Laat pabostudenten langer studeren

Uit De Volkskrant van 23 Augustus 2007.


Ach en wee alom, vlak voor de zomer: een kwart van de pabostudenten moet vroegtijdig van school omdat ze de rekentoets niet hebben gehaald (Binnenland, 21juni). En daar bleef het niet bij. Pabostudenten bleken de Nederlandse taal niet te beheersen en onvoldoende kennis van zaakvakken (geschiedenis, aardrijkskunde, economie etc.) te hebben. Basisscholen, waar die pabostudenten terechtkomen, deugen al evenmin: het niveau van het taal- reken-, lees- en zaakvakonderwijs is onder de maat. Vervolgens bleek dat mensen in het onderwijs gemiddeld 9procent minder verdienen dan andere werknemers met een vergelijkbaar opleidingsniveau.

Dan is het niet vreemd dat de pabo’s uit de gratie zijn bij studenten (Voorpagina, 10augustus). Want wie kiest er nu voor een opleiding voor een sector die alleen maar kritiek krijgt, waar je te weinig verdient en nauwelijks carrièremogelijkheden hebt?

Enkele decennia geleden konden aspirant-onderwijzers na de mulo naar de ‘eerste leerkring’ van de kweekschool. Gedurende twee jaar was er een lesprogramma om het niveau van de aankomende leerkracht op hbs-niveau te brengen. Daarna kon je naar de tweede leerkring, de ‘echte’ beroepsopleiding, die drie jaar duurde en waarin veel aandacht was voor vakken als kunstgeschiedenis, literatuur en muziek. De kweekschool duurde zo vijf jaar. Wie van de hbs of het gymnasium kwam, kon meteen in de tweede leerkring instromen.

Met de komst van de pedagogische academie werden kwekelingen studenten. Deze academie leidde op voor de lagere school (de huidige groepen 3 t/m 8). De KLOS (Opleidingsschool voor kleuterleidsters) leidde op tot kleuterleidster (voor de tegenwoordige groepen 1 en 2). Deze twee gespecialiseerde opleidingen zijn op de pabo samengevoegd.

Tegenwoordig kan een pabostudent kiezen of hij/zij zich specialiseert in lesgeven aan de onderbouw (meestal groep 1 t/m 5), of aan de bovenbouw (groep 6 t/m 8). Het ‘veld’ en veel studenten verwelkomen die specialisatie. Maar de studenten krijgen wel een algemeen pabo-diploma, en degenen die hebben gekozen voor bovenbouw, zijn minder bekwaam voor de onderbouw, en andersom.

Aan de kwaliteit van de studenten zelf is weinig veranderd. Toen ik zelf op de academie zat, kregen we het eerste jaar iedere week een dictee en een portie hoofdrekenen. Dat werd echt niet gedaan omdat wij dat toen al zo goed konden. Wel is de algemene ontwikkeling van veel studenten tonder de maat, vergeleken met vroeger.

Dat komt enerzijds door de inrichting van het onderwijsstelsel. Het hoger beroepsonderwijs, en dus ook de pabo, is voor zijn studenten afhankelijk van de vooropleidingen die toegang tot het hbo geven: de havo, maar ook het vmbo (via het mbo). Daar wordt aanstaande pabostudenten vaak niet veel kennis aangeleerd van zaakvakken, van rekenen, van taal enzovoort. En havisten zijn, door de gekozen profielen, niet breed ontwikkeld.

Anderzijds komt het doordat er minder tijd is het tekort aan kennis weg te werken. Het basiscurriculum, waarvan een student aan het eind moet aantonen dat hij ‘startbekwaam’ is, is door de Europese regelgeving ingekrompen van vier naar drieënhalf jaar. Terwijl de kweekschool nog vijf jaar duurde. De samenleving, en ook ‘mijn’ pabo, verwacht dat leerkrachten ‘cultuurdragers’ zijn. Maar de meeste van onze studenten weten aan het einde van hun studie niets van literatuur, kunstgeschiedenis, muziekgeschiedenis. Zij kunnen zich niet redden in een vreemde taal of uit de voeten met een artikel in het Engels. Ze kunnen nauwelijks discussiëren, brieven schrijven, argumenteren of teksten schrijven en weten evenmin wat er in de wereld speelt. Binnen de huidige opleiding is geen ruimte om aan die algemene ontwikkeling te werken, hoe goed je de opleiding ook organiseert en hoe goed je de ruimte in de studiebelasting ook benut.

Daarom moet er worden geïnvesteerd in een vooropleiding voor pabostudenten.

Wie tot de pabo wil worden toegelaten, of hij/zij nu van het mbo, het havo of het vwo komt, moet voldoen aan een flink aantal eisen, omdat tijdens de feitelijke opleiding geen tijd meer besteed kan worden aan (basis)vaardigheden op het gebied van bijvoorbeeld rekenen, spelling, grammatica en zaakvakken. Ik zou ook basisvaardigheden willen formuleren op het gebied van algemene ontwikkeling en een aantal andere vaardigheden.

Daarbij moeten we zeker de studievaardigheden niet vergeten. Naar mijn mening stranden vrij veel studenten in het hbo omdat ze niet beschikken over de benodigde studievaardigheden.

Hoe moet dit er in de praktijk uitzien? Wanneer iemand zich aanmeldt voor de pabo is er een toelatingsprocedure waarin wordt vastgesteld of de student over voldoende kennis en vaardigheden beschikt om tot de opleiding toegelaten te worden. Is dat het geval, dan kan de student direct worden toegelaten tot de feitelijke beroepsopleiding. Zijn er tekorten, dan volgt een maattraject waarin de student werkt aan de vereiste kennis en vaardigheden. Deze vooropleiding duurt minimaal een half en maximaal twee jaar. Wanneer het traject met goed gevolg wordt afgesloten, kan de student aan de feitelijke beroepsopleiding beginnen.

Dit kost de belastingbetalers uiteraard veel, onder andere aan studiefinanciering en investeringen op de pabo’s. Maar de samenleving eist eveneens dat kinderen les krijgen van goed opgeleide leerkrachten. Het opzetten van een vooropleiding is daartoe een eerste stap. De investeringen verdienen zichzelf bovendien terug als de toegenomen kwaliteit ertoe leidt dat minder pabostudenten uitvallen, dat er meer leerkrachten ter beschikking komen en dat minder kinderen naar het speciaal onderwijs verwezen moeten worden. Tot slot wordt de leerkracht met al zijn/haar algemene ontwikkeling weer gezien als cultuurdrager en daarmee neemt de waardering voor het beroep toe en daarmee de motivatie om voor de pabo te kiezen.

De auteur, Henk Spoelstra, is pabo-docent.


8 Reacties

  1. Algemene ontwikkeling
    Die algemene ontwikkeling behoor je toch in het VO te krijgen (en niet te vergeten in het basis onderwijs zelf!).
    Een extra jaar vooraf aan de pabo is wellicht beter dan niets, maar het werkelijke probleem is dat de vooropleiding onvoldoende is. Niet alleen voor toelating to de Pabo, maar voor toelating tot iedere HBO opleiding. Herstellen wat in PO en VO is misgegaan in nauwelijks mogelijk in 1 of zelfs in 2 jaar en verdoezelt het werkelijkre probleem.

    Tenslotte is er veeeeel meer mogelijk op de pabo’s dan nu vaak gedaan wordt. De consequentie is wel dat er meer studenten zullen afvallen, maar dat is alleen maar goed. Zij die afvallen zijn niet geschikt voor het belangrijkste beroep van de wereld: leraar basisonderwijs.

    • 1945, Je haalt me de woorden
      1945, Je haalt me de woorden uit de mond.

      Om het een beetje te chargeren: het is weer het gelijkheidsdenken dat de kop opsteekt. Als je voor een opleiding een zekere inhoud moet hebben, prima. Stel die eis en wie eraan voldoet die slaagt voor de opleiding. Blijk je die inhoud niet te hebben ga je maar wat anders doen.

      Niet iedereen hoeft alles te kunnen.

      • kaf, koren en graan
        Als je het kaf van het koren wil scheiden en nog voldoende wil overhouden moet je wel eerst voldoende graan binnenkrijgen. Schifting onder de aspirant PABO-studenten zonder een salarisverhoging voor onderwijzers leidt tot onbevoegd lesgeven wegens een tekort aan leraren. Misschien is dat nog erger dan lesgeven door slecht-opgeleide onderwijzers.

  2. Weer die zelfde denkfout,
    of misschien gebrek aan concreet contact met wat er binnen het basisonderwijs aan het gebeuren is. Natuurlijk is ’t BO beter af met beter opgeleide juffen en meesters. Toen ik overigens in 74 voor ’n groep 8 (toen zesde klas) gezet werd, moest ik de werkwoordvervoeging zelf nog onder de knie krijgen. De auteur zegt dat beter opgeleide leerkrachten er voor zorgen, dat minder kinderen naar het speciaal onderwijs gestuurd zullen worden. Dit getuigt van enkele gruwelijke misvattingen.
    Ten eerste, lijkt het nu, dat de huidige leerkrachten falen en hun werk niet goed doen. Ten tweede bewijst het dat schrijver dezes weinig benul heeft van de “werkvloer”, waarop hij 2 keer per jaar zijn student komt bezoeken/beoordelen. Ten derde is de logica, dat Pabo studenten die beter kunnen spellen en rekenen, ook daadwerkelijk beter met ’t groeiend aantal so/gedragsproblemen/taalachterstanden/rugzakjes en 2 taligheid (2×1/2) zou kunnen omgaan, ’n gotspe. De eerste misvatting zou excuses verdienen, de tweede en derde vertellen iets over hoe managers achter hun laptop ’t contact met de realiteit zijn kwijt geraakt en theoretische oplossingen verzinnen.
    Het probleem van afhaken, zo maak ik dat mee op 24 basisscholen in een grote stad, wordt vooral veroorzaakt door steeds meer kinderen met groeiende gedragsproblemen, de werkdruk daaromheen en dat juffen en ’n enkele meester werk moeten doen, waar ze niet voor opgeleid zijn. Als de auteur 2 dagen les zou geven aan ’n groep 7 in ’n beetje grote stad, zou zijn artikel er heel anders uitzien.

    • Wat mij opviel..
      (ik heb een tijdje meegedraaid in diverse groepen rondom het thema hoogbegaafdheid waar veel kaf tussen het koren zit, maar daar gaat het nu niet om) in die HB groepen, is dat het thema vooral geproblematiseerd werd. Toen ik daar een kritische vraag over stelde, kwam het voorspelbare antwoord: basisonderwijs is afgesteld op het gemiddelde kind, met WSNS is dat gemiddelde nog verder gedaald en dus komen onze HB kinderen nu nog meer tekort.
      Maar je kunt toch in de eigen opvoeding thuis veel bereiken, was mijn verweer. Laat je kind het minimaal noodzakelijke wat nodig is om naar het VWO te gaan op school doen en zoek het verder thuis in verrijking/uitdaging.
      Antwoord: op school is alleen extra tijd/aandacht/geld voor een kind als het een aantoonbaar probleem is of heeft. We “moeten” dus wel problematiseren anders sneeuwen onze kinderen onder.
      Dit is enigzins verkort en gechargeerd weergegeven. Maar zonder de toestroom van probleemkinderen te willen ontkennen, durf ik te stellen dat de geldkraan open gaat (niet altijd) bij problemen, zonder problemen niet.
      En dan krijg je kip of het ei situaties, zoals de groei van begeleidingburo’tjes en adviescentra (het was schrikbarend om te zien hoeveel van die bedrijfjes zich gestort hadden op HB en onderpresteren, en ook aktief wierven en adverteerden). Ik vermoed dat het bij dyslectie, ADHD, PPD-NOS etc niet heel veel anders loopt.
      Voor “tweetaligen”geldt wellicht een ander verhaal, maar rode draad: in hoeverre loont het voor kind/ouders/school/leerkracht om actief zelf er het beste van te maken? Er is een hele industrie aan hulpverlening en begeleiding.
      Tot voor kort werd er nog OALT gegeven, al kan ik niet beoordelen in hoeverre dat vaardigheid in de NL taal versterkt of verzwakt.Daar lopen de meningen over uiteen.

  3. BO en SO
    Wat mij vooral opvalt is de zin: “dat minder kinderen naar het speciaal onderwijs verwezen moeten worden”. Alsof het zo is dat leerkrachten die zelf goed zijn in taal en rekenen ervoor kunnen zorgen dat dit het resultaat is van hun werk. Echter: in de regel vindt verwijzing naar het speciaal onderwijs in de onderbouw van het BO plaats. In de jaren dus dat werkwoorspelling, de slag bij Waterloo en breuken helemaal nog niet aan de orde zijn geweest. In de schoolperiode van het kind dus, waarin het veel naar RT moet (als de school daar genoeg formatie voor heeft) en waarin het mag hopen dat zijn/haar leerkracht didactisch sterk is, niet hoeft les te geven in een combinatieklas en verder niet de zorg heeft over al te veel ADHDers, PDD-Nossers, dyslectici en meer van dat soort gevlekte schaapjes.
    Concluderend, een vooropleiding draagt niets bij aan de oplossing van het door mij geschetste probleem en zal er dus zeker niet toe leiden dat er minder kinderen naar het spceciaal onderwijs verwezen zullen worden.
    PS. Nieuwe studenten naar de PABO lokken doe je met betere arbeidsomstandigheden (taakverlichting i.p.v. verzwaring zoals passend onderwijs!) en een hoger salaris!

  4. Van de week..
    .. een vergelijking tussen mijn en mijn dochters basisschoollestijden gemaakt. Gelukkig weet ik de schooltijden van vroeger nog uit het hoofd. Ik kreeg vergeleken met nu op de basisschool zeker 4 uur meer les per week dan nu. Kanttekening: er wordt nu ook nog veel meer tijd aan “fun” besteed dan vroeger. Drama, kringgesprek, theaterbezoek, enfin, dat heb ik allemaal al eens opgesomd.

    • De volgende week,
      zeg maar morgenvroeg, komen kleine kinderen te laat. En zonder eten. Grotere kinderen eten chips en vertellen dat pappa weg is en dat er ruzie was.
      Drama, theaterbezoek, kringgesprek, klopt, dat hebben sommige scholen helemaal gehad.
      Jammer, maar wat zou ik graag “fun” aan ze willen geven.

      [ Commentaar van de moderator (MAP): deze discussie is nu terechtgekomen in een stramien waarin de ouders de school en de school de ouders de schuld geven van alles wat er mis is. Deze lijn van discussiëren is weinig constructief en is daarom nu gesloten. ]

Reacties zijn gesloten.