Ik wilde aanvankelijk verwijzen naar een artikel in de Leeuwarder Courant van 29 juni 2007, maar de LC-website leent zich daar niet voor. Ik heb de auteur verzocht mij het betreffende artikel te sturen ter publicatie op de BON-site, omdat het me interessant lijkt.
Wie B zegt moet ook D zeggen
Eigenlijk herinneren we het ons allemaal nog, de protesten in januari 2006 toen nagenoeg 10.000 studenten in de exacte vakken hun mening kenbaar maakten op spandoeken met teksten als ‘Wij leren te weinig’. Ze gingen de straat op ten faveure van komende generaties studenten na hen. Op universiteiten en ook op scholen voor HBO was aan de dag gekomen, dat het gros van de tweedefasers voor het middelbare schoolvak wiskunde B1,2 niet in voldoende mate voorbereid was op technische of anderszins bèta-achtige studies als informatica en natuurkunde. De leerlingen van de hoogste klassen van de havo en het vwo kregen en krijgen nog steeds voor het vak wiskunde B1,2 440 respectievelijk 760 studielasturen, te weinig volgens de demonstranten. De studenten vroegen zich hardop af hoe toenmalig minister van onderwijs Maria van der Hoeven het in haar hoofd kreeg om met een wetsvoorstel te komen de tweedefasers met ingang van het schooljaar 2010-2011 een schamele 280 respectievelijk 480 studielasturen wiskunde B toe te delen.
Voor de NT-leerlingen is in de op handen zijnde herverkaveling van de schoolwiskunde, wiskunde B een profielvak, wat betekent dat het verplicht is. Als uitgeklede versie van het eerdere wiskunde B1,2 – de havo gaat van 440 uren naar 280, de vwo van 760 naar 480 – kan het aangevuld worden in het vrije deel van het profiel met 320 respectievelijk 440 uren wiskunde D, een nieuw, niet verplicht vak.
Wel, dan leert een eenvoudige rekensom (280 + 320 = 600 voor de havo en 480 + 440 = 920 voor het vwo) dat er in vergelijking met de situatie bij de aanvang van de tweede fase straks na 2010-2011 meer aan wiskunde wordt gedaan. De studenten kunnen hun spandoeken wel weer opruimen. De middelbare scholier wordt optimaler dan ooit voorbereid op een exacte vervolgopleiding. Ja, als iedereen die wiskunde B kiest, daarnaast ook wiskunde D kiest. Wat blijkt echter?
De kinderen willen er niet aan. Vrijwillig wiskunde D kiezen? Eerst het diploma halen en dan maar weer verder zien. De aantallen leerlingen die in de derde klas aangeven dat ze in de vierde klas wiskunde D kiezen, vallen tegen. Er zijn scholengemeenschappen met zo’n 150 derdeklassers havo van wie er minder dan 10 wiskunde D kiezen. Voor de vwo’ers gelden vergelijkbare aantallen. Een op de vier scholen biedt op grond van deze getallen het vak wiskunde D niet eens aan. Een gang van zaken die mogelijk is, want wiskunde D wordt bij het landelijk centraal examen niet geëxamineerd. Wat erger is, ja onbegrijpelijk zelfs, vervolgopleidingen met een bèta karakter stellen wiskunde D niet als toelatingseis. Nou ja, onbegrijpelijk … een te hoge lat kost klanten. Opleidingen derhalve met leerlingen die daar niet op hun plaats zijn als gevolg? Gaat het exacte onderwijs dan niet binnen de kortste keren naar de sodemieterei? Middelbare scholen leveren kinderen af met een te licht diploma, ontvangende vervolgopleidingen hanteren lagere toelatingseisen. Als na verloop van tijd de boel verwordt, stelt de minister zaken naar onderen bij.
Een vrijwillig wiskunde D is een heel klein doekje tegen het bloeden. De fatale uitstroom van latent talent wordt op deze wijze niet gestelpt. De door de vorige minister opgezette (en door de huidige minister overgenomen) plannen met wiskunde B in de nieuwe tweede fase vanaf 2010-2011 hebben alles weg van een sterfhuisconstructie. Dat protesterende studenten deze ongunstige gang van zaken opmerken, stemt hoopvol. Geïnspireerd door hun protesten hebben leden van onze volksvertegenwoordiging amendementen ingediend die ertoe hebben geleid, dat wiskunde B met 120 studielasturen wordt uitgebreid tot 360 voor de havo en 600 voor het vwo. Dan zijn we op de goede weg.
Het zou bovendien niet verkeerd zijn als wiskunde D na 2010-2011 verplicht wordt voor elke middelbare scholier die opteert voor een exacte studie aan een universiteit of een school voor HBO. En dan nog zijn we er niet …
Wiskunde D geeft de leraar voor een deel de ruimte de stof zelf in te vullen, omdat immers landelijk er aan het slot geen zaken worden afgevraagd. De wiskundeleraar kan zijn stokpaard bestijgen. Hij kan onderwerpen behandelen die in de boeken van de gebruikte methode niet aan bod komen, of niet meer, omdat er voortdurend herkaveld en geschrapt wordt in de stof. In schoolnetwerken, samenwerkingsverbanden tussen voortgezet onderwijs en hoger onderwijs wordt er in werkgroepen op elkaar afgestemd: wat ziet een universiteit of een school voor HBO graag aan basiskennis aangebracht, wat is op de middelbare school aan basiskennis haalbaar? Op deze wijze krijgen ook vwo- en havoleerlingen inzicht in wat er van hen wordt verwacht.
Zo zijn dit schooljaar leerlingen van tien middelbare scholen uit Friesland, Groningen en Drenthe afgereisd naar de Rijksuniversiteit van Groningen voor een proeve van het onderwijs aldaar. College van echte professoren. Twee collegezalen potentiële studenten hadden zich op de eigen school ingewerkt in het te behandelen onderwerp. Dat die voorbereiding niet in alle gevallen resultaat afwierp …
… het weer vraagt de negende februari nauwelijks extra kleding. De kou buiten is fris maar draaglijk. Toch heeft Jeanet – ik hoor een vriendin het meisje twee lege stoelen naast mij zo noemen – haar verzorgde handen met haar roodgelakte nagels waar zelfs een wiskundeleraar niet om heen kan, zonet opgeborgen in een paar stijlvolle glacéhandschoenen. Terwijl professor Gert Vegter in zijn hoorcollege nog niet eens toe is aan een afrondende samenvatting, zie ik om Jeanet haar hals nu ook een mohair shawl gedrapeerd worden, een shawl die qua kleur afgestemd is op het tasje voor haar, waar ik met de beste wil geen schooltas in herken. Jeanet is er klaar voor, voor de rest van de middag … ook al hebben we hier binnen nog een twintigtal minuten te gaan.
Iedere vorm van onderwijs dient afgestemd te zijn op zekere leeftijdsfasen die de leerling in zijn verstandelijke ontwikkeling doormaakt. Dat is een oud gegeven. Het valt evenwel niet mee het onderwijs af te stemmen op een leerling die de prioriteit legt bij een baantje in een winkel. Jeanet werkt bij een schoenenwinkel “in stad”, vang ik op. Jeanet lijkt haar glacés niet op te willen geven. Het baantje bij de winkel is onmisbaar voor de financiering van de door de tijdgeest opgedrongen uiterlijke mooie zaken. Ik neem voetstoots aan dat zich in Jeanet haar tasje een laatste type mobieltje bevindt, een I-pod kleiner dan klein … Dan trekken grote mannen of vrouwen geen discipelen aan, discipelen die vrijwillig komen om te leren, om versteld te staan van kenniszaken, om te genieten van iemand die vol vuur raakt over zijn vak, om te werken aan hun toekomst. Dan sneeuwt talent onder. Dat is het probleem van de minister, van de professor, van de leraar, van de ouder, maar wellicht nog het meest van de leerling zelf, met wat voor letters wij de wiskunde ook aangeven.
Voor de werkgroep Studiestijgers Wiskunde,
het scholennetwerk van de Rijksuniversiteit Groningen,
drs. Ale S. van Zandbergen.