Henriëtte Maassen van den Brink en BON

Onderstaande column van Henriëtte Maassen van den Brink komt uit het Financieele dagblad van 4 augustus 2007.


Beloon kwaliteit in het onderwijs

Een veelgehoorde opvatting is dat de kwaliteit van het onderwijs zou verbeteren als leraren en docenten niet meer lastig gevallen worden door regels en bemoeizuchtige managers en bestuurders. Geef het onderwijs terug aan de onderwijzer. Laat de leraar weer haar en zijn vak uitoefenen. De vereniging Beter Onderwijs Nederland van de Amsterdamse filosoof Ad Verbrugge is een pleitbezorger van deze gedachte.

De stelling dat de kwaliteit van de publieke dienstverlening lijdt onder een overdaad aan regels en verantwoordingsprocedures krijgt ook steun uit wetenschappelijke hoek. In het rapport Bewijzen van goede dienstverlening pleitte de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) enkele jaren geleden al voor een herwaardering van de professional . De afrekencultuur moet worden vervangen door een cultuur van vertrouwen. Alles komt goed als op de onderwijzer wordt vertrouwd en de professional zijn gang kan gaan. Door artsen, agenten en leraren te omschrijven als professionals maakt de WRR direct duidelijk wie het voor het zeggen moet hebben. Een professional spreek je niet tegen.

Maar hoe professioneel is de professional ? Er is twijfel over de kwaliteit en de inzet van leraren. De reken- en taalvaardigheid van aankomende onderwijzers is beneden de maat. In het middelbaar beroepsonderwijs moeten leerlingen jaarlijks minimaal 850 uur les krijgen. Bijna drie van de tien scholen voldoet niet aan deze minimumnorm. Ook in het voortgezet onderwijs voldoen veel scholen niet aan het minimum aantal onderwijsuren.

Een afrekencultuur kan verstikkend en demotiverend werken. Al te veel vertrouwen op de professional is evenwel ook niet bevorderlijk voor de kwaliteit van het onderwijs. Wat dan wel te doen?

Vorige week kwam de Onderwijsraad met een advies Kwaliteit belonen in het hoger onderwijs? . Hierin stelt de Onderwijsraad voor om universiteiten en hogescholen financiële prikkels te geven om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Instellingen die beter onderwijs leveren, zouden hiervoor beloond moeten worden door een hogere financiële bijdrage van het ministerie van Onderwijs. De Onderwijsraad pleit ervoor ervaring op te doen met het bekostigen van bijzondere onderwijskwaliteit door 150 miljoen euro extra in te zetten als bonus voor de beste opleidingen. Dit is 5 procent van het totale hogeronderwijsbudget.

Als lid van de Onderwijsraad ben ik nauw betrokken geweest bij het opstellen van dit advies. Ik ondersteun dit advies dan ook voluit. Wel had het vraagteken in de titel van het advies wat mij betreft wel vervangen mogen worden door een groot uitroepteken.

Het aantrekkelijke van het voorstel van de Onderwijsraad is dat instellingen niet worden afgerekend en bestraft als ze tekortschieten, maar worden beloond als ze het goed doen. De bonus is een financiële erkenning voor geleverde prestaties. Professionaliteit wordt erdoor beloond. Op deze manier is de beloning voor kwaliteit een middel om professionals het gevraagde vertrouwen te geven en een einde te maken aan een demotiverende afrekencultuur binnen instellingen.

Een bonus voor de beste opleiding creëert een gezonde competitiedrift tussen instellingen. Iedereen wil immers de beste zijn. Met een relatief geringe financiële prikkel kan zo een grote kwaliteitsverbetering worden gerealiseerd.

Minister Ronald Plasterk van Onderwijs zou er goed aan doen om het advies over te nemen en op deze wijze prestatiebekostiging in te voeren in het hoger onderwijs. Hij heeft bij zijn aantreden gezegd dat hij de kwaliteit van het onderwijs wil verbeteren. Als hij echt een verschil wil maken, dan voert hij prestatiebekostiging niet alleen in voor hogescholen en universiteiten, maar ook voor basisscholen en voor scholen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs.

Henriëtte Maassen van den Brink is hoogleraar empirische arbeidseconomie aan de Universiteit van Amsterdam.


13 Reacties

  1. Maar hoe professioneel is de professional?
    Maassen van den Brink noemt 2 zaken waaruit volgens haar blijkt dat de leraar niet professioneel is.
    1. De slechte reken- en taalvaardigheid van aankomende onderwijzers.
    2. Het niet halen van het minimum aantal onderwijsuren in het VO en het MBO.

    Het tweede is toch echt te wijten aan de managers in het onderwijs en niet aan de leraren. De oorzaak van de slechte reken- en taalvaardigheid van aankomende onderwijzers is iets gecompliceerder, maar outputfinanciering (‘prestatiebekostiging’ waar MvdB zo voor is) speelt hier een belangrijke rol. De leraren hier de schuld geven is dus op zijn zachtst gezegd wat ongenuanceerd.

    • vergeten?
      In de hele discussie vergeten we dat de leraren op de lerarenopleidingen (zowel Pabo’s als tweedegraadsopleidingen) wel erg veel last hebben gehad (en wel als eerste) van “vernieuwende” onderwijskundigen en managers net als de rest van het onderwijs. Lerarenopleidingen zijn immers ook scholen. Of de leraren die van deze instellingen afkomen waar inhoud al jaren vervangen is door andere zaken professionals zijn, is inderdaad een vraag die absoluut meer gesteld moet worden. Die leraren staan weer voor de klas in het BO en VO. Hun leerlingen zullen…tja vul zelf maar aan.
      De slechte rekenvaardigheid van aanstaande leraren heeft dus niet veel met henzelf te maken; wel met het ontbreken van goede lerarenopleidingen of het ontbreken van voldoende inhoud in het curriculum.
      Maar misschien is iemand die opgeleid is als coach ook een professional… De vraag is echter, waarin?

  2. Prestatiebekostiging
    Maassen van den Brink ziet ‘prestatiebekostiging’ lijkt het als wondermiddel voor het onderwijs. Geen woord over de ramp die outputfinanciering vooral in het HBO aangericht heeft. Ook geen woord over hoe dan bepaald gaat worden wie de beste is. Volgens MvdB werkt prestatiebekostiging zelfs een afrekencultuur tegen, het lijkt logischer dat prestatiebekostiging juist voor een sterkere afrekencultuur zal zorgen.

  3. Leg het probleem voor aan een econoom
    en de oplossing is een economische. Je kunt er op wachten. Overigens zijn de economen zelf het oneens over welke economische oplossing natuurlijk.

    Op dezelfde manier: geef de macht aan onderwijskundigen en er worden onderwijskundige ideetjes uitgevoerd. Geef de macht aan management en organisatie adviseurs en het moet allemaal anders georganiseerd (grootschaliger), geef de macht aan ICT-ers en het onderwijs moet rondom de computer plaatsvinden.
    Peda- en andere gogen vinden op dezelfde manier een oplossing binnen het eigen interessegebied.

    Voor al die mensen die zo tegen hokjesgeest en voor integratie zijn in het wel een buitengewoon bedroevende praktijk.

    Misschien moeten we de timmerman de timmerman laten en de leraar de leraar.

  4. Geen sjoemelpraktijken
    Natuurlijk géén extra beloning voor goede diensten, evenmin als de demotiverende afrekencultuur.
    Liever niet die oostblokmentaliteit van het kopen van goede diensten.
    Gewoon je werk doen waarvoor je wordt betaald.
    Betaald…, eh, nee niet met die fooi waarmee de huidige onderwijzer wordt afgescheept.

  5. Wie ?
    Ik chargeer:
    Wie gingen vroeger het onderwijs in ? Een aantal uit idealisme, een aantal, waarvan de ouders de kweekschool “heel hoog” vonden, en een aantal dat ongeschikt/onbekwaam/op de verkeerde tijd afstudeerden, enz was.
    Wie gaan er tegenwoordfig het onderwijs in ? Doorhalen wnvt is.

    • Laten we hopen dat niemand….
      …meer het onderwijs ingaat.
      Dán pas zullen de salarissen en arbeidsvoorwaarden worden aangepast.

  6. Beloon kwaliteit
    Wat mij opvalt in het stuk van MvdB is, dat nieuwe maatregelen weinig extra’s mogen kosten. Zie ook het volgende citaat.
    “Met een relatief geringe financiële prikkel kan zo een grote kwaliteitsverbetering worden gerealiseerd.”
    Blijft dat er te weinig geld voor goed onderwijs wordt uitgetrokken. Scholen krijgen te weinig geld en worden zo verleidt om te sjoemelen. Onbevoegde docenten aanstellen, geen LC of LD functies meer voor gewone docenten, assistenten die het werk doen dat vroeger door een docent gedaan werd. Knoeien met de lestijd voor leerlingen en met de contacttijd voor docenten. Zo kun je nog wel meer maatregelen bedenken die geld opleveren voor de organisatie.
    Veel directies en besturen zijn erg gemakkelijk veel te ver doorgeschoten met het sjoemelen en er zijn praktisch geen directies en besturen geweest die hard geprotesteerd hebben bij de regering.
    Trek voldoende geld uit voor het onderwijs en zorg voor eenvoudig controleerbare randvoorwaarden. Bevoegdheidseisen voor docenten, voldoende lestijd door bevoegde docenten voor leerllingen, zo veel mogelijk landelijke eindexamens van goed niveau.
    Ik twijfel er niet aan dat je dan weer op een onderwijssysteem uitkomt, dat verdacht veel lijkt op een klassikaal lessysteem. Als de huidige bekostiging ook in de toekomst zo blijft, dan hebben we het ergste voor de scholen nog lang niet gehad.

  7. Voor een dubbeltje…
    Ook ik val over de zinsnede “Met een relatief geringe financieële prikkel kan zo een grote kwaliteitsverbetering worden gerealiseerd.”
    Dit is nu precies het uitgangspunt dat mijn bijna 30-jarige onderwijscarriëre heeft gekenmerkt in het BAO. Het is en blijft “roeien met de riemen die je hebt”.
    Wil Nederland qua onderwijspeil weer voorop lopen en een kenniseconomie worden, dan moet daarvoor de portemonnee flink open. Dan moet elke school een administrateur krijgen om die afgrijselijke papierwinkel door te worstelen waar elke leerkracht veel te veel kostbare tijd (en vooral energie!) in moet steken. Dan moet elke school een conciërge hebben voor de bergen kopieerwerk en andere klussen. Dan moet elke schoolgebouw zo zijn gebouwd en ingericht dat er ook daadwerkelijk ruimte is om kinderen rustig in te kunnen laten werken, dan moet de klassenverkleiningsmaatregel niet alleen de onderbouw betreffen, dan moeten er vakleerkrachten komen etc etc. Als leerkracht op een betrekkelijk kleine school (de taken zijn niet minder op een kleine school, het aantal mensen dat ze moet uitvoeren wel!) heb ik een waslijst aan taken buiten mijn lestaken om. En aangezien goed lesgeven topsport is, start ik meestal met frisse tegenzin aan zulke werkzaamheden “die nu éénmaal moeten”.
    Kortom, als de doelstelling is dat het vak weer aan de leerkracht teruggegeven dient te worden, dan dient men zich in Den Haag te beseffen dat men niet voor een dubbeltje op de eerste rang kan zitten. In dezen geeft prestatiebeloning slecht kortdurende successen en loert het gevaar van vriendjespolitiek en ellebogenwerk. Het maakt meer kapot dan je lief is. M.a.w. voelt ELKE leerkracht zich door de overheid goed gewaardeerd, blijkend uit een goed salaris en goede arbeidsomstandigheden, dan is prestatiebeloning in het geheel niet nodig. Sterker nog: het is een ongewenst paardenmiddel!

    • JanW vergeet…
      …te melden dat prestatiebeloning natuurlijk een nog grotere papierwinkel op gaat leveren. Het geld voor die relatief geringe financieële prikkel van MvdB zal ongetwijfeld geheel opgaan aan de bureaucratie rond prestatiebeloning.

    • En
      vooral, moeten de juffen en meesters weer in staat gesteld worden, om te doen waarvoor ze opgeleid zijn. Lesgeven aan redelijk homogene groepen. Niet aan groepen, waarvan het deel met grote taalachterstand, (eigenlijk) SO niveau en rugzakjes, goed lesgeven steeds meer onmogelijk maakt. Bijvoorbeeld, door te beginnen met het afschaffen van WSNS.
      Dat, in combinatie met de voorstellen van JanW, kan het tij doen keren. Net als de deltawerken toen.

Reacties zijn gesloten.