niet goed uit kan komen is een tweede.
Toch geen stroman, kennelijk
Hinkes reactie maakt duidelijk dat Simons niet zomaar een karikatuur maakte van andermans standpunt. Kennelijk vindt Hinke, en wellicht anderen met haar, dat leerlingen moeten weten waar Hoogezand-Sappemeer ligt. Als hier dan geen sprake is van een (gemakkelijk te weerleggen) karikatuur, is er ook geen sprake van een stroman.
Ik ben het niet met Hinke eens, en denk wel degelijk dat Simons uitgerekend Hoogezand-Sappemeer noemde omdat (hij meent dat) dit qua noodzakelijke topografische kennis voor veel mensen een brug te ver is. Je kunt ‘Hoogezand-Sappemeer’ ook als een hyperbool zien, een acceptabele overdrijving. Mensen communiceren ook in hyperbolen, niet met kwade bedoelingen, maar om snel duidelijk te zijn en aldus effect te sorteren. Ik denk zelfs dat we dit de hele dag door doen (daar heb je er weer een: ‘de hele dag’).
Volgens mij staat ‘Hoogezand-Sappemeer’ bij Simons voor die zaken (plaatsnamen of anderszins) waarvan jij of ik vinden dat leerlingen die niet hoeven te kennen, maar die ze wel moeten kunnen opzoeken. Ook al verschillen jij en ik wellicht over het criterium om noodzakelijke van niet-noodzakelijke parate kennis te scheiden. Overeenstemming over dat criterium is in het onderwijs uiteindelijk wel nodig.
Verschil van interpretatie
Inderdaad is hier een verschil van interpretatie van Simons’ woorden. En mijn interpretatie is gevoed door mijn slechte ervaringen met het kunnen vinden van informatie door studenten. Je kunt er zeker over twisten of men *letterlijk* moet weten waar Hoogezand-Sappemeer ligt, maar het aanleren van bepaalde rijtjes (van tafels tot geografische gegevens) is m.i. zinvol voor de basiskennis.
En verder gedacht: als leerlingen H-S maar moeten opzoeken, wat moeten ze dan nog meer opzoeken in plaats van dat het ze grondig voorgedaan en geleerd wordt? Hoe je een vierkantsvergelijking oplost? Hoe je een annuïteitenberekening maakt? Hoe je MIG dan wel TIG moet lassen?
Overeenkomst in interpretatie
Verschilt jouw interpretatie wel van de mijne? We zijn het eens dat leerlingen bepaalde kennis paraat moeten hebben, waaronder ook rijtjes. We denken allebei dat leerlingen uit zichzelf niet zomaar efficiënt en effectief informatie kunnen zoeken. Dat moeten we ze dus leren, opdat niet-parate kennis toch beschikbaar wordt. Deze twee doelen hoeven elkaar niet te bijten.
Ik pleit zeker niet voor ‘het ze (zo)maar laten opzoeken’. Simons denk ik ook niet, gezien zijn achtergrond als leerpsycholoog met interesse voor strategie-onderwijs. Goed zoeken moet geleerd worden, zowel het waar als het hoe. En niet te vergeten: het waartoe. Zoeken op het web levert wel een praktisch verschil op met zoeken in een papieren bibliotheek, maar er zijn essentiële overeenkomsten (bijv. zoekvraag beperken, bronnen op kwaliteit selecteren, zoekstrategie bepalen, gevonden informatie selecteren, wegen en verwerken). Daar valt veel aan te leren en te onderwijzen. ‘Zoek maar op waar Hoogezand-Sappemeer ligt en hoe je er komt’ is geen vrijbrief om de plaatsnaam plompverloren in Google in te typen en een print van de eerste treffer als antwoord in te leveren met je naam erop.
Verder noem je een aantal belangrijke vakvaardigheden die leerlingen moeten beheersen. Zelf kunnen doen dus. Het lijkt me veel efficiënter als leerlingen dat voorgedaan krijgen en zelf oefenen dan dat ze ‘het moeten opzoeken’. Ook daarover dus geen meningsverschil. ‘Vaardigheden opzoeken’ lijkt me sowieso problematisch.
Maar niet alles in het leven kun je voorgedaan krijgen. Er zijn vaardigheden (of kunstjes, algoritmen, heuristieken etc.) die mensen zelf uitvinden en/of leren toepassen. Geen leraar deed mij ooit voor hoe ik het voltooid deelwoord van e-mailen moet maken, of van deleten; evenmin hoe ik een opstel moest schrijven. Ook leerde ik zelf een vis te ontschubben, een hotelschakelaar aan te sluiten en een gebroken fietsas te vervangen. Kwestie van uitvinden of opzoeken.
Mooi, he. We zijn het eens.
Mooi, he. We zijn het eens.
Grapje zeker Couzijn
Je hoort gewoon de topografie van je eigen land in grote lijnen te kennen. Je moet direct weten dat Hoogezand in Groningen ligt. Je mag van mij opzoeken of het oostelijk of noordelijk van de stad Groningen ligt. Op het moment dat je plaatsnamen niet kunt ‘plaatsen’ is de wereld wat minder van jou.
Den Helder ligt NIET vlakbij Winterswijk en je kunt niet op één middag iemand in Dwingeloo en in Zevenaar bezoeken.
Paar jaar geleden: mijn dochter had een vergadering in Enschede. In de week erna komt ze erachter dat Hengelo erg dichtbij Enschede ligt. Al tijden had ze beloofd een kampvriendinnetje in Hengelo eens te bezoeken. ‘Zonde! Had ik maar geweten dat ik er na de vergadering zó langs had kunnen gaan’.
Hengelo
*Gelderland of Overijssel* ?
Hengelo
Hengelo(O)
Neerlandocentrisme
Ik denk dat iemand uit Venlo er weinig baat bij heeft te weten waar Hoogezand en Sappemeer liggen. Hij heeft er veel meer aan te weten dat bij hem in de buurt Duisburg ligt met zijn Philharmoniker en Opernhaus en Düsseldorf met zijn grote luchthaven. Essen heeft een prachtig theater ontworpen door Aalto. In Hoogezand heb je, als ik mij goed herinner, alleen maar strokartonfabrieken. Die zijn beslist minder interessant en ze liggen wel héél ver weg. Ik ken ook niemand ten noorden of ten oosten van Utrecht. Geografische kennis moet wel zinvol zijn.
Seger Weehuizen
Van Dwingeloo naar De Zilk
Nee hoor Hinke, geen grapje. Natuurlijk ‘hoor je gewoon de topografie van je land in grote lijnen te kennen’, maar kennelijk verschillen we van mening over hoe groot die lijnen moeten zijn. Jij wilt Dwingeloo erbij, ik niet. Op jouw beurt vind jij wellicht niet dat leerlingen moeten weten waar De Zilk ligt.
Simons wil m.i. niet de discussie voeren over waar precies het criterium ligt, maar hij benadrukt dat leerlingen naast parate kennis m.b.t. zaken die binnen het criterium vallen, ook zoekstrategieën moeten leren m.b.t. zaken die (voor jou of voor mij) erbuiten vallen. Zodat ze dus kunnen opzoeken waar De Zilk ligt, en hoe je daar desgewenst naar toe reist. Dat vind ik een honorabel standpunt, geen drogreden.
Dat standpunt laat onverlet dat leerlingen veel parate kennis moeten hebben, en verdraagt zich ook met de opvatting dat leerlingen momenteel te weinig parate kennis opdoen.
aardrijkskundig googelen moet geleerd worden.
Ik dacht dat het opzoeken van “De Zilt” met Google een fluitje van een cent zou zijn. “map “de Zilt”” bracht mij in Amsterdam bij de Amstel. “plattegrond “De Zilt” leverde mij een moeie plattegrond in de gemeente Noordwijkerhout op maar m.b.v. “map “noordwijkerkhout”” en “Michelin” kon ik “de Zilt” niet vinden. Nader onderzoek leerde dat “de Rijnlandse Plaategronden” het niet nodig vindt om de conventie na te leven dat het noorden zich aan de bovenkant van de bladzijde bevindt.
Experimenteel heb ik kunnen vaststellen dat het lokaliseren van m.b.v. google echt oefening vereist dus dat het leren vinden van een topografisch punt een nuttig lesonderdeel van het Aardrijkskundeonderwijs is. Of ben ik een google-analfabeet? Seger Weehuizen
-t +k
“de Zilk” levert een beter resultaat Seger.
Ondanks je solide opleidingen en kennis, ben je toch niet erg goed in overschrijven.
Ik zou bijna durven concluderen dat zelfs dat oude leren minder op reproductie gericht was dan men nu wel eens zegt.
Rijtjes
Ik ben nog steeds tevreden dat ik het rijtje Hoogezand etcetera ken en ik weet ook nog waarom we dat moesten leren: er was industrie, namelijk productie van strokarton. Je had ook nog zo’n rijtje in Noord-Brabant waar leerverwerking was (schoenen); ben ik even kwijt, maar komt vast op een onverwacht moment weer naar boven. Dat er nu andere rijtjes (zouden moeten) zijn, is logisch.
Onzinnige rijtjes
Al deze ontwikkelingen betekenden het einde van een tijdperk. In rap tempo sloten de fabrieken hun deuren. Aan het einde van de jaren ’60 waren de meeste verdwenen. Lees verder…
Huizinga laat ons op voortreffelijke wijze zien hoe nog maar zestig jaar geleden strokarton werd gefabriceerd. Een fantastisch stukje huisvlijt , waarin hij zich tot in details heeft uitgeleefd en zijn grote liefde en vakkennis toont van de kartonfabricage. Het resultaat is een pronkstuk voor ons museum dat in 1985 op het nippertje door ons dankzij de kartonindustrie kon worden aangeschaft. Lees verder…
Je had ook nog zo’n rijtje in Noord-Brabant waar leerverwerking was (schoenen): *Langstraat*
Maak zelf je *rijtjes*
Ik heb jarenlang onbevoegd
Ik heb jarenlang onbevoegd Aardrijkskunde gegeven en van mij moesten ze in 4 VMBO meer dan 100 aardrijkskundige namen kennen (plaatsen, wateren, streken etc). Ze moesten van mij namelijk een basis van elementaire kennis hebben om het nieuws e.d.. te volgen. Bovendien sta je voorgek, zei ik, als je straks bij een baas komt met een diploma met AK in het pakket en je hebt geen idee waar bekende plaatsen liggen. Daarnaast moesten ze de atlas uitstekend kunnen hanteren, want als wetenschappelijk informatie specialist vind ik goed kunnen op zoeken belangrijk.
Vanuit de historische geografie zijn H-S en de Langstraat belangrijk om te weten, met daarbij hun vroeger economisch-geografisch belang. Ze moeten dus weten dat niet altijd alle schoenen uit China kwamen en waarom een bepaalde streek van Nederland zich daar vroeger op toe legde.
Naast dit alles deden ze bij mij gewoon ook het verplichte examenprogramma met uitstekende resultaten.
Er is dus wel degelijk ruimte voor een solide basis.
Re: Parate kennis plus parate zoekstrategieën
Nu we toch bezig zijn…
Volgens mij leerde je vroeger hoe je een kaart moet lezen (wat Simons wil dat ze kunnen).
Simons heeft een goed punt dat nergens vastligt wat leerlingen nu moeten weten en kunnen. Simons vergeet echter te vermelden dat dit vroeger (althans voor het VO) duidelijker was en dat de ‘globalisering van eindtermen’ uitermate goed van pas kwam bij de invoerening van zijn ‘Het Nieuwe Leren’.
eu phasi
Het woord “globaliseren” kan nog tot een heleboel verwarring leiden. “global” is in het engels naast spherical: “pertaining to or covering the whole world” alsmede “all-embracing; comprehensive”. Dat is iets anders dan het Nederlandse euphemisme voor “vaag”. Volgens van Dale betekent globaal: “niet tot in bijzonderheden nauwkeurig berekend”. Vroeger dacht ik dat een “masterplan” een “magistraal plan” moest voorstellen maar het gaat daarbij alleen om een raamplan dat verder ingevuld moet worden. In het Vlaams betekent globaliseren “tot een geheel maken”. We hebben in het Nederlands onder invloed van het Engels al een volledige omkering van de woordbetekenis van “informeren naar” tot “informeren dat” meegemaakt. Maar fantasten die willen hervormen zijn meesters in het scheppen van mooie woorden voor onduidelijkheden. Seger Weehuizen
Praktijkonderwijs
Het Praktijkonderwijs van De Goudse Waarden (voorheen De Goudse Praktijkschool) is de jongste loot aan de stam van deze scholengemeenschap. De afdeling kwam – bij de fusie – reeds met een negatief oordeel van de Inspectie De Goudse Waarden binnen. Mede dankzij de invoering van het ‘natuurlijk leren’ in deze afdeling (in navolging van enkele afdelingen in het VMBO) zal het etiket ‘slecht presterende afdeling’ snel worden afgelegd.
In tegenstelling tot wat ‘jeronimoon’ (fijn die openheid van deze scribent!) suggereert scoren ALLE VMBO-afdelingen, die – al enige jaren – volgens het nieuwe onderwijskundige concept werken, bij de examens (kennis en vaardigheden) even goed als voorheen en hier en daar zelfs beter. Bovendien krijgen deze leerlingen het extra pakket aan ‘competentie-ontwikkeling’mee! Wat een schitterende voorbereiding op vervolgonderwijs en plaats in de maatschappij.
Laten we in de dialoog vooral open en eerlijk zijn. Is deze stoot onder gordel exemplarisch voor BON-genoten?
Stoot onder de gordel?
Beste Klaas,
je weerspreekt het feit dat Jeronimoon noemt (VMBO Gouda staat in de top tien van de inspectie bij de tien slechtste scholen van Nederland) niet. Hoe kan dit dan een stoot onder de gordel zijn? ‘Even goed en hier en daar zelfs beter dan voorheen’ is niet erg moeilijk als voorheen ‘in de top tien van de slechtste scholen van Nederland’ is: gebeurt zelfs vanzelf, dat heet ‘regressie naar het gemiddelde’.
P.S. Als je meer bijdragen van Jeronimoon op de BONsite gelezen had, dan had je geweten waarom hij een pseudoniem gebruikt.
Beste Mark,
Het VMBO van
Beste Mark,
Het VMBO van mijn school is veel breder dan alleen het Praktijkonderwijs. Alleen die laatste afdeling staat onder verscherpt toezicht. De opmerking van jeronimoon is dus een pertinente onwaarheid. Het PrO beslaat 7,5 % van de totale VMBO-populatie. Het ‘feit’ van jeronimoon is dus voor 7,5 % waar en voor 92,5 % niet waar. Dat ervaar ik als een stoot onder de gordel. Maar het kan ook goed zijn dat jeronimoon het allemaal niet zo goed heeft begrepen. Dan neem ik hem dat niet kwalijk. Wat ik hem dan wel kwalijk neem is dat hij zo’n ongenuanceerde uitspraak doet, zonder zich goed te verdiepen in de materie.
Klaas
Bedankt voor je weerwoorden!
Kijk zelf
www.owinsp.nl/watdoenwij/zzsvo
Duh!…..
Ik zie mijn oude middelbare school, het Kennemer Lyceum, ook prominent op die lijst staan, bah. Toen ik daar in 1975 examen deed was het nog een prima school, ondanks de net losgelaten mammoet in de onderwijs-porselijnkast.
Benieuwd naar ‘natuurlijk leren’ in het praktijkonderwijs?
Dag Klaas, welkom op dit forum. Ik wil je vragen wat de praktische meerwaarde is van ‘het extra pakket aan competentie-ontwikkeling’. Zou je daar een heel open en eerlijk antwoord op willen geven?
Ook ben ik benieuwd naar de concrete invulling van dat ‘natuurlijk leren’ in jullie praktijkonderwijs. Waarom werkt dat, volgens jou? Graag je uitleg in een taal die we allemaal begrijpen, dus met zo min mogelijk onderwijskundelingo.
En is het niet een beetje vroeg voor zoveel optimisme over de praktijkopleiding? Anderhalf jaar geleden kwam er nog een Inspectierapport uit dat er min of meer de vloer aanveegde. Onderwijstijd, het lesgeven, de leerlingbegeleiding: alledrie onvoldoende. Kwaliteitszorg: onvoldoende. Opbrengsten: niet te bepalen. Alleen de wijze van toetsing, het leerstofaanbod en het schoolklimaat kregen een voldoende.
Kortom, er viel kort geleden – heel open en eerlijk – nogal wat te verbeteren aan deze opleiding. Kun je ons vertellen hoe het wondermiddel ‘natuurlijk leren’ opeens heeft gezorgd voor voldoende onderwijstijd, om maar eens iets te noemen?
Ook gelijk
Volgens directeur Klaas Clements van het vmbo in Gouda is er geen weg meer terug. „Met een meester voor de klas die zegt wat leerlingen moeten doen, redden wij het niet. Die motivatie en concentratie hebben onze kinderen niet. Voor het vmbo is het ‘nieuwe leren’ een zegen.”
Volgens mij kan Klaas Clements óók gelijk hebben, maar dat geldt dan voor zíjn vmbo.
Natuurlijk zijn er niveau’s waar een leraar vóór de klas ook niet veel uit kan richten. Ik ken zulke leerlingen ook. Van dié leerlingen mag je niet al te veel verwachten, als ze maar zonder al te veel kleerscheuren een eindstreep halen. Je mag alleen niet hopen dat dat later jouw loodgieter wordt.
Dit is niét cynisch bedoeld.
Maar van de uitzondering moeten we ook géén regel maken.
BON maakt zich sterk voor haar standpunten, voor goed onderwijs in het algemeen en voor de toekomst van dit land, omdat we weten wat we te verliezen hebben.
Laten er gerust op de markt ook scholen van het ‘nieuwe leren’ zijn, maar dan náást de scholen met stevig klassikaal onderwijs.
Laten de ouders dan maar keizen.