Het probleem met vraagsturing
De pr-machine voor invoering van het didactische concept vraagsturing draait op volle toeren op Windesheim. Maar de voorstanders verzuimen een open gesprek aan te gaan over hun onuitgesproken vooronderstellingen. Tijd voor discussie, vinden vijf docenten Sociale Studies.
Vraaggestuurd leren betekent dat de student met zijn eigen vragen zijn leerproces inricht. Dat noemt men ook wel het ‘regisseur zijn van het eigen leerproces’. Vraaggestuurd leren is een overwegend normatief concept. Het verwoordt een ideaal. Het verwijst veel meer naar een wenselijke vorm van leren dan naar een al gerealiseerde praktijk. In dat normatieve concept wordt een aantal aannames gedaan over hoe de student leert. Voor een eerlijke discussie ontkomen we er niet aan die aannames op tafel te leggen en ons af te vragen of ze kloppen.
Sluimerende potenties.
Zo neemt men aan dat de student in hoge mate intrinsiek geïnteresseerd en gemotiveerd is in de zaken rondom zijn beroepsuitoefening. Verder overziet hij wat er voor de beroepsuitoefening nodig is. Hij kent en onderschrijft dus de beroepscompetenties, weet waar hij in zijn ontwikkeling nog te kort schiet en weet dus wat hij nog niet weet. De opleiders kunnen op hun beurt op een betrouwbare manier toetsen of het weten en kunnen van de student inderdaad op niveau is. De student kan verder wat hij nog niet weet en kan helder vertalen in werkbare leervragen. En ten slotte kan hij via deze leervragen een leertraject uitzetten.
Let wel: ondertussen weten wij nog helemaal niet of het feitelijk ook zo is dat de student al deze eisen kan waarmaken. Zeer waarschijnlijk overvragen wij de student hiermee ernstig. Maar stél dat de student wel in staat is aan de aannames te voldoen, welke inrichting van het onderwijs is dan het meest ‘uitlokkend’ voor die veronderstelde sluimerende potenties van de student?
Vals dilemma
Voorstanders van vraagsturing menen dat de huidige inrichting van het onderwijs dit uitlokkende karakter onvoldoende heeft. Wij zijn van mening dat de huidige aanpak – die nogal gechargeerd ‘aanbodgericht’ wordt genoemd – nog altijd goede papieren heeft. Er wordt een valse tegenstelling gecreëerd wanneer we het begrippenpaar aanbod- versus vraaggestuurd opvoeren. Wij beweren dat het aanbod feitelijk de vraag creëert. Het één is zonder het ander niet denkbaar!
Een vragensteller kan pas relevante vragen stellen als er een ‘set van antwoorden’ beschikbaar is waaraan hij vragen kan leren stellen. Naar school gaan is allereerst luisteren naar het aanbod – gepersonifieerd in de ‘meester’, de ‘leraar’, de ‘opvoeder’ en gematerialiseerd in een curriculum – en in het luisteren naar antwoorden de eigen stem ontdekken en leren variëren op dat aanbod. De antwoorden die we krijgen, kunnen we dus later bevragen op hun geldigheid.
Uit het feit dat het antwoord voorafgaat aan de vraag, volgt: hoe groter en gevarieerder het aanbod is waarmee een mens geconfronteerd wordt, hoe groter de kans dat hij leert wat hij kan en (nog) niet kan, en wat hij wil en niet wil. Een zogenaamd krachtige leeromgeving is dan die omgeving die de leerling niet eenzijdig benadert vanuit de vraag ‘wat zou je willen leren’, maar hem ook kritisch inleidt in het aanbod van kennisbestanden.
Bij ‘vraagsturing’ moet het er volgens ons om gaan dat wij de klippen omzeilen van het eenzijdig vertrekken vanuit (de eisen van) het aanbod of eenzijdig vertrekken vanuit (wensen en behoeften van) de student. Wij moeten ons niet in een vals dilemma laten sleuren: wij moeten zoeken naar nieuwe vormen én durven vasthouden aan al beproefde vormen.
Googlificatie
De relativering van kennis en inzicht ten gunste van de vaardigheid zelfstandig kennis te verwerven, is gebaseerd op de modieuze slogan dat kennis in onze tijd snel zou verouderen. Dat is een zeer tendentieuze uitspraak. Er zijn niet veel voorbeelden van kennis die veroudert. Veel méér kennis veroudert niet en zal zelfs de basis voor de beroepsuitoefening blijven.
De vaardigheid kennis te verzamelen is zeker belangrijk. Maar dat onderstreept juist het belang van parate kennis die het zoeken mogelijk maakt. Informatie haal je bij de VVV. Zinvolle kennis leer je op een school van docenten en wetenschappers die hun professionele ontwikkeling via colleges en boeken delen met studenten. Zelfstandig zinvolle kennis verwerven is echt iets anders dan het surfen op internet om informatie te verzamelen. Het moderne onderwijs moet oppassen voor googlificatie.
Betekenisvolle kennis moet ook bemiddeld worden: de ware pedagoog doet niet alleen aan kennisoverdracht, maar ook aan het inleiden in betekenissen en soms zelfs aan het inwijden in geheimen. Dit beeld van de pedagoog vraagt om inspirerende docenten die hun ambacht verstaan want een vak geleerd hebben. De term ‘leerprocesbegeleider’ is daarom zielloos en denigrerend.
Te optimistisch
Bij vraagsturing zal veel kennis uit een zorgvuldig geëvolueerd curriculum gaan verdwijnen. Het is immers onmogelijk om een zeer breed en evenwichtig samengesteld curriculum te ‘vangen’ in een beperkt aantal en vaak veel te algemeen geformuleerde competenties. Tot nu toe wordt bij de meeste opleidingen al met competenties gewerkt. Maar de manier van competenties verwerven wordt grotendeels vastgesteld door deskundige docenten die werkveld en beroep kennen. Nu de student grotendeels zélf zal gaan vaststellen langs welke weg hij de competenties zal verwerven, zullen andere mechanismen gaan werken: hij zal niet die kennis verwerven die hem moeilijk of onaantrekkelijk voorkomt, terwijl dat vaak wel belangrijke kennis is. Het beeld van de intrinsiek gemotiveerde student die graag werkt aan zijn incompetenties zou wel eens iets te optimistisch kunnen zijn. Niet voor niets zei Descartes al: “Een mens streeft na wat genot schenkt en vermijdt wat pijn doet”.
De veronderstelling dat het onderwijs moet aansluiten bij de behoeften van de student is te eenzijdig. Het gaat er in het onderwijs nu juist om dat je eens boven jezelf wordt uitgetild en verder leert kijken dan je eigen beperkte horizon. Dat vraagt vaak om het zetten van een stap die juist niet direct aansluit bij je eigen behoefte of belevingswereld. “Leren is nu eenmaal niet altijd leuk”, zei VU-filosoof Ad Verbrugge onlangs nog in Trouw. Met niets bewijzen we de student zo’n slechte dienst als het opleuken van het onderwijs door de introductie van de fun-factor om maar zoveel mogelijk bij de behoeften van de student aan te sluiten! Een Windesheimbrochure over vraagsturing spreekt zelfs over het ‘bouwen van je eigen feestje’! Nota bene!
Gezien het te optimistische beeld van de student, het te pessimistische beeld van de ‘klassieke’ docent en het deels verdwijnen van kennis als gevolg van het werken met POP’s op basis van competenties, pleiten wij ervoor vraagsturing slechts in beperkte mate in te voeren. Om te voorkomen waarvoor historicus en filosoof Jan Drentje onlangs in de NRC waarschuwde: een kenniscultuur afbreken is simpel, haar weer opbouwen zeer moeilijk.
Johan Bootsma, Gert Broekhuis, Jan Willem Bruins, Jan Bijlsma en Hay Janssen zijn docenten aan de afdeling Sociale studies.
Inzet:
PretOnderwijsPakket.
De eerste ervaringen met vraagsturing zijn een feit. Nu wordt duidelijk dat bepaalde vakken, waarvan we vele decennia vonden dat ze voor een hbo-student van belang waren, volledig verdwijnen. Bij Sociale Studies gaat het om vakken als economie, politicologie, recht en financieel management. Deze krijgen geen plek meer in de in rap tempo gecreëerde POP’s. Studenten spreken niet voor niets al over een PretOnderwijsPakket. Gezien de veel te ruime formulering van de competenties is het bij vraagsturing altijd mogelijk moeilijke vakken te omzeilen. Om een metafoor te gebruiken die onze collegevoorzitter moet aanspreken: velen zullen straks de eindstreep van de Elfstedentocht halen, maar vraag niet hoeveel stempelhokken men overgeslagen heeft!
Artikel gepubliceerd in de Hogeschoolkrant van Windesheim.
Ben benieuwd naar de reacties
Een buitengewoon helder verhaal. De zin dat men pleit voor beperkte invoering zal wel een tactische zijn. “Jullie mogen het onderwijs wel een beetje afbreken, maar alstublieft niet helemaal”.
Positief
Een goed verhaal met een extra positief tintje: deze kritische noten mogen tenminste in de Hogeschoolkrant van Windesheim worden geschreven. Kennelijk staat Windesheim open voor dit soort meningen van docenten. En zolang er openheid is, is er hoop op verbetering. Of ben ik nu té optimistisch?
HSK
HSK is redactioneel onafhankelijk. Ofte wel, Windesheim heeft geen inzage, voor zover ik dat weet.
Maar inderdaad, het is zeer goed dat ze deze onafhankelijkheid hebben.
Historia vitae magistra
Schoolvoorbeeld
Wie kan wegkomen met de Franse slag zal dat niet nalaten en wordt daar niet op aangesproken.
Sommige vakken, waaronder alles waar internet voor nodig is, kunnen makkelijker met de Franse slag worden afgewerkt dan andere.
Leerlingen die verbaal sterk zijn, kunnen zich hoe dan ook makkelijker geflodder permitteren.
(Beatrijs Rinsema; HP/De Tijd; 22 sep 2006)