hoofdblog kring lerarenmaatschappen

HOOFDBLOG KRING LERARENMAATSCHAPPEN

Introïtus::
Op dit moment moeten veel leraren les geven op een wijze waarmee zij en BON het niet eens zijn. Om daar een eind aan te maken moet de positie van de leraren binnen de scholen versterkt worden. Wij, ondergenoemden, zijn van mening dat dat bereikt kan worden door het oprichten van lerarenmaatschappen. Het zich organiseren van leraren in maatschappen zal o.i. na een moeilijke start niet alleen bewerkstelligen dat de zo georganiseerde leraren meer kansen krijgen om overeenkomstig hun eigen inzichten les te geven maar ook dat hun financiële positie verbetert. Beide aspecten dragen er toe bij om in BON’se zin de hoofddoelstelling van BON te realiseren: Beter Onderwijs in Nederland.

het BLOG::
Dit BLOG heeft drie functies:
1) Discussies over de pro’s en con’s van lerarenmaatschappen
2) Adhaesiemedium voor sympathisanten en meedenkers
3) Eerste contactmedium voor hen die overwegen een maatschap op te richten
Wij stellen het op prijs te weten in welke hoedanigheid u reageert.

Apologie::
Maatschap van leraren heeft toekomst en zorgt voor beter onderwijs.
Drie ontwikkelingen begunstigen het ontstaan van lerarenmaatschappen
Minister Plasterk van Onderwijs heeft duidelijk gemaakt dat hij niet terugwil naar de toestand van vóór de Mammoethwet en de HOS-nota. We blijven in het onderwijs dus zitten met een onevenwichtige situatie waarin 4 belangengroepen, namelijk de politici, de schoolbesturen met hun managers, de leraren en als vierde groep de studenten en hun ouders strijden of moeten strijden om meer invloed. Door de stommiteiten van de politici zijn de grote schoolorganisaties oppermachtig geworden. De vakbond van onderwijzers en leraren, die binnen hun organisatie zeer veel belangentegenstellingen kent, is niet in voldoende mate in staat gebleken de belangen van zijn leden te beschermen. Verder hebben ouders zich jarenlang door de mooie praatjes van de schoolbesturen met een kluitje in het riet laten sturen. Wat laatstgenoemden betreft heeft bovendien het ontstaan van grote scholen met opleidingen van zeer verschillend niveau verdeeldheid van ouders in hun vertegenwoordigingen op de scholen in de hand gewerkt. En de schoolbesturen zijn meesters in het toepassen van divida et impera.
Je kunt de huidige staat van het onderwijs betreuren maar omdat minister Plasterk niet terug wil gaan naar vroeger kunnen we alleen vanuit die huidige staat werken aan beter onderwijs. Ons voorstel is om door het oprichten van lerarenmaatschappen de positie van de leraren te versterken en zo bij te dragen aan de verbetering van het onderwijs.
Er zijn op dit moment 3 belangrijke tendensen in het onderwijsveld die pleiten voor het oprichten van lerarenmaatschappen:
1. De politici kijken steeds meer naar de resultaten van onderwijsinstellingen en accepteren steeds minder dat deze daarbij zelf als keurmeester optreden. Het aan sommige MBO-instellingen verbieden om eigen examenopgaven te gebruiken geeft die tendens duidelijk aan. Ook zijn een aantal basisscholen recentelijk onder toezicht gesteld.
2. Sommige ROC’s halen hun nieuwe docenten binnen via uitzendbureau’s zoals b.v. payflex. De schoolbesturen zullen zeker proberen hun positie t.o.v. de leraren te versterken door meer leraren via een uitzendbureau in dienst te nemen. Deze waarschijnlijke tendens heeft voor leraren het extra nadeel dat hun salaris niet alleen afgeroomd wordt voor het in stand houden van vele bestuurslagen en een bureaucratie maar dat ook nog de bemiddelingsbureau’s een deel ervan inpikken.
3. Ten derde is er een groot kwantitatief en kwalitatief tekort aan leraren aan het ontstaan.
De eerstgenoemde tendens maakt dat de grote scholenorganisaties weer gedwongen zijn om leraren in dienst te nemen die waarborgen dat de leerlingen de verschillende leervakken voldoende onder de knie krijgen. In combinatie met het te verwachten lerarentekort betekent dat dat docenten en vooral goede docenten in principe eisen aan de schooldirecties kunnen stellen. Lidmaatschap van een genootschap brengt docenten in een betere onderhandelingspositie zodat het stellen van eisen over salaris en werkomstandigheden ook praktijk kan worden. Ze zijn geen werknemers meer maar, net als een advocaat of een arts, ingehuurde zelfbewuste deskundigen en niet de gevoeglijke “professionals” in loondienst waarvan de scholen met hun liefde voor schone schijn zo graag spreken. Als de maatschappen naar wens evolueren zullen het de schoolbesturen zijn die contact gaan opnemen met de maatschappen en wordt op de maatschapsbureau’s een contract opgesteld. Scholen lenen voor de verschillende vakken een leraar en de maatschap kan eisen dat deze leraar van allerlei hervormingscircussen en overbodige vergaderingen verstoken blijft alsmede voldoende vrijheid krijgt om zijn lestaak naar eigen inzicht uit te voeren. Zoals een medisch specialist geen lid is van een patiëntenvereniging maakt de leraar geen deel meer uit van de schoolgemeenschap want hij is een deskundige in het overbrengen van kennis en inzicht aan leerlingen die de school aanbiedt om daar gebruik van te maken door hem tegen betaling naar zijn eigen inzicht onderwijs te laten verzorgen. Wij denken daarbij natuurlijk aan docenten die veel van het door hen te onderwijzen vak weten en helder voor de klas kunnen uitleggen al is het niet nodig dat hij dat altijd 50 minuten lang doet. De docent die lid is van een maatschap verkeert in een hele andere situatie dan een leraar die door een arbeidsbureau als werknemer wordt uitgeleend. Door de steun van zijn maatschap en de andere maatschappen kan hij eisen dat hij alleen hoeft te doen waarvoor hij gekozen heeft en waarin hij goed hoort te zijn: lesgeven Dat is geheel in het belang van de leerlingen die gekomen zijn om iets grondig te leren.
In het begin zullen schoolbesturen zich pas tot een maatschap wenden als het op hun school ergens goed mis is gegaan en is de positie van de in een maatschap verenigde leraren nog zwak. Vervolgens wenden zij zich tot de maatschappen als het mis dreigt te gaan. Vervolgens…..
In het geval van een groot tekort aan goede docenten en een toenemende controle van de overheid op de resultaten zullen de scholen de door de maatschappen veranderde machtsverhoudingen wel moeten accepteren.
Op 1 oktober beslissen wij of het idee van maatschappen voldoende kansen op verwezenlijking heeft om er mee verder te gaan.
Weehuizen & Sevenhuijsen; Seger en Maarten: kringleiders

Kringstatus::
Aan zijn toestemming tot het oprichten van de kring LERARENMAATSCHAPPEN heeft het bestuur van BON de voorwaarde verbonden dat voor een via deze kring tot stand gekomen maatschap geldt dat de richtlijnen van kracht zijn die in het (momenteel nog te ontwikkelen) BON-keurmerk zijn opgenomen.

POSTSCRIPTEN::
Een maatschap van leraren(1): het bijzondere
Een maatschap is typisch iets voor de vrije beroepen maar het vrije beroep is een vaag begrip. Docenten hebben meestal wel een onderwijsbevoegdheid maar die is, anders dan bij artsen en advocaten, nooit bedoeld geweest als een document dat recht geeft op het als zelfstandige uitoefenen van het beroep van leraar. Sterker nog: het geven van (ongesubsidieerd) onderwijs is vanwege de vrijheid van gedachtenverspreiding helemaal vrij. Gesubsidieerde instellingen van onderwijs mogen echter in principe alleen bevoegde docenten aan hun leerlingen laten lesgeven, ook als zij die via een maatschap betrekken. De onderwijsbevoegdheid zal dus eenzelfde rol moeten gaan spelen als een specialistendiploma bij artsen.
Bevoegde docenten niet altijd bekwaam en bekwame docenten niet altijd bevoegd. Alleen voor leraren die beide zijn kan een maatschap aantrekkelijk zijn.
Een maatschap van leraren (2): syllabus van karakteristieken
Docentenmaatschappen zijn niet op winst gericht maar willen voor hun maten een “fair” salaris
De maten verstaan onder GOED ONDERWIJS onderwijs volgens de beginselen van BON
Alle maten van een docentenmaatschap hebben lesbevoegdheid
toelating tot de maatschap geschiedt middels ballotage
docentenmaatschappen kunne n kandidaatmaten hebben.
De maatschap kan ondersteunende diensten en medewerkers hebben.
Overeenkomsten met scholen kunnen betrekking hebben op een bepaalde maat of op bepaalde typen werkzaamheden die door het maatschap verzorgd worden.
Alle overeenkomsten van een maat betreffende werkzaamheden op onderwijsgebied benodigen de toestemming van de maatschap

Toelichting: De onderwijsinstellingen die met een maatschap in zee gaan moeten de zekerheid hebben dat de maten waarmee zij in zee gaan aan hoge eisen voldoen. Vandaar de BALLOTAGE en de KANDIDAATMATEN. De kandidaatstijd moet natuurlijk zo kort mogelijk zijn en mag de maten geen financieel voordeel opleveren. Als een maatschap geen kwaliteitseisen aan haar maten zou stellen zou zij kansloos zijn.

Wat zijn Maatschappen::(algemeen; naar Wikipedia)
Als twee of meerdere personen (de maten) een bepaalde samenwerking aangaan, is er sprake van een maatschap. De maten brengen iets in, met het doel het voordeel dat daaruit voortvloeit gezamenlijk te delen. Ze kunnen arbeid, geld, goederen of goodwill inbrengen. Het is een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid. Veel maatschappen worden opgericht door mensen met een vrij beroep, zoals artsen, tandartsen, accountants en fysiotherapeuten.

De onderlinge afspraken worden vastgelegd in een maatschapscontract. In dit contract worden afspraken gemaakt over de inbreng van de maten, de winstverdeling en de verdeling van de bevoegdheden. Maar aan dit contract zitten wel beperkingen: zo is het bijvoorbeeld niet mogelijk om één van de maten uit te sluiten in de winstverdeling, dit is wel mogelijk bij de verliesverdeling. Wanneer de maten geen afspraken hebben gemaakt over de winst- en verliesverdeling, wordt er verdeeld naar verhouding van de waarde van inbreng. Een maatschap hoeft niet ingeschreven te worden bij de Kamer van Koophandel omdat een maatschap geen bedrijf uitoefent.
Soorten maatschappen
Er zijn twee verschillende vormen van een maatschap: een stille maatschap en een openbare maatschap. Bij de stille maatschap werken de maten ieder in hun eigen praktijk en onder hun eigen naam, maar kunnen gezamenlijk personeel aannemen of gespecialiseerde apparatuur aanschaffen. Door deze maatschap is iedere maat voordeliger uit. Wanneer de maten in een maatschap aan het rechtsverkeer deelnemen onder een gemeenschappelijke naam, spreekt men van een openbare maatschap. Een openbare maatschap krijgt dan een aantal kenmerken van een vennootschap onder firma.
Voor de oprichting van een maatschap gelden geen bijzondere vormvereisten.
Een vennootschap onder firma of vof, is een eenvoudige manier waarop twee of meer personen samen een onderneming kunnen oprichten. Het betekent in feite dat zij onder een gezamenlijke naam of firma optreden, bijvoorbeeld “Janssen en Peters”. In die regel nemen zij beslissingen voor elkaar, maar anderzijds zijn zij ook aansprakelijk voor elkaars bestuur; er is dus geen beperkte aansprakelijkheid. Een Nederlandse vof heeft geen rechtspersoonlijkheid.
Vereisten voor oprichting
Het enige dat nodig is voor de oprichting is een inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Men heeft voor de oprichting van een vof dus geen notaris nodig. Het verdient aanbeveling dat de vennoten onderling een overeenkomst sluiten, met daarin afspraken over de werkverdeling, de winstverdeling en dergelijke. Ten aanzien van die winstverdeling zij opgemerkt dat de zgn. societas leonina niet is toegestaan (leonina, lat. ‘des leeuws’, oftewel leeuwendeel). De winst moet krachtens enige verdeelsleutel onder de vennoten worden verdeeld, hetgeen betekent dat geen vennoot volledig uitgesloten kan worden van aanspraken daarop.
Aansprakelijkheid
Een eigenschap van een vof is dat de vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor gemaakte schulden. Dit vloeit voort uit het feit dat de vof geen zelfstandig rechtssubject is, geen zgn. rechtspersoon. De vof is een overeenkomst tussen de vennoten. Dit in tegenstelling tot de situatie bij een besloten vennootschap, wel een rechtspersoon, waar de bestuurders alleen in geval van echt wanbeheer hoofdelijk aansprakelijk zijn. Het vermogen van de vof is niet aansprakelijk voor de persoonlijke schulden van de vennoten. Privé-schulden van de vennoten kunnen in beginsel niet verhaald worden op de vennootschap. Dit zgn. leerstuk van het afgescheiden vermogen zal voor een belangrijk deel worden opgelost door het wetsvoorstel personenvennootschappen, waarin de vennoten de keuze hebben hun vof rechtspersoonlijkheid te geven.
Fiscale aspecten
De vof zal van de belastingdienst een fiscaal nummer toegewezen krijgen voor aangifte van belastingen die voor de vennootschap gelden, zoals omzetbelasting en wegenbelasting. De vof betaalt geen vennootschapsbelasting. Het resultaat van de vof wordt geacht verdeeld te zijn over de vennoten, en derhalve moeten de vennoten hier inkomstenbelasting over betalen. Wanneer hier geen nadere afspraken over zijn vastgelegd, geldt voor de belastingdienst dat iedere vennoot een gelijk deel van de winst heeft verkregen.

Commanditaire vennootschap:: (naar Wikepedia)
Een speciale vorm van de vof is de commanditaire vennootschap, ook wel vennootschap ‘en commandite’ genoemd. Bij een cv wordt er onderscheid gemaakt tussen beherende vennoten die bevoegd zijn te handelen namens de vennootschap, en vennoten die slechts een financiële inbreng hebben. Deze laatste vennoten worden stille vennoten of commanditairen genoemd. Deze stille vennoten mogen geen beheershandelingen verrichten namens de commanditaire vennootschap, zoals het aangaan van verplichtingen of het afbetalen van een schuld. Overtreding van dit beheersverbod resulteert in de sanctie van aansprakelijkheid voor alle schulden van de commanditaire vennootschap. Hun positie verschilt dan de facto niet meer van die van de beherende vennoten.

38 Reacties

  1. Vragen
    Dit roept veel vragen op Seger en Maarten.

    De belangrijkste: waarom maatschappen oprichten en geen scholen? Ouders (en leerlingen) kunnen niet kiezen voor een maatschap, maar moeten kiezen voor een school. Wat als de school de maatschap waarmee eerst afspraken waren eruit gooit? Wat is nog de functie van een school als alle leraren in een maatschap zitten? Of is dit eigenlijk een methode om de macht op scholen over te nemen?

    • ad mark79
      Scholen oprichten is in de praktijk heel moeilijk tenzij je eerst een godsdienst sticht en gelovigen weet te winnen. Of scholen maatschappen kunnen negeren of er uit kunnen gooien hangt er van af hoe groot het tekort aan goede leraren is, hoe goed de overheid de resultaten op cognitief gebied controleert en welke sancties de overheid scholen oplegt die wanpresteren. Het gaat om de veranderingen in de machtsverhoudingen met als einddoel beter onderwijs in BON’se zin. Mochten de machtsverhoudingen zich ingrijpend wijzigen dan zou het overnemen van de macht door de leraren daarvan een gevolg kunnen zijn. Door de onzekere uitkomst van de machtsstrijd gaat het te ver om het oprichten van maatschappen te zien als het begin van een complete overwinning.

      • Je kunt er zeker van zijn
        dat directies en besturen veel liever goedkope lio’ers of mbo’ers gaan aantrekken dan een maatschap binnenhalen. De managers gaan hun vingers daar niet aan branden. Als ouder zal ik de eerste zijn die er bezwaar tegen maakt. Dit brengt docenten in een machtspositie die ze niet horen te bekleden.

        • Mits de overheid zijn verantwoordelijkheid neemt
          Geachte Fritzi,

          Het succes van lerarenmaatschappen valt of staat met een effectieve controle van de overheid op de prestaties die de scholen leveren. Voor VWO en HAVO gaat het daarbij vooral om prestaties van hun leerlingen op cognitief gebied; voor VMBO en MBO gaat het om een combinatie van inzicht en vak-vaardigheid. Als de overheid goed controleert en de scholen bij wanprestaties financieel straft zullen zij de maatschappen wel binnen moeten halen. Met goedkopem lio’s en MBO-ers kom je er dan niet; je bent er uiteindelijk zelfs duurder mee uit.

          • Niet gerust
            Het succes van een maatschap staat of valt met de loyaliteit van de leden. Daar ben ik bij een maatschap van leraren niet gerust op.

          • l’expert témeraire ne sera pas un fou
            Goddeloos (ab Deo)
            Iemand die aan een riskante expeditie wil meenemen zoekt zijn mede-expeditieleden met zorg uit. Het betreden van het onderwijsveld vanuit een maatschap is zo’n riskante expeditie. Je geeft zekerheden op. Een geslaagd cordon sanitaire om de maatschappen is één risico. Een ander dat je niet in staat blijkt de afspraken met de scholen na te komen. Je moet er niet aan denken dat je je oude baas om genadebrood zou moeten vragen.
            Over de loyaliteit van de maten maak ik mij geen zorgen.

          • Maar dan nog iets
            Je zult, als je deel uit gaat maken van een maatschap, ontslag moeten nemen. Anders neem je deel aan een activiteit waar je toestemming voor moet vragen (nevenwerkzaamheden) en het is maar de vraag of de werkgever die verleent.

      • Beste Seger,
        Stichting van een school

        Op het gebied van de stichting van nieuwe onderwijsinstellingen heeft de gemeente een belangrijke rol. Verzoeken om een nieuwe school te mogen stichten moeten voor het primair onderwijs bij de gemeenteraad worden ingediend.

        Subsidiëring
        De raad stelt een plan van nieuwe scholen vast. Na goedkeuring van het raadsbesluit door de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen heeft de school aanspraak op subsidiëring van Rijk en gemeente. Ten aanzien van het voortgezet onderwijs en het middelbaar en hoger beroepsonderwijs ligt de besluitvorming bij de minister. Verzoeken moeten dan ook daar worden ingediend. De gemeente adviseert de minister veelal over dergelijke aanvragen.

        Stichtingsnormen
        Voor scholenstichting geldt vaak een zogenaamde minimum-stichtingsnorm. Deze is in de Wet vastgelegd en afhankelijk van de grootte van de gemeente of verzorgingsgebied van de school. Voor het basisonderwijs bijvoorbeeld geldt voor de gemeente Emmen een norm van 200 leerlingen. Een nieuw te stichten basisschool moet binnen vijf jaar na opening én 15 jaar daarna minimaal 200 leerlingen tellen. Voor de verschillende onderwijssoorten gelden afzonderlijke (wettelijke) stichtingsnormen.
        www.minocw.nl/documenten/brief2k-2001-35137c.pdf

        Ik kan jouw criterium ‘godsdienst’ voor het stichten van een nieuwe school hier toch nergens vinden.

  2. Interessant
    (Gedachten)experiment. De leraarmaatschap roept wel een hele lading juridische, bedrijfseconomische, fiscale, personeelstechnische, management, … vragen op. Denk je Seger dat het voor alle vakken en schoolsoorten goed werkt of denk je eerder aan tekortvakken op een hoog vakniveau?

    • Als water eenmaal door een dijk stroomt ……..
      geachte Hendrikush,

      Ik denk dat in het begin de maatschappen vooral leraren voor de tekortvakken zullen leveren. Leraren klassieke talen zitten nu al heel goed want er zijn echt geen lio-s of mbo-ers die Latijn en Grieks kunnen geven. Voor een vak als wiskunde ligt dat in de onderbouw nu anders vanwege het misvormde karakter dat het heeft sedert de invoering van de Mammoetwet. Maar er is een tekort en als leraren zich goed organiseren kunnen zij dat gebruiken ten bate van henzef en voor beter onderwijs. Als de scholen eenmaal zo ver zijn dat zij voor tekortvakken (jaar)contracten afsluiten met (maten van) een maatschap zullen zij dat na verloop van tijd ook gaan doen voor vakken waarin het lerarentekort minder groot is.

  3. Mentaliteit en macht
    Het gaat bj onze queste naar goed onderwijs op de eerste plaats om mentaliteit. Mensen (ouders) moeten goed onderwijs belangrijk vinden en er werk van willen maken dat hun kinderen goed onderwijs krijgen.
    Mede dankzij BON wordt er door de ouders in ieder geval beter nagedacht over wat goed onderwijs is. Velen gingen er van uit dat de vakkennis wel snor zat, velen geloofden de positieve onderzoeken. Verder paste “leuk” dan erg goed in dat beeld. Kinderen moeten het naar hun zin hebben. Dat gold niet enkel voor onderwijs, maar ook voor thuis en overal. Ook in die gedachte komt een verandering.
    Kortom: het NL onderwijs was volgens veel ouders goed en paste goed bij hun eigen opvoedkundige ideeën.
    Pas sinds BON weten ouders dat het met die kwaliteit goed mis is. Daarbij wordt de roep omstructuur bij opvoeden de laatste jaren ook groeter (opvoedprogrammas op tv).
    Ik denk dat de mentaliteit, het gedachtengoed over goed onderwijs en goed opvoeden, verandert in BON’s richting/ Dát is de ommekeer die gemaakt moet worden en dát is waar we mee bezig zijn.
    Het helpt dan als de bestuurders onder druk gezet worden om dat onderwijs mogelijk te maken. Druk van de ouders, maar ook vanuit de politiek. Ook dat verschuift in onze richting. Plasterk is echt een ander dan Maria.
    Ik geloof minder in zaken als maatschappen omdat die richting is geënt op organisatirisch / juridische zaken. Die zaken maken de situatie ook complexer. Heel kort door de bocht: je kunt organiseren wat je wil, als de mentaliteit niet verandert, dan verandrt er nooit wat. En andersom ook: welke organisatie ook, als de mentaliteit verandert, dan moet die organisatie mee.

    • opvoeden van leraren door schoolbesturen is een slechte praktijk
      ad 1-1-1945
      Minister Plasterk heeft duidelijk gezegd dat hij niet terug wil naar de jaren 50, dat hij geen mogelijkheid heeft of de schoolorganisaties te dwingen om over te stappen op kleine onafhankelijk opererende scholen. Hij wil de investeringen in grote schoolgebouwen niet verloren laten gaan en hij zal zich daarom moeten verzetten tegen het gemakkelijk maken van het stichten van kleine scholen met homogene leerlingenpopulaties. Deze minister heeft duidelijk gemaakt dat hij maar in beperkte mate aan de wensen van BON kan of wil voldoen. De grote schoolorganisaties zijn in mijn ogen verworden tot zuivere profit-organisaties die profiteren van hun monopoliepositie en die de ouders met valse voorstellingen verlokken om hun kinderen aan hen toe te vertrouwen. Het zal nog lang duren eer ouders dat door hebben en in opstand komen. De leraren weten het wel en het is daarom aan hen om zich te organiseren en alle juridische mogelijkheden uit te buiten.

      • die de ouders met valse voorstellingen
        Die valse voorstellingen hebben we toch knap aan de kaak gesteld. Of ouders dan ook in opstand komen, dat weet ik niet. Het zal per school verschillen.
        Maar ik denk dat het proces een natuurlijker verloop zal hebben. Door BON zijn leraren nu beter dan vroeger in staat hun kritiek ook op de eigen school te uiten. Het BON standpunt is van hopeloos ouderwets gezeur langzaam maar heel zeker tot een geaccepteerde visie geworden. Ik denk dat dat binnen elke school effect heeft. Geen enkele school kan meer volstaan met een flitsende powerpoint om ieereen te overtuigen van de zegeningen van het anti-leren. Mensen waren nooit gek en zijn dat nog steeds niet. Maar nu hebben ze als ze dat willen, alle informatie die ze nodig hebben om tegenwicht te bieden. Dat heeft effect. Niet dat daarmee elk Moloch direct verandert in tientallen menselijke maat scholen, de besturen zullen vast wel blijven zitten. Ze zullen alleen inhoudelijk een andere richting in slaan. Verplaats de voedertrog. Daar hebben we invloed op en daar hebben we al dingen bereikt. Een half miljardje extra voor slagter vanweg een of ander vernieuwend project… dat wordt niet meer als vanzelf toegestaan.

        Maar achter elke redenering, en zeker ook de mijne, zitten tientallen onuitgesproken al dan niet bewuste aannames. IN mijn geval: ik heb een gierende hekel aan juridische poespas, kan machtsspelletjes niet goed meespelen en ben dus geneigd oplossingen voor de ellende in een andere richting te zoeken dan jij doet.
        Veide mogelijkheden kunnen natuurlijk ook naast elkaar, Dat zou zo maar eens verstandig kunnen blijken.

        • OK met het twee wegen model
          ad 1-1-1945
          Dat iemand die leraar geworden is om een leerlingen de kennis en schoonheid van zijn van vak over te brengen of/en jonge mensen te helpen op weg naar hun toekomst een aversie tegen juridische poespas heeft ligt voor de hand. Mij lijkt het aantrekkelijker om via juridische poespas een efficiëntere leraar te worden dan door de poespas van het nieuwe leren en de regelzucht van de schoolmanagers inefficiënt en ontevreden met coachen te blijven doorgaan. (Maar ik heb makkelijk praten)
          BON gaat natuurlijk verder met het uitoefenen van zijn heilzame invloed. Dus beide wegen worden bewandeld.

          • voor alle duidelijkheid
            Ik zou er zeer voor zijn als er docenten waren die een maatschap wilden stichten en dat we konden kijken of en hoe het werkt.
            Ik zou het maatschappelijk gezien jammer vinden. Scholen moeten geen bedrijven worden en docenten geen ondernemers. Maar ik begrijp ook wel dat scholen al lang bedrijven zijn en de docenten (nog) lang geen ondernemers, laat staan assertieve werknemers.
            Maar als ik mocht kiezen, dan wilde ik een maatschappij met goed onderwijs, zoals dat in NL jarenlang tegen zeer redelijke kosten is uitgevoerd. Misschien ben ik naief, maar ik heb het idee dat de waanzin om scholen bedrijven te maken en leerlingen de klant, dat ook dat wat op zn retour is. Particulier ondewijs heeft mijn voorkeur dus niet, maar kan nodig zijn als de overheid het ontzettend laat afweten.

            Jij, Seger, bent natuurlijk al heel lang met dit idee bezig en hebt de nodige kennis en ervaring wellicht opgedaan. Waar ik benieuwd naar ben is of je ook van docenten bijval krijgt. Je zit zelf heb ik begrepen in de ouderrol hier bij BON en ik vraag me af of docenten welwillend staan.

          • Dit lijkt mij een behoorlijk probleem:
            Je zult, als je deel uit gaat maken van een maatschap, ontslag moeten nemen. Anders neem je deel aan een activiteit waar je toestemming voor moet vragen (nevenwerkzaamheden) en het is maar de vraag of de werkgever die verleent.

          • geen onbesuisde dingen doen
            ad adios
            Zeker! Een leraar met een full time aanstelling die maat wordt of wil worden van een maatschap moet zijn baan zeker niet opzeggen voordat hij als maat aan de slag kan gaan, dwz voordat hij of het maatschap voor hem een contract met een onderwijsinstelling heeft kunnen sluiten. De afweging van het risico op inkomensverlies en een grotere kans op arbeidsvreugde zal elke leraar afhankelijk van zijn temperament, capaciteiten en leefsituatie moeten maken. Het hebben van een verdienende partner of juist een niet-verdienende partner kan daarbij een rol spelen. Verder denk ik dat schoolbesturen parttimers niet kunnen verbieden voor het overige part van een full werk-time als maat werkzaam te zijn.

  4. vite aux armes, professeurs !
    Op verzoek van de minister van OCW voeren de Inspectie en de NVAO een gezamenlijk onderzoek uit naar de kwaliteitsborging van opleiden van leraren in de school waarin zij als docent (gaan) werken.
    Dat het opleiden van leraren nu deels in handen komt van wat tot nog toe de afnemende scholen waren is slecht nieuws. Nog meer macht voor de grote onderwijsinstellingen en nog minder demokratische controle door de uiteindelijke afnemers: De ouders en de overheid. Voor het slagen van lerarenmaatschappen kan het fataal worden. Een onderwijsbevoegdheid is dan nog maar slecht vergelijkbaar met de bevoegdheden van artsen om zelfstandig patiënten te behandelen en juristen om zelfstandig te procederen. vite aux armes, professeurs ! formez vos compagnies, marchons, marchons

      • geen uitzendbureau
        In “het ONDERWIJSBLAD” nr. 11 van 2 juni j.l. staat onder de kop BESTUUR MAG NIET ZOMAAR UITZENDKRACHTEN AANNEMEN dat volgens de CAO-VO geldt: “Scholen mogen werknemers slechts via een uitzendconstructie aannemen wanneer er sprake is van KENNELIJK ONVOORZIENE OMSTANDIGHEDEN” en “een werkgever mag uitzendkrachten inhuren als het gaat om ACTIVITEITEN VAN KENNELIJK TIJDELIJKE AARD”. Dus niet b.v. om te voorkomen dat de school bij ziekte een deel van de ww-kosten moet betalen zoals het Coenecoop College deed. Volgens de bezwarencommissie voor conflicten tussen GMR en de schoolleiding bij die school mag de schoolleiding de uitzendconstructie ook niet gebruiken om te beoordelen of personeel al dan niet geschikt is en evenmin omdat de school een verdere terugloop in het leerlingenaantal verwacht. Het conflict ontstond doordat de personeelgeleding van de MR vaststelde dat 13 procent van het personeelsbestand werkzaam is op uitzendbasis en vond dat het niet goed voor de teamgeest was als je 2 soorten collega’s zou hebben.
        Een lerarenmaatschap kan dus beter niet zoals een uitzendbureau opereren. Toch zal een maat door het aparte contract dat hij met de schoolleiding heeft een ander soort collega worden. De voordelen van de hem daarbij verleende veschoningen worden het beste gecompenseerd door de tijdelijkheid van het contract, ook al zijn de werkzaamheden die de ingehuurde doet zelf niet van tijdelijke aard. Een maat moet dus principieel slechts tijdelijke contracten afsluiten. Zijn baanonzekerheid compenseert dan het voorrecht van eigen werkcontracten.

  5. Q-controle
    Het succes van lerarenmaatschappen wordt in ernstige mate bedreigd door de slechte kwaliteitscontrole door de overheid. Zolang alles formeel klopt is de overheid tevreden. Zelfs de centraal schriftelijke onderdelen van de eindexamens geven onvoldoende waarborg. De normering en uiteindelijk het niveau van de opgaven worden wel degelijk aangepast aan de leerlingen en niet andersom. Veel scholen proberen de gebrekkige resultaten van hun onderwijs te verbergen in het nieuwe leren. Als deze scholen niet op een of andere wijze op hun vingers getikt worden zullen zij de bekwame, goedopgeleide maar mondige en dure leraren van maatschappen buiten de deur houden. Het lijkt mij –en natuurlijk niet alleen om het experiment met maatschappen te laten slagen- wenselijk dat BON zich met de kwaliteitscontrole van scholen gaat bezig houden door het afnemen van tweejaarlijkse centraal schriftelijke examens. Zowel scholen als ouders die twijfel hebben over de kwaliteit van het onderwijs op de school waar hun kind ingeschreven staat zouden daaraan kunnen meedoen. Wegens dat laatste kunnen de schoolorganisaties deze examens niet negeren. De VRIENDEN VAN BON zouden daarbij een belangrijke rol kunnen spelen. In elk geval zouden de overheid en de onderwijsmaffia er van af moeten blijven.

  6. Maatschap
    Er zijn veel voor- en tegens wat betreft maatschappen voor leraren. Een belangrijk nadeel is, dat realisatie langere tijd in beslag zal nemen. Op korte termijn kan er wel wat aan de eindexamens worden gedaan. De financiering van het onderwijs zal in handen van het ministerie blijven. Plasterk zegt een aantal zaken niet te kunnen veranderen, maar zal als goed bestuurder toch willen weten wat de scholen met het belastinggeld doen. Als BON zullen we moeten blijven streven naar landelijke eindexamens voor alle typen onderwijs, waarbij een 2e correctie plaatsvindt en waarbij de normering vantevoren is vastgesteld, onafhankelijk van de resultaten. Op langere termijn kan er een 2-jaarlijks examen plaatsvinden. Alhoewel binnen het MBO en HBO er (te) veel studierichtingen zijn, kunnen er canons worden vastgesteld, die voor alle opleidingen gelden. Dan zijn we ook af van de discussie over onderwijsvormen en – methodes: als het einddoel maar gehaald wordt (waarbij ik er overigens van overtuigd ben, dat dan HNL en CGO door de mand vallen).

    • Een kleine stap die
      makkelijk te realiseren is: geen woordenboeken meer bij het schriftelijk eindexamen!

    • maatplus
      De schoolbesturen van middelbare scholen willen graag dat leerlingen haar zonder doubleren doorlopen. Ze willen daarom dat de prestaties van haar leerlingen ruimhartig beoordeeld worden en dat leerlingen die desondanks niet aan de norm voldoen snel afstromen. Dat betekent niet dat de scholen geen goede leerlingen willen binnenhalen. Niet alleen omdat een goede leerling meer überhaupt een leerling meer betekent maar ook omdat ouders van “normale” leerlingen denken dat hun eigen kinderen er voordeel van hebben om samen met goede leerlingen op eenzelfde school te zitten. Een afdeling Gymnasium, een computerklas, tweetalig VWO en VWO-plus-klassen zijn veelgebruikte middelen om goede leerlingen binnen te halen. Tweetalig VWO is daarvan de meest curieuze omdat daarbij impliciet erkend wordt dat de leervakken sedert de invoering van de basisvorming zo gemakkelijk geworden zijn dat je zonder schade voor de goede leerlingen de lesstof op een oneigenlijke wijze moeilijker kunt maken. Maar ook met de keuze van het plus voor daarvoor uitverkoren leerlingen is iets vreemds aan de hand. Je zou verwachten dat extra’s zo gekozen worden dat het gebrek aan diepgang dat de basisvorming in de onderbouw gebracht heeft gecompenseerd zou worden. Als je kijkt naar wat er aan extra’s geboden wordt blijkt dat meestal niet het geval te zijn. Die extra’s zijn meestal glossy en vakken als grammatica, het bestuderen van beroemde redevoeringen en de kunst van het vertalen aan de alfakan ent , Euklidische meetkunde of logica aan de bètakant (kan ook als interdisciplinair vak gebracht worden) zijn er niet bij. Docenten die zich verre mogen houden van activiteiten gericht op komende schooljaren omdat ze als maat van een maatschap in principena één jaar al weer vertrokken zijn zouden kunnen aanbieden om in plaats daarvan dit soort vakken te geven. Het zou goed zijn om dan ook de prestaties van een school bij dit soort basis-“vakken” tweejaarlijks te meten.

      • @Seger
        Beste Seger, ik volg de discussie over de maatschap al een tijdje en vraag me enigzins af waarom een ingewikkelde constructie neerzetten. Waarom niet gewoon een docenten interim bureau oprichten. Iedere docent kan zich aanmelden, desnoods een intake-gesprek ( ballotage) en geeft aan in welk vak en hoeveel uur hij of zij per week ingezet wil worden. Het bureau doet de administratie en de docenten gaan aan het werk als zzp-er. Er wordt aan de scholen een vast uurtarief plus opslag gerekend ( ook voor vergader-uren). Aangezien de docent in principe hiermee zijn eigen bedrijfje heeft is ook hij verantwoordelijk voor de kwaliteit van zijn docentschap. Slechte docenten worden niet meer gevraagd, goeie docenten worden meer gevraagd. Aangezien de docent niet meer onder een schoolbestuur valt kan u zoveel lesuren geven als hij wil ( maximaal 40) en desnoods op verschillende scholen in de vakken die hijzelf aangeeft. Geen juridische constructie, iedereen draagt zijn eigen verantwoordelijkheid en dot niets af aan zijn eigen kwaliteiten.

        • Lijkt mooi
          Maar wat doe ik met 20 uur in Leeuwarden; 10 in Enschede en 5 in Arnhem? En bij uren op verschillende scholen?
          Reistijd meetellen in uren en in euro’s? Alleen deeltijdbanen vanaf een bepaalde omvang accepteren? Hoe voorkomt je dat je te duur wordt?

          • @Hendrik
            Reistijd meetellen natuurlijk, liefst genoeg docenten die mee willen doen dus ook in arhnem, Enschede enz… Er rust natuurlijk geen verplichting, bekijk het een beetje als uitzendkracht maar dan voor jezelf. Duur, wat is duur. Ga maar na wat kost een vaste kracht, en als die ziek wordt, al dat gemekker van ouders over lesuitval. Ik sta er van verbaasd dat zoveel zogenaamde externe deskundigen tegen veel hogere prijzen wel worden ingehuurd. Meestal omdat de scholen en de managers dan zelf geen verantwoordelijkheid moeten dragen. Kunnen ze altijd wijzen naar de externe partij die toch al weg is. Je bepaalt natuurlijk zelf je omvang. Om het in managersjargon te zeggen. Wij bieden onze diensten aan, dit is onze prijs en wij maken uit of we komen ja of nee.

          • @Jeronimoon
            Ik zag mezelf meer in een snelle bolide met chauffeur door het land suizen; hier en daar een lesje; en vanwege de markwerking ook nog goedkoper dan een vaste kracht+10%verzuim+10%gemekker. Daar kwam ik dus niet helemaal uit.

        • Tussenpersonen
          Zelf zie ik ook niets in een maatschap, ik zou niet weten wat ik er mee op zou schieten, maar waar ik wel eens over denk, is om mezelf naast een deeltijd vaste baan (die ik op dit moment al heb) af en toe als invaller te “verhuren” aan andere scholen. Maar een tussenpersoon of bemiddelingsbureau is op zich ook weer niet waar ik op zit te wachten; daar betaal je doorgaans een prijs voor. En waar heb je nog bemiddelaars voor nodig als je de klussen zelf van het internet kunt plukken? Waar ik wél behoefte aan zou hebben, is informatie over schaarste, omdat je dan beter een hoger loon zou kunnen bedingen. Natuurlijk kun je ook gewoon voor jezelf bepalen voor hoeveel geld je de klus wilt doen, en steeds de prijs wat opschroeven totdat ze “nee” beginnen te zeggen.

          • @Em70
            Net wat ik bedoel, 50% en verhuren. Ik reageerde alleen maar op de maatschap. Niet zozeer een bemiddelaar. Maar ik stelde mij een pool van docenten voor. Dan heb je iets als een administratie nodig die de telefoon opneemt en de docent-zzp-er belt die vertelt dat er een vraag is. Uit ervaring weet ik dat ook de managers alleen maar tijdens de schooluren werken.

          • H&S
            Na een jaartje proef kunnen nieuwbakken medische specialisten maat in een maatschap worden. Zij zijn immers op dat moment volleerd. Natuurlijk moeten zij de ontwikkelingen in hun specialisme blijven volgen maar het vermogen daartoe worden zij geacht verworven te hebben gedurdende hun studie en tijdens hun opleiding tot specialist.
            Van een advocaat die in een maatschap opgenomen wordt wordt soms verwacht dat hij zich (verder) specialiseert. Hoe hij dat doet moet hij zelf weten. Zijn maten gaan er van uit dat hij daartoe in staat is.
            Vóór de mammoetwet kreeg een leraar een jaar de tijd om te bewijzen dat hij behalve bevoegd ook bekwaam was. Daarna was hij gelijkwaardig aan de andere leraren met dezelfde bevoegdheid. Hij werkte zelfstandig en moest even veel lessen draaien als zijn andere collega’s. Eigenlijk had hij vanaf dat moment, net zoals dat bij medische specialisten het geval is ook hetzelfde moeten verdienen als zij. Minder verdienen betekent immers minder presteren en dat zou betekenen dat leerlingen met een jonge leraar benadeeld zijn i.v.m. leerlingen dide van een oude rot les krijgen. Hieruit blijkt wel hoezeer de werksituatie van een gediplomeerd leraar leek op die van een medisch specialist.
            De salarisschalen die de overheid hanteerde waren dus eigenlijk kunstmatig. Eeen leraar zou jaar in jaar uit hetzelfde moeten verdienen. De leraren werkten echter in loondienst en de salarisschalen dienden om het bedrijfsleven te imiteren. Een leraar kon gemakkelijk naar een andere school overstappen.
            Door de lump sum fin. zijn oudere leraren voor scholen duur geworden waardoor bovendien deze aan hun school vastzitten. Hij wordt nu wel geacht meer te kunnen maar een j.l. draait even veel lessen en een klas krijgt niet meer lesuren wanndeer de docent jong is en zou dus benadeeld zijn. Het honoreringssysteem voor specialisten waarin leeftijd geen rol speelt gecombineerd met maatschappen zou daarom voor leraren en leerlingen het rechtvaardigst zijn.

          • De meerwaarde van lerarenmaatschappen
            ad EM70
            Onder de personen voor wie maat-zijn aantrekkelijk zou kunnen zijn vallen o.a. parttimers met een aanvaardbaar bestaansminimum. Het is moeilijk om te voorspellen of leraren die op eigen houtje proberen een parttime vacature op profijtelijke wijze onder eigen voorwaarden te vervullen beter af zijn dan zij die dat als maat doen. Maatschappen zijn natuurlijk veel duidelijkere een grote bedreiging voor het beslissingsmonopolie van schoolbesturen dan individueel opererende leraren. Maar als veel van die leraren succes hebben komt er toch een moment dat bij de schoolbesturen een alarmbel gaat rinkelen. Schoolbesturen zullen elkaar dan oproepen tot solidariteit en elkaar manen om geen free-lancers meer aan te nemen. Ik denk dat die los opererende leraren op dat moment beter af zouden zijn als ze verenigd waren in maatschappen. Voor losse leraren lijkt het mij ook moeilijker de vrijheid om naar eigen inzicht les geven te bedingen. Tegen de onvrede van leraren in loondienst over de hoge eregelden van de free-lancers kunnen de schoolbesturen de baanzekerheid van de eerstgenoemden stellen. Maar tegen de protesten dat free-lancers wel het onderwijs naar eigen inzicht gestalte mogen vormgeven zullen ze geen weerwoord hebben. Juist wat dit aspect betreft is het daarom beter dat leraren met een vrije lans zich verenigen onder het banier van een maatschap.

        • ad Jerimoonem
          Ik heb geen defininitie van een interimbureuau kunnen vinden. ook niet bij Wikipedia Zo’n bureau lijkt mij een makelaardij voor werkgevers enerzijds en gespecialiseerde of hoogopgeleide werkzoekenden anderzijds. Het verschil met een uitzendbureau is dan dat de “anderzijds” niet in dienst komen van de bemiddelaar. Verder blijkt dat sommige interimbureau’s ook zorgen ook voor bijscholing van hun werkzoekenden. Zo’n interimbureau lijkt wel een beetje wat op mij voor ogen staat bij een maatschap. Maar een maatschap is niet alleen VOOR de leraren maar ook VAN de leraren. Een interimbureau wil in principe slechts verdienen maar een maatschap wil betere arbeidsvoorwaarden voor de maten en beter onderwijs. Daarvan maakt verdienen natuurlijk deel uit en een interimbureau zou zijn winsten aan de leraren-oprichter moeten uitbetalen. Maar leraren verenigd in een maatschap moeten de evenknie van de schoolbesturen worden. De maten overleggen met elkaar over acceptabele arbeidsvoorwaarden. Een federatie van maatschappen is dan de evenknie van de verenigde schoolbesturen. We willen het machtsevenwicht tussen schoolbesturen en de echte, onderwijs gevende onderwijskundigen herstellen. Vandaar maatschappen.

    • het is vijf voor twaalf
      Het was een onzalig idée om het onderwijs net zo te organiseren als een verzameling profitbedrijven en er ook zo naar te kijken. Beschouwend wat relevant is voor het oprichten van lerarenmaatschappen zien wij dat de verantwoordelijkheid van de leraar voor zover die volgt uit oordelings- en handelingsbekwaamheid is afgenomen. Hij mag zich als leraar niet meer ontplooien en hij moet voor zijn eigen financiele bestwil binnen de shoolorganisatie carriere maken door zo snel mogelijk leraar-af te zijn. De ongevraagde vermindering van de verantwoordelijkheid van de “gewonen” leraar rechtvaardigt op zichzelf natuurlijk wel zijn salarisvdermindering.
      Een vroegere leraar met voldoende kennis van zijn leervak heeft voor zover hij in staat is de vereiste hoeveelheid ervan aan een groot percentage van zijn leerlingen over te brengen in principe geen verdere scholing nodig. Soms moet hij wel op eigen inititiatief en op eigen kracht iets opfrissen of toevoegen. Net als mensen in de vrije bedroepen zoals artsen en juristen waarop hij in zijn beroepsuitoefening leek.
      Scholenorganisaties zien dat voor de door hen gewenste leraar heel anders. Zij denken te weten hoe alles moet gdebeuren en vinden daarom dat zij het beste kunnen beoordelen wat een leraar er nog bij moet leren. Zij beslissen daarbij enkel vanuit het geachte belang van de organisatie. De wet BIO en het Besluit Bekwaamhdeidseisen Onderwijspersoneel houdt in dat onvervreembare bevoegdheden vervangen worden door verloopbare schoolgebonden bekwaamheidseisen en dat leraren gedwongen kunnen worden door scholing de bekwaamheid te verwerven in het lesgeven in tekortvakken waarvoor zij geen bevoegdheid hebben. Als de leraren nu geen situatie creeren waarbij zij op grond van hun op kennis van zaken berustende bevoegdheid afspraken te maken met schoolbesturen zal het goede onderwijs van vroeger voor jaren verdwijnen.

  7. On-topic
    Probeer enigzins on-topic te blijven mensen. Deze pagina gaat over lerarenmaatschappen. Vandaar dat er 2 items (met de daaropvolgende commentaren) verplaatst zijn.

  8. ’n coitus(..)
    van maatschap en leraren
    zal ’n rat race in pikorde baren
    nadeel alleen voor de advocatuur
    zoveel zaken, dus omlaag, met die prijzen per uur

Reacties zijn gesloten.