‘Red de erudiete vakdocent’

In NRC Handelsblad stond op dinsdag 3 juni een interessant artikel van een groep jonge academisch gevormde docenten. Zij schetsen waarom ze er niet verbaasd over zijn dat 30 tot 40 procent van de nieuwe leraren binnen vijf jaar het onderwijs weer verlaat. Zij noemen onder meer: nieuwe docenten moeten gelijk “volle bak” werken (inwerkperiode is er bijna nooit), het cynisme van oudere docenten die alle vernieuwingen en reorganisaties moe zijn, de geringe financiële beloningsruimte als je onderwijzend personeel wilt blijven.

Het is niet alleen ellende in dit verhaal, want het eindigt met een oproep om niet alleen de – zeer reëele – problemen in het vmbo aan te pakken, maar naar het hele onderwijs te kijken. Want aandacht voor kennis en wetenschap door erudiete vakdocenten is nodig om ‘Nederland kennisland’ overeind te houden.

Het artikel is (nog?) niet online te vinden, daarom hierbij een PDF-versie, in de hoop dat daar geen bezwaar tegen is.

22 Reacties

    • erudiet
      ‘Weg met de interlektuelen!’ riep Tedje van Es, oprichter van De Tegenpartij. Dat was toen een grap, helaas is deze kreet de afgelopen 25 jaar bewaarheid geworden in het onderwijs. Waarom zou een jonge academicus zich niet erudiet mogen noemen? En wie zijn wij om deze mensen op voorhand tegen te spreken? Wat is eruditie eigenlijk? Hoeveel boeken moet je gelezen hebben? Om jonge academici die voor de klas willen staan, meteen de wind van voren te geven vanwege één bepaald woord dat je niet aanstaat, typeert de hedendaagse onderwijshouding. Precies de houding waar de auteurs van het stuk tegen ageren. Laten we deze mensen prijzen, en laten we ernaar streven dat zij zich vakinhoudelijk verder kunnen bekwamen, zodat ze later inderdaad écht erudiet zullen zijn. LD voor eerstegraders in bovenbouw havo/vwo!

  1. Het belangrijkste in
    ..dit stuk was de opmerking dat de (academisch gevormde) docenten uit het VWO geen plaats hadden in de onderwijshoorcommissies en wel de professoren uit het universitair en hoger onderwijs en de VMBO-docenten. Bovendien wezen ze er op dat juist de broodnodige jonge hoogopgeleide vakdocenten door de huidige ontwikkelingen zich bijna weggepest voelen. Niet alleen de slechte carrièreperspectieven zijn daar debet aan, maar ook minimale salarisstijging, slechte roosters en voorzieningen, leerlingen die de docenten zien als leveranciers van een produkt, dus als bedienden en dat je direct voor de klas wordt gezet zonder enige begeleiding of gewenning.
    Het gevolg is dat juist deze docenten die zo nodig zijn om aan de vraag naar kennis te voldoen binnen een mum van tijd het onderwijs weer verlaten richting bedrijfsleven, waar ze op allerlei manieren meer gewaardeerd worden.

    Du glaubst zu schieben und du wirst geschoben.

    • Leraren slecht vertegenwoordigd in adviesorganen
      Joke schreef dat “de (academisch gevormde) docenten uit het VWO geen plaats [hebben] in de onderwijshoorcommissies en wel de professoren uit het universitair en hoger onderwijs en de VMBO-docenten”. Dat is op zich een treurige vaststelling, maar getuigt aan de andere kant wel van consistentie in het beleid.

      Immers: wat is het belangrijkste adviesorgaan van de overheid op het punt van basis- en voortgezet onderwijs? De Onderwijsraad. Hoeveel praktiserend docenten zetelen daarin? Nul. De meeste leden hebben geen enkele onderwijservaring in het gebied waarover zij expertise voorgeven.

      Welk adviesorgaan bracht advies uit over ‘de canon’ als verplichte lesstof in het hele PO en VO? De commissie-Van Oostrom. Hoeveel docenten in die commissie? Nul.

      Welk adviesorgaan bestudeert de kennissamenleving, de relatie tussen onderwijs en bedrijvigheid, voor- en naschoolse educatie, kwaliteit en uitval in PO en BO, levenslang leren, en de kenniseconomie? Het Innovatieplatform. Hoeveel leraren daarin? Nul.

      Hoeveel procent van de OCW-ambtenaren die het onderwijsbeleid PO en VO meebepalen hebben meer dan een jaar onderwijservaring? Bijna nul.

      Wie stellen wij aan als bewindslieden op het gebied van PO en VO? Een ex-verpleegkundige en een gesjeesde rechtenstudente.

      Conclusie: het onderwijs wordt politiek bij elkaar geharkt door goedwillende amateurs. Probleem is dat scholen en docenten dat aan zich laten gebeuren. We hebben het misschien te druk met andere dingen, zoals onderwijs.

      • Analyse
        Hoe komt het dat er zo weinig leraren in belangrijke organen zijn vertegenwoordigd?
        Ooit was er het Nederlands Genootschap van (1e graads-) Leraren, een organisatie die naast de materiële belangen ook probeerde een aantal ideeële belangen te behartigen. Onder de druk van nivellering, schaalgrootte, efficiëntie is deze organisatie ondergegaan in een ordinaire vakbond die weinig serieus wordt genomen door werkgevers. Leraren worden behandeld als arbeiders in de onderwijsfabriek.
        Toch zijn wij geen echte arbeiders, want staken is in het onderwijs nooit een machtsmiddel geworden; de ideeële taakopvatting verzet zich daartegen. Vergeleken met organisaties van medici en apothekers zijn leraren doetjes, ze slikken vrijwel alles. Bovendien zijn ze onderling verdeeld en vergemakkelijken daardoor het divide et impera.
        Als we deze trend willen keren is het nodig dat we ‘de rijen sluiten’ en uit één mond gaan spreken. Zodra we dat doen, en dat gebeurt in deze periode door BON, blijken we opeens een partij te worden die wel serieus wordt genomen door de buitenwereld. Ik maak me sterk dat BON een belangrijke had gespeeld in de benoemingsprocedures voor de genoemde commissies en organen als ze eerder was ontstaan. Reden temeer om BON zoveel mogelijk te steunen!

        • Hierbij sluit ik mij
          Hierbij sluit ik mij volledig aan! Toch zou je mogen verwachten, dat veel meer docenten lid zijn van BON, in aanmerking genomen hoe er geklaagd en gesteund wordt in de docentenkamers.

          • Nuancering
            In het geval van “klagen en steunen” vraag ik op de man/vrouw af of hij/zij al lid is van BON. In 50% van de gevallen blijkt BON niet alleen bekend te zijn maar is men er daadwerkelijk ook lid van.
            Iets wat mij iedere keer weer meevalt.

        • De AOB als vertegenwoordiger van vakdocenten
          Hendrikush herinnert eraan dat het NGL is opgegaan in de AOB, en meent dat werkgevers de AOB niet serieus nemen.

          Het schijnt mij echter toe dat werkgevers de AOB wel degelijk serieus nemen, en eigenlijk zelfs dolblij zijn met de AOB als *enige toegelaten* vertegenwoordiger van docenten. Immers, op essentiële punten laat de AOB de werkgevers hun gang gaan. De AOB verklaarde zich (HOS-)akkoord met het afschaffen van schalen 11 en 12 voor de hoogst opgeleide vakdocenten. De AOB verklaarde zich akkoord met een FunctieWaarderingsSysteem dat vakdocenten tot grote woede en uit het onderwijs drijft. De AOB legde werkgevers tien jaar lang geen strobreed in de weg toen deze zich niet aan de afspraken hielden m.b.t. de verdeling van 10, 11 en 12-functies over vakdocenten. De AOB ging akkoord met een kosmetische verhoging van de beginsalarissen, te betalen uit een bevriezing van de overige onderwijssalarissen. De AOB doet weinig anders dan de rituele, jaarlijkse ‘algemene loonsverhoging’ eisen, waarbij van elke in onderwijssalarisseen geïnvesteerde euro dus een groter deel naar een goedverdienende voorHOSser gaat dan naar een uitgebuite naHOSser of LA-ingeschaalde basisschooldocent. Vervolgens kraait de AOB victorie en gaat het lerarenvolk weer slapen. Nee, de werkgevers mogen héél blij zijn met zo’n AOB.

          Inmiddels is ex-NGL-voorzitter Walter Dresscher AOB-voorzitter geworden, en speelt ex-AOB-voorzitter Jacques Tichelaar voor Wouter Bos in ons parlement. Geen wonder dat in het regeerakkoord niets over het repareren van onderwijssalarissen is geregeld.

          • AOb enig toegelaten vertegenwoordiger, maar…
            … het AVV (www.avv.nu) is pogingen aan het ondernemen om dáár verandering in te brengen. Een paar fragmenten uit een nieuwsbrief die ik eind mei van ze ontving:

            “Het AVV heeft relatief veel leden uit het onderwijs, en probeert op verschillende manieren de positie van de docent te verbeteren.”

            “AVV wil ook onderhandelen over CAO’s in het onderwijs. Daar liggen diverse obstakels die we nu één voor één aan het slechten zijn. De eerste lijkt nu definitief van tafel. Het betrof een convenant dat door de toenmalige Minister van OC&W ondertekend was en waarmee de traditionele vakbonden zich een geprivilegieerde plaats hadden toebedacht aan de CAO tafels. Hoewel OC&W op onze verzoeken aanvankelijk niet reageerde, heeft een door ons bij de Nationale Ombudsman ingediende klacht effect gesorteerd: we hebben nu een reactie van de Minister van OC&W waarin hij toegeeft dat die voorkeursbehandeling van vakbonden niet mag. Hiermee hebben werkgevers en vakbonden in het onderwijs in ieder geval één stok minder om ons mee te slaan.”

            “Een andere stok die ze willen gebruiken is de SER representativiteitseis van twee jaar bestaan. Die eis verloopt natuurlijk sowieso met de tijd, maar principieel is ook die eis volkomen onterecht en laten we ons daarmee niet aan de kant zetten.”

          • AVV wil aanschuiven bij CAO-onderhandelingen Onderwijs
            Ik vind dit heel goed nieuws, Em70! Dank voor het delen ervan. Wellicht moet ik de eerstegraders in mijn omgeving maar eens op het bestaan van dit AVV wijzen…

          • Werkgevers
            Nemen vakbonden serieus zolang ze zich richten naar hun (economische) belangen. Vakbonden worden gemangeld tussen de economische belangen van hun leden en de economische dreigementen van werkgevers. De AOB als onderwijsbond heeft steeds het minste van twee of meer kwaden gekozen maar heeft daarmee wel het onderwijs op een hellend vlak geplaatst. En boven aan de helling zien de managers goedkeurend toe.

          • Nog een ander probleem
            Werkgevers konden altijd schermen met de loonruimte die vanuit den Haag was aangegeven. De bonden spraken ahw met (zogenaamd) onmachtige opponenten.
            Met de lumpsum is dat gedeeltelijk veranderd, maar ook hier is de totale loonruimte voor een groot deel afhankelijk van wat de politiek toestaat.
            Zo onstaat niet geheel onlogisch een samenwerking tussen bonden en werkgevers tov denk Haag ipv een tegenstelling tussen werknemers en werkgevers.

            Voeg daarbij dat de top van de bonden ook politiek gebonden lijkt te zijn, want prominent lid van deze of gene politieke partij en het moeras van onderhandelen wordt duidelijk.

  2. eruditie?
    Wat er ook te gebeuren staat aan verandering in het onderwijs: eruditie zal waarschijnlijk niet de factor zijn die de strijd in het voordeel van de docent met werkelijke vakkenis zal doen doorslaan.
    De managerposities, dat is: de ‘machtsposities’, worden immers vaak bezet door slimme opportunisten die vooral goed zijn in aalgladde redeneringen eventueel overgoten met een saus van pedagogische bekommernis, of, minstens zo erg , door ideologisch bevlogenen die geloven in dat waar ze mee bezig zijn terwijl rond hen de troepen in allerijl aan het deserteren zijn geslagen en zich zo snel mogelijk uit de voeten trachten te maken . Dit soort lui zet je niet aan de kant met eruditie maar alleen met keiharde sanering. Echter wie zal de sanering doorvoeren? Zijn daar niet ook weer managers voor nodig. En zullen deze managers het wel voor elkaar krijgen die andere eruit te werken, Zou het gevaar niet zijn dat er een ‘ons kent ons’ sfeertje ontstaat waardoor het eindresultaat hoogstens een cosmetische verandering zal blijken te zijn. Kortom: wie redt ons van de managers??

    Hans

    • sentiero luminoso
      Er zijn helemaal geen managers nodig om het onderwijs nogmaals te hervormen. Een vrije markt voor gesubsidieerd onderwijs of verdragsscholen (charter schools) zoals die o.a. in de USA bestaan zijn voldoende. Als je maar de kans krijgt omaan te tonen dat je met hetzelfde geld meer bereiken kan of met minder geld hetzelfde. Maar dan wel zonder de druk van overbodige voorschriften. Charter schools sluiten een contract met de overheid (charter) waarin staat hoe zij denken beter onderwijs te geven dan de bestaande scholen en de overheid controleert of zij hun beloften waar maken. Te bewijzen dat je beter bent kan natuurlijk ook alleen maar als ook andere scholen gecontroleerd worden op hun resultaten (en niet op procedures zoals nu het geval is)

  3. Charter schools?
    In Amerika heb je private, charter en public schools. In Nederland hebben we openbaar (public), bijzonder en particulier (private) onderwijs. Zoek de verschillen.

    De Amerikaanse ‘charter schools’ zijn het best vergelijkbaar met ons ‘bijzonder onderwijs’. Dat is evenmin als een ‘charter school’ eigendom van de staat, moet evenals charter schools voldoen aan bepaalde eisen om subsidie te krijgen c.q. behouden, heeft evenals charter schools een grote vrijheid bij de inrichting van het onderwijs, en biedt ouders evenals bij charter schools een alternatief voor matig openbaar onderwijs en duur particulier onderwijs.

    Wellicht hebben Amerikaanse charter schools niet zo’n verzuilde geschiedenis als ons bijzonder onderwijs heeft. Er zullen dus ook verschillen zijn. Maar ik betwijfel of de ‘invoering’ van charter schools in Nederland wel een BON-probleem zou oplossen. Er zou volgens mij gewoon een categorie aan het bijzonder onderwijs worden toegevoegd, en die categorie zou tegen dezelfde problemen aanlopen als de andere scholen..

    Michel Couzijn

    • slechte vergelijking, Ad Couzijn
      Het principe van een charter school is een zeer grote vrijheid bij het geven van onderwijs vanuit bepaalde onderwijskundige of organisatorische opvattingen gepaard aan de verplichting om tot betere resultaten te komen. De vergelijking met ons bijzonder onderwijs gaat mank. Het gaat ten eerste nooit om onderwijs op levensbeschouwelijke basis. Ten tweede hebben de vroegere overige bijzondere scholen nooit de verplichting gehad om aan te tonen dat ze betere resultaten behaalden. Een charter school moet aantonen dat zij haar geld waard is. In de Engelstalige Wilepedia wordt een goede omschrijving van Charter schools gegeven. Er zijn ook charter schools buiten de USA. Over welke problemen bij de “andere scholen” heb je het? Het gaat bij Verdragsscholen (Charter Schools) niet om het equivalent van b.v. een “vrije school” want de controle op de RESULTATEN is streng.

      • Toch een bruikbare vergelijking?
        Seger, er zullen best verschillen zijn tussen charter schools en ons bijzonder onderwijs. Daarom schreef ik ‘het best vergelijkbaar met’, niet ‘precies hetzelfde als’. De *relatieve* overeenkomsten moeten we bezien in het licht van de verschillende Nederlandse en Amerikaanse schoolsystemen. Aan de door jou als ‘slecht’ gekwalificeerde vergelijking houd ik dus nog maar even vast in de hoop dat deze verduidelijkend werkt.

        Want ik wil duidelijk krijgen wat ‘charter schools’ in de Nederlandse situatie kunnen betekenen en opleveren. Zij werden in de discussie geponeerd als mogelijke oplossing voor manager-arme onderwijshervormingen. Zouden charter schools per defininitie minder (sturende) managers hebben dan het Nederlandse (bijzonder) onderwijs? Ook in het Nederlandse bestel is het al mogelijk om een manager-arme school op te richten met eigen grondslag, bijv. BON-principes. Als er genoeg ouders en leerlingen voor te porren zijn, en als de school de minimumresultaten levert die als subsidievoorwaarde worden gesteld. Het is dan toch niet nodig een nieuwe categorie te creëren?

        Je noemt twee kenmerken/voordelen van charter schools. ‘Een zeer grote vrijheid bij het geven van onderwijs vanuit OWK of ORG opvattingen’. Op welke punten is die vrijheid groter dan in het Nederlandse algemeen bijzonder onderwijs? Charter schools moeten in een verdrag met de overheid aangeven ‘hoe zij denken beter onderwijs te geven dan de bestaande scholen’. Maar in Nederland is de onderwijskundige inrichting een zaak van de scholen en de overheid stelt er geen subsidievoorwaarden aan. Welk voordeel hebben charter schools dan?

        2e kenmerk van charter schools: de bovengemiddelde resultaten, als subsidievoorwaarde vastgelegd. Ik vind dat de overheid beter aan *alle* scholen minimumeisen kan stellen (en handhaven) als subsidievoorwaarde dan aan *sommige* scholen hogere eisen. Waarom lijkt dat laatste jou voordelig?

        Michel (niet Ad) Couzijn

Reacties zijn gesloten.