Vandaag schrijven 3 bestuursleden van BON in het Eindhovens Dagblad, dat succesvolle bijscholing en hoger salaris, mits goed uitgewerkt, ’n goede bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren/herstellen van het onderwijsdrama van de laatste decennia. Maar ook, dat onderwijservaring, groepsgrootte en sociale samenstelling van de groep, op afstand minder relevant zijn (Brits onderzoek. Smithers & Robinson, 2005). Als aanvulling op dit artikel, wil ik er graag op wijzen, dat m.i. e.e.a. ongetwijfeld geldt voor HAVO/VWO-scholen, maar dat er veel andere onderwijsgebieden zijn, waar behalve ’n injectie van (salaris)geld en bijscholing, er meer moet gebeuren.
Zo is er de toenemende segregatie binnen veel scholen en de taalachterstand, waarmee steeds meer kleuters binnenstromen. Het negatieve effect van WSNS op de reguliere situatie verdient ook aandacht.
Naast deze belangrijke eerste positieve stap vooruit, moeten er nog meer stappen gezet worden.
[Hetzelfde artikel is vandaag ook te lezen in Trouw. Lees de tekst hier :: Ralph]
Resultaatmeting blijft nodig
Terecht (vanzelfsprekend!) wijst het BON-bestuur er op dat geleerde leraren in sterke mate de resultaten van het onderwijs vergroten. Maar het gaat dan wel om “gemiddeld” vergroten. We moeten niet terug naar een systeem waarin leraren alleen maar naar hun opleiding betaald worden. Als van een onderbevoegde leraar de leerlingen op het centraal schriftelijk eindexamen beter scoren dan die van zijn zeergeleerde collega voor hetzelfde vak is het waarschijnlijk onrechtvaardig dat de eerste minder verdient dan de laatste. Er moet dus ook een betrouwbaar en rechtvaardig systeem ontwikkeld worden om de kwaliteit van het door de individuele leraren geleverde werk te meten. Beoordeling van leraren door leerlingen is gevaarlijk voor het meten van de kwaliteit van de lessen want niet alle leerlingen zijn prestatiegericht. Beoordeling door de directie zou tot ongeoorloofde aantasting van de professionaliteit van de leraar en ander machtsmisbruik kunnen leiden. Externe meting van de door de docent aan zijn leerling overgedragen kennis en inzicht lijk mij de belangrijkste indicator voor kwaliteitswerk. Maar een school moet meer zijn dan een trainingsinstituut voor het eindexamen dus er moet naar nog meer betrouwbare indicatoren gezocht worden.
Beoordeling docenten: houd het simpel
Seger schrijft:
“Er moet dus ook een betrouwbaar en rechtvaardig systeem ontwikkeld worden om de kwaliteit van het door de individuele leraren geleverde werk te meten.”
We hebben het er wel eens eerder over gehad, maar zo’n systeem is in de praktijk onontwikkelbaar, althans, het zou al snel uitmonden in een bureaucratisch gedrocht waar docenten, ook de beste docenten, zich niet beter bij gaan voelen en waar het onderwijs ook niet beter van wordt.
Streven naar rechtvaardigheid is op zich natuurlijk goed, maar beter lijkt het me om af en toe gewoon enige onrechtvaardigheid te accepteren, omdat het willen oplossen van dit onrechtvaardigheidsprobleem alleen maar voor meer ellende zorgt. Rechtvaardigheid is niet de enige waarde die er toe doet.
Houd het dus simpel, ook dát is immers waardevol, en kijk dus vooral naar opleidingsniveau en aantal jaren werk-/onderwijservaring. Zorg daarbij dat mensen die, ook na aansporing en ondersteuning, structureel blijven wanpresteren, op zoek moeten naar een andere werkgever.
Onderzoek?
Ik wil even ingaan op de opmerking dat onderzoek steeds weer oplevert dat de groepsgrootte alleen van “secundair” belang is. Ik ben er van overtuigd dat de leraren veel eerder slijten als ze voor onoverzichtelijke groepen staan. Dat moet repercussies hebben voor de kwaliteit van hun lessen.
Ik vertrouw die onderzoeken niet.
H. Philippens ex-vakdidacticus aan UVA, Erasmus en VU. Nu docent Emmauscollege Rotterdam, bestuurslid SKK van twee scholen havo/vwo
onderzoek!
Beste Philippens,
Als de steekproef maar groot genoeg is, is er geen reden om een onderzoek bij voorbaat te wantrouwen. Voor alle duidelijkheid, het onderzoek ontkent niet wat u schrijft. Het stelt alleen vast dat als succesindicator voor leerlingen het opleidingsniveau van de docent zwaarder blijkt te wegen dan de parameter groepsgrootte. Belangrijkste indicator is overigens nog steeds, gelukkig, de aanleg van leerlingen (te meten met objectieve examens: blijkt ook uit dit onderzoek). Het hele onderzoek kunt u hier lezen. Maak een goede fles open, want het is nogal lijvig en stevig. Maar misschien is dat wel een kenmerk van degelijke rapporten over complexe onderwerpen.
Ralph Hanzen
Lijvig rapport
Beste Ralph,
Ik wil het onderzoek graag gemaild hebben (h.philippens@planet.nl).
Het onderzoek zal het niet ontkennen, maar het zal wel gemakkelijk verkeerd begrepen worden. De conclusie dat de groepsgrootte er niet toe doet wordt maar al te graag door mensen die daar baat bij hebben, getrokken. Ik heb het althans in verschillende kringen zo gehoord.
De werkdruk voor de leraar die het gevolg is van grote groepen, zal zich pas na enkele jaren doen voelen. Als een leraar dan minder presteert dan hij onder betere omstandigheden zou hebben gedaan, kan dat niet in onderzoek gevangen worden. Althans ik zou niet weten hoe ik daar een vinger achter zou moeten krijgen.
H. Philippens
hier:
www.beteronderwijsnederland.nl/files/active/0/UnivBuckinghamPhysicsTeachers05.pdf
Een simpel onderzoek
Naar de zwaarte van het leraarsberoep: vergelijk het aantal genoten pensioenjaren (ABP) van vroeger en nu. Ik heb uit de wandelgangen vernomen dat het voor onderwijzend personeel lager ligt dan voor andere ambtenaren.
Beste Philippens.
Dat leraren eerder slijten als ze voor “onoverzichtelijke” groepen staan, is ook binnen het basisonderwijs een gegeven. Helaas zijn die repercussies m.b.t. ’t funcioneren van de leerkracht niet te meten. Hooguit als het te laat is. Aannemend, dat e.e.a. geldt voor ’t hogere onderwijs en voor ’t basisonderwijs, geldt het ook voor alles ertussen.
Reden temeer, om groepsgrootte hoog op de agenda te zetten, naast voldoende taalvaardigheid van instromende kleuters en op tijd kinderen, indien nodig, naar ’t speciaal onderwijs te verwijzen. Klinkt misschien ouwbollig, maar beter onderwijs begint bij peuters, kleuters en basisschool.
Waarom is het leraarschap niet aantrekkelijk?
Kort gezegd:
– onopgevoede leerlingen
– te veel lesuren, te grote klassen (in ook nog eens te kleine lokalen)
– te veel oneigenlijke taken (pauzes bewaken, schoonmaken en nog veel andere onbetaalde klussen)
– te veel stuurlui die aan de wal staan en steeds weer nieuw willen in plaats van beter
– slechte arbeidsomstandigheden (bureaus, kasten, computers, lesmateriaal)
– oninteressante salarissen (een MTS-er verdient in het bedrijfsleven meer dan een HBO-opgeleid docent)
Het beroep is hierdoor heel erg zwaar. Als beginner is een fulltime baan onmogelijk, helaas is als oudere een fulltime baan ook vrijwel onmogelijk. (Tussendoor krijgen mensen kinderen en kunnen dus ook al niet fulltime werken) Fulltimers komen in het onderwijs dan ook zelden voor.
Door al deze factoren heeft het beroep veel aan belangstelling en status verloren!
Resultaatmeting
Niemand twijfelt aan het belang van eindexamenresultaten als parameter voor resultaatmeting.
Toch vind ik het belangrijk om ook over het eindexamen heen te kijken.
Ik zit met de vraag “is examendressuur het overheersende doel van een opleiding?”
Noodzakelijke maar niet voldoende voorwaarde
Ik denk dat het een noodzakelijk doel is. Misschien zelfs het noodzakelijkste (als je verschillende noodzakelijke doelen kunt vergelijken).
Natuurlijk vind ik in werkelijkheid dat het menselijk geluk het alleroverheersende doel dan alles moet zijn. Wat heb ik aan een HAVO diploma als iets anders mij meer geluk brengt? Maar de nadelen van deze formuleringen/gedachten hebben ons de laatste decennia gebracht waar we nu zijn.
Verder is er de toetsbaarheid: die is bij menselijk geluk lastig te realiseren, vooral ook omdat het over menselijk geluk in de toekomst van de betreffende leerling gaat.
Dan kom je toch tot weinig anders dan het aloude: haal je diploma. Dat is helder, heeft betrekking op het nu, lijkt min of meer objectief te beoordelen en is in ieder geval een belangrijke noodzakelijke voorwaarden.
Examendressuur
Bedoelt hendrikush niet iets anders? Niet zozeer het doel van het leven, maar het doel van een opleiding, en of het eenzijdig focussen op dat halen van dat examen wel zo’n gezonde zaak is?
Eén van de (vele) redenen dat ik (nog) niet in de bovenbouw wil werken, is dat ik het gevoel zou hebben dat er zo weinig lucht in het programma zit. Zelfs voor het je richten op dat eindexamen heb je eigenlijk al te weinig uren, laat staan dat je er wat zinnigs naast kunt doen. Bovendien zijn de eindexamens, afhankelijk van het vak, qua vorm en inhoud niet altijd even verheffend, en de voorbereiding daarop dus ook niet. En dat is toch wel een soort armoede.
ik denk dat we het wel eens zijn
Natuurlijk heeft een leerling meer nodig dan dat diploma. En inderdaad, ik val wel in een uiterste want het doel van een opleiding is dichterbij dan dat menselijk geluk.
En ik wil ook graag meer dan toewerken naar een examen. Een examen is een middel en geen doel.
Waar ik alleen voor waak is dat dergelijke belangrijke discussies straks in officieel papier worden omgezet en dan is de beer los, zoals we allemaal hebben kunnen meemaken met de competenties. Die competenties zijn namelijk precies die overstijgende opleidingsdoelen waar het “werkelijk” om gaat. Het op schrift stellen van die dingen is een ramp gebleken.
De taal is redelijk afdoende om te omschrijven wat een vierkant precies is, of het verschil tussen (ik noem maar een zijstraat) moord en doodslag, maar taal heeft zijn beperkingen. Laten we bij het beschrijven van opleidingseisen daar rekening mee houden en die omschrijvingen vooral concreet en controleerbaar houden (al willen we wellicht in werkelijkheid iets meer overstijgends aanleren).
Tenslotte: ik erken ook het gevaar dat het management of de politiek of wie dan ook op de loop gaat met deze concrete doelstellingen en elke activiteit die niet aantoonbaar en direct tot realisatie van die doelen leidt afkapt danwel verbiedt. Op die manier kan het vast goedkoper en heb je meer controle over je docenten. Dat laatste lijkt de telkens terugkerende drijfveer te zijn van bestuurders. Wij moeten ervoor zorgen dat dat niet gebeurt. En de manier om dat te doen is niet om de doelen algemener te omschrijven, maar om vast te stellen dat de docent zelf bepaalt welke meer overstijgende doelen hij zichzelf en de leerlingen stelt.
Het antwoord is dus tweeledig: omschrijf de leerdoelen concreet en controleerbaar en geef de docent de ruimte, waarbij je hem eventueel kunt aanspreken op onvoldoende resultaten bij de leerdoelen, maar niet op die abstractere doelen.
Leraar en terug in de schoolbank.
De bedoeling van mijn bijdrage, was om verder te kijken, dan naar salarisverhoging en betere opleiding alleen. Broodnodig, maar grote delen van het onderwijs hebben meer nodig. Het Britse artikel van Smithers en Robinson (2005), gaat uitsluitend over leraren natuurkunde op pakweg VWO niveau. Hoe beter de leraar, hoe beter de leerling. En hoe beter onze pensioen voorzieningen.
Daarom kom ik onder ’t einde van deze discussie staart, toch nog even terug op mijn oorspronkelijke vraag. Is het niet heel belangrijk, om naast salaris en uiteraard voldoende opleiding, ook dringend te kijken naar ’n aantal andere problemen binnen het onderwijs? (zie boven)
voorstellen
Beste Leo,
Jouw opmerking is natuurlijk een beetje een open deur. Natuurlijk kan en moet er naar meer gekeken worden. Begin wel met belangrijke zaken. Verder wil ik je vragen jouw “aantal andere problemen” concreet te maken en met mogelijke oplossingen te komen. Weg met WSNS: daar is hier bijna iedereen het wel mee eens. Maar het blijft een kreet. Constructieve plannen dus graag.
Beste Ralph,
treed binnen.
De doorgeslagen mondigheid van al heel jonge kinderen, in feite meestal ’n falen binnen de opvoeding, terugdringen. Daar dit gedrag pas in groep 0 (of 1) als zodanig opvalt, kan het vrees ik, pas daar aangepakt worden. Kleine groepen dus en hele korte lijnen naar deskundigen, die de leerkracht adviseren. Verwijzingen naar speciaal onderwijs, indien nodig, niet 1 of 2 jaar laten duren.
Gebrek aan taalvaardigheid oplossen voordat groep 3 start. Niet door goed bedoelende moeders met prentenboeken, maar betaalde deskundigen. Inclusief gemeten resultaten. Cognitieve achterstanden in kleine groepen 3, 4 en 5 niet alleen aan ’n leerkracht overlaten. Deze heeft de handen al vol aan de gewone groep. Ook hier korte lijnen naar speciaal onderwijs en die deskundigheid. WSNS en rugzakjes, ’t aanstaande failliet van het basisonderwijs, met ’t scalpel van ’n chirurg vakkundig wegsnijden uit ’t reguliere onderwijs.
’n Basisschoolgroep zonder grote gedragsproblemen, zonder kinderen die er (op cognitief gebied) niet thuishoren, met ’n enkel handelingsplannetje (dat natuurlijk wel), is ’n oase van rust, veiligheid, lesgeven en ook gewoon leuk. Nieuwe onderwijzers zullen staan te trappelen en duobanen zullen verminderen in aantal. Als bijkomend voordeel, worden er na groep 8, kinderen met ’t juiste instap niveau afgeleverd bij het VO. Daar mijn 2000 karakters dadelijk op zijn, houd ik het voorlopig bij dit, wat wat ik open deur noch kreet vind.
Weg met WSNS, om ergens tenminste te beginnen.
Beetje meer salaris is meegenomen.
Leerzaam
Leo ga eens kijken op de site van de onderwijsraad. Je kunt daar al hun adviezen sinds 1995 lezen.
De problemen die het onderwijs nu ondervindt worden daar al heel vroeg aangekaart. Maar de politiek reageert er niet op; ze komt met het ene lapmiddel na het andere. Het moet kennelijk eerst nog verder uit de hand lopen; het deltaplan kwam er ook pas na de de watersnoodramp. Zorg er tot zolang voor dat je het hoofd boven water houdt.
Beste hendrikush.
Misschien zit er ergens in Goes, nog ’n stokoude dijkgraaf, vijfhoog en kijkt naar wat er zoal op deze wereld voorbij reilt en zeilt. Hij stond ooit, zestig jaar geleden, beleefd en met de hoed in de hand voor de deftige tafel en vertelde dat het niet goed ging met de dijken. Vele jaren nadat in ’53 zijn zoon verdronk, kreeg hij bij z’n pensioen ’n horloge. Nooit gedragen.
Dankzij internet, BON en BAPO, blijf ik ’n eigenwijs vingertje in ’n gaatje in de dijk steken. Of gat. Of gigantische doorbraak.
Het wordt tijd om minder beleefd te zijn. Lapmiddelen, inderdaad.
Vanmorgen blijkt ’n jongen van 11, z’n Ritalin niet ingenomen te hebben. Aardige impact binnen de groep. Zacht gezegd. En waarom? De ouder(s) laten die keuze aan hem over. Eigen verantwoordelijkheid. Hij wilde wel eens zien hoe het dan zou gaan. Zonder.
Het gebeurt voor je neus. Maar wie kijkt naar z’n juf. Maandag moet ze weer. Wie ziet de andere kinderen, die zich doodsbenauwd ergens even verschuilen.
Wat rest, is inderdaad wachten tot het verder uit de hand loopt.
Flatje 5 hoog hoeft niet.
WSNS weg en wat meer salaris mag wel.
Beste Leo
Je beschrijft een geval dat het werk voor een onderwijzer en de overige leerlingen onmogelijk maakt.
Ik neem aan dat er op school procedures/protocollen bestaan die vertellen hoe je daar mee om moet gaan. Hoe ga je om met dat Ritalin jongetje? Neemt de school meteen kontakt op met de ouders om dit te bespreken? Wordt bij herhaling een andere instantie b.v. gezinshulp, huisarts, … ingeschakeld?
Is het misschien een idee om een busje met deze kinderen een dag lang bij Sharon door de deur te schuiven voor crisisopvang?
Beste hendrikush.
Situaties als deze, spelen zich in allerlei verschillende vormen af op steeds meer basisscholen. Misschien niet meteen zo heftig, maar op de pakweg 20 basischolen waar ik vervang/ inval, kom ik praktisch alleen nog maar groepen tegen, waar enkele of soms meerdere kinderen met gedragsproblemen 50% van de energie van juf of enkele meester opslokken. Los van de taal- en cognitieve achterstand van andere kinderen. Door WSNS, ’n bezuiniging, etteren er ongezien steeds meer gezwellen in voorheen gezonde klassen. En gaan juffen in duobanen werken. Pabo studenten, die hiermee kennismaken, vergaat de zin steeds meer.
Directies hebben het druk. Vergaderen met het bestuur. Over?
Misschien kan de moeder van ’t Ritalin jongetje overtuigd worden van het belang van slikken? Waarschijnlijk niet. Wat haar betreft is het een probleem voor de school.
Dijksma, Plasterk en menig BON lid, zouden het artikel van Ronald Lamping in het NRC van 23/10/06 eens moeten lezen. “Rugzakkind” is ramp in de klas. Wat hij op een A viertje heeft opgeschreven toen, maak ik dagelijks mee.